LEYDSCHE
COURANT.
1846.
N°. 64.
VRIJDAG, 29 MEI.
BINjNEJNLAJN'DSCHE BERIGTEN.
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag avond.
7
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
_7
l.EYDEN28 Mei.
In ons nommer van den Gden Maart II. maakten wij melding van de Tijd-
hewaarders, door den lieer A. Kaiser te 'silage vervaardigd. Sedert zijn die
uurwerken door den Hoogleeraar F. Kaiser en door Dr. StamkartArrondisse
mentsijker enz, te Amsterdam onderzocht, en heider waarnemingen in een
beoordeeiend Verslag, door laatstgenoemde, in N°. 18 en 19 van den Alge-
tneene Konst- en Letterbodevoor 1816, nader bekend gemaakt. Bij de
meerdere uitbreiding aan de spoorwegen hier te lande gegeven wordendeen
bij de in diezelfde mate toenemende noodzakelijkheid om op de verschillende
stations den juisten tijd aanwijzende horologiën te hebben, is het ons voorge
komen op nieuw de aandacht op de Tijdbewaarders van den Heer Kaiser te
moeten vestigen. Daar plaatsgebrek ons verhindert het Verslag in zijn ge
heel mede te deelennemen wij er het volgende uit over
Nadat de Heer Stamkart den gang van den Tijdbewaarder N°. 8 gedu
rende acht maanden door Zijn Ed. waargenomenheeft opgegevenen in
vergelijking gebragt inct twee sterrekundige Pendules en twee Tijdmeters
{zeehorologiën), alle stukken van de beste makers en van hoogen prijs, het
beste voorzeker wat ooit in dit vak gemaakt is; laat Zijn Ed. eene vergelijking
volgen, door den Hooglecraar F. Kaiser alhier, van den Tijdbewaarder N°. 10,
met de sterrekundige werken op het Observatorium te dezer stede, en ein
digt aldus:
»Het zou overtollig kunnen geacht worden, na het aangevoerde, nog iels
verder hier te willen bijvoegen; de bovenstaande getallen spreken te duidelijk
voor elk, die slechts eenigermate gewoon is op den gang van uurwerken
acht te geven, en waar getallen, dat heet, waar daadzaken ten voordeele ge
tuigen, wordt geene aanprijzing noodig. Wij willen alleen ter gunste van
meerderen, die welligt niet gewoon zijn over eenige weinige seconden, veel
min over tiende deelen ccner secondekleinighedendie in de gewone za-
mcnlcving vervallen, te oordeelen, hier nog kortclijk bet volgende aanvoeren.
»De Tijdbewaarders N®. 8 en 10 loopen gewis minder regelmatig dan de
Pendules van Kepsold en Arnold Dent, zoowel gemiddeld als van dag tot
dageven zoo ook zijn zij minder dan de Tijdmeter van Kcssels N®. 1252.
Maar gewisbet is reeds zeer veeldat de Tijdbewaarders in eenige vergelij
king komen met uurwerken, door de beste baitenlandsche makers vervaar
digd, met kunststukken, die van ƒ800 of ƒ900 tot 1,200 en meer kos
ten, terwijl voor de Tijdbewaarders slechts 70 of 80 gevraagd wordt.
Daarentegen kan de Tijdbewaarder N®. 8, voor het minst gelijk gesteld wor
den met eenen Tijdmeter, zoo als die gewoonlijk op onze schepen gebruikt
wordten wel met eenen van de besten daaruit. De prijs van zulk eenen
Tijdmeter beloopt, zoo als wij reeds opmerkten, tusschen 500 en 700.
llier tegenover slaat echter, dat de Tijdmeter vervoerd kan worden terwijl
de Tijdbewaarder aan eene vaste plaats verbonden blijