LEYDSCHE
COURANT.
1840.
VRIJDAG3 JULIJ.
BljNJNEJNLAJNDSCHE BERIGTEJV.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt
vit Zaturdag avond.
De Prys der Courant is f 13 in het jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEY DEN2 Julij.
Een persoonvroeger horoskooptrekker en planeetlezerheeft gemeend
ook als geneesheer te kunnen optreden. Er bevond zich namelijk bij deze
stad een persoondie aan eene zielsziekte laboreerde. De ongelukkige ver
beeldde zich, dat hij aan groote plagerijen bloot stond. De nieuwe geneesheer
heeft een denkbeeldig middel voorgeschreven en verklaard, dat daardoor alle
plagen verdwenen waren. Voor dat wonderdadige middel werden hem 12
uitbetaald, en daarenboven 3 voor reiskosten en tijdverzuim. Gedurende
2 dagen hield hij zich met deze genezing bezig. Doch die nieuwe loovenaar
werd ras vervolgd ter zake van opligling [escroquetie)en de Regtbank
alhier, aannemende dat hier verzachtende omstandigheden bestonden, en dat
liet toegebragte nadeel minder dan 25 francs bedroeg, maakte gebruik van
Art. 463 Wctb. van Strafregt en veroordeelde den bekl. tot eene geringe straf.
Doch het Openbaar Ministerie kwam van dat vonnis in hooger beroepen
daar liep het met den wonder-doctor minder goed af. De hoogere Regter
heeft namelijk geoordeeld, dat 12 en ƒ3 te zamen genomen, en als voort
spruitende uit dezelfde opligting meer dan 25 francs beloopten dat alzoo
de gunstige bepaling van Art. 463 ten onregte was toegepast. Het Hof heeft den
nieuw werwetschen geneesheer alzoo, naar Art. 405 W. v. Strafregtveroordeeld
tot een jaar gevangenis, 25 boete en in de kosten. Thans is de veroordeelde
tegen dat arrest in cassatie gekomen, en nu is aan den Hoogen Raad de vraag
onderworpen, of de ƒ3, wegens 2 dagen tijdverzuim, al dan niet bij de
berekening der toegebragte benadeeling in aanmerking komen moet. Zoo ja,
dan heeft het Hof teregt het vonnis des eersten Regters vernietigd zoo neen
dan heeft de Leydsche Regtbank op goede gronden uitspraak gedaan. Van
den kant des veroordeelden wordt beweerd, dat de 3 niet gegeven zijn voor
de bedriegelijke handeling, maar voor verloren tijd. Van de zijde van het
Openbaar Ministerie wordt aangevoerddut en de 12 voor de kruiden en
de 3 voor tijdverzuim, tot de bedriegelijke handeling, tot de manoeuvres
frauduleusestot de opligtingbehoorente meer daar de wonder-doctor
zich te Leyden bevond en geene reiskosten heeft gehad.
De Hooge Raad heeft den 30stcn Junij jl. in deze belangrijke zaak uitspraak
gedaan, en het ingestelde beroep in cassatie verworpen. De Raad heeft daar
bij overwogen en heslist, dat het Hof teregt geoordeeld heeft, dat er eene
schade van meer dan 12.50 was toegebragt en de 3 voor beweerd tijdver
zuim, als in verband staande tot de eerstgenoemde door bedriegelijke midde
len verkregene som, insgelijks behoort tot de manoeuvres frauduleuses
waarmede de wonderdoctor gewoon was te practiserenen is hem mitsdien
behalve het goedgekeurde recept van het Hof, nog toegediend de veroordee
ling in de kosten, in cassatie gevallen.
Gedurende de laatste zeer warme dagen, heeft men op den Hollandschen
Spoorweg eene nieuwe inrigting opgemerkt, tot wegneming van de stof, die
anders voor de reizigers zeer lastig is. Men is op het denkbeeld gekomen
om dadelijk achter de tender eene waterwagen te laten volgen, of liever eene
gewone platte transportwagenwaarop groote ijzeren waterkisten geplaatst
waren. Deze waterkisten waren voorzien van een groote kraan waaraan eene
buis van geslagen ijzer, ter grootte van eene gewone kagchelpijp welke de
geheelc breedte van den weg besloeg. Deze pijp of buis is over de geheele
lengte voorzien van kleine gaten, even als eene zeef. De kraan van deze
waterkisten geopend wordende, zoo wordt daardoor de geheele breedte van
den spoorweg, onder het rijden als door een' fijnen regen besproeid, waardoor
alle stof voor de reizigers volkomen wordt weggenomen. Het gerucht loopt
dat aan den Hollandschen Spoorweg eene uitbreiding zal gegeven worden,
door het daarstellen van eenen zijtak naar de haven van Schiedam. Sloomp.
Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn bevracht geworden de
volgende schepenals
Voor Amsterdam: Maria, Kapt. H. D. van YVijkStraat SundaKapt.
T. C. H. Koek; Elisabeth Anlhonia, Kapt. P. Bakker; Rhijn, Kapt. C. Brand-
ligtDionysia Catharina, Kapt. P. ArenspootAdmiraal van Heemskerk,
Kapt. J. F. P. A. Abbema Theodora Sara Kapt. A. van Oosteroom Wil-
helmina Arnolda, Kapt. J. 1,. Mulder; Dceima, Kapt. K. J. Bolhuis; Anjer,
Kapt. N. N.; Maria Susanna Hendrika, Kapt. J. A. Knaap; Willem Ernst,
Kapt. H. WittebolOceaan Kapt. N. D. de Boeren Java KoerierKapt.
F. G. Reinits.
Voor Rotterdam: Mary Hillegonda, Kapt. J. Martens; Twee Anthony's,
Kapt. A. Ping; Erfprinses van Oranje, Kapt. C. J. Kaleshoek, Olivier van
Noord, Kapt. J. W. Verberne; Cerara, Kapt. T. K. Veltman, van Dordrecht;
en Generaal Baron van Geen, Kapt. B. P. van Weyland, van Dordrecht.
Voor DordrechtJan van Hoorn Kapt. J. Bouten.
Voor VlissingenMinervaKapt. J. A. van Boven.
Het Haagsche Dagblad deelt het volgende levensberigt mede van den
Heer Jan Franciscus Willeins, den 24stc" Junij te Gent overleden Directeur
der Registratie en DomeinenLid van de Akademie te Brusselvan het Kon.
Nederl. Instituut en van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde, en Ridder
der Leopolds-Orde.
De dood van dien beroemden geleerde, die, om zijne uitgebreide en veel
soortige kennis, te regt algemeen werd hooggeschat, laat in de Brusselsche
Akademie eene ledige plaats, die moeijelïjk zal te vervullen zijn; de Vlaamsche
Letterkundigen verliezen aldaar in hem den vertegenwoordiger van hunne zaak.
Hem was de taak toevertrouwdom de bouwstoffen te verzamelen tot open
baarmaking van de oude Vlaamsche werkenwaartoe in 1841bij de nieuwe
zamenstelling der genoemde Akademie, de last was gegeven.
Hij was een der ijverigste Leden der Belgische Koninklijke commissie voor
de geschiedeniswaarvoor hij den Veldslag van Voeringen en de Kronijk
van Declercq uitgegeven heeft. Schrijver eener Geschiedenis der Vlaamsche
Letterkundein 1826 in 't licht gekomen, is men hem ook verschuldigd:
eene plaats- en oudheidkundige Beschrijving van Antwerpen; Maria van
Brahandeen Vlaamsch gedicht; Vlaamsche Spreekwoorden; den roman
van Reintjen de Vosin het Vlaamsch, en hij had, sedert negen jaren, het
beleid bij de uitgave van het Vlaamsche Tijdschrift hel Belgisch Museum
dat zoo veel goeds voor de zaak die hij voorstondgesticht heeft.
Hij had voorts de uitgave begonnen eener verzameling oude Vlaamsche
Liederenwaaraan hij twintig jaren gewerkt had.
Hij was eere-Voorzitter van de Maatschappij van Vlaamsche Letterkunde te
Gent, en Lid van verdienste van vele andere genootschappen.
De Heer Willems bezat eene der schoonste boekerijen van België, wat de
letterkundige wetenschap betreft, en vooral rijk aan hetgeen de Germaansche
talen merkwaardigs opleveren, welke hij grondig beoefend had. Daar vele
van die werken zeer zeldzaam zijn en men bezwaarlijk eene meer volledige
verzameling, als zijnde eene vrucht van 30 jaren vlijts, zal bijeenvinden
wordt reeds in België aangedrongen, dat de regering dezen schat aankoopc
en dien voor verstrooijing behoede. De overledene bezat ook eene zeer uitge
breide verzameling van handschriften en oude bescheidenbetreffende de Ne
derlandsche geschiedenis.
De Heer Willems was al hetgeen hij was, zich zeiven verschuldigd. Zoon
van een' Schoolmeester te Hoof, nabij Antwerpenwas hij de wereld ingetre
den als Notarisklerk in die stad hij toonde smaak te bezitten voor de poëzij
zijns lands, en werd onder het Keizerrijk wegens een Vlaamsch gedicht be
kroond later schreef hij eenige opmerkelijke dichtstukkensommige Vlaam
sche kluchtspelen, maar hij muntte bovenal uit dooreen' fijnen kritischon
geest en een' kieschcn smaak. Hem vooral heeft de Vlaamsche letterkunde
hare ontwikkeling in de laatste tien jaren te danken. Aan zijne groote kun
digheden aan zijne overgegevenheid aan al wat letteren en kunst betrof,
paarde hij de trouwe vervulling van zijne ambtsbetrekkingende edelste in
borst, den minzaamsten omgang.
Hoe bij bemind en geëerd werddaarvan getuige zijne plegtige teraardebe
stelling, op Zaturdag jl. te Gent. Zijn stoffelijk overschot werd door muzijk-
corpsen en banierdragers voorafgegaan gedragen door vertegenwoordigers van
de rederijkkamers, onder welke de Hecren van Parijs, Rcns en van Peené, en
gevolgdnaar zijn verlangen door den Burgemeester en een' Schepen der
stad, den Heer d'Hane de Potter, Administrateur-Inspecteur der Universiteit,
verscheidene Hoogleeraren bij dezelve en het Athenaeum, den Directeur en
Leeraren van het Conservatoire en bezendingen van onderscheidene inrigtingen
van Gent en andere steden.
De Heer Siret, bewaarder der Hypotheken, sprak namens zijne ambtgenoo-
tcn een laatst vaarwel aan hem onder of met wien zij hadden gearbeid en
achtcrvolgcns voerden nu het woord de Heer Serrnre, Hoogl. aan de Gcntsche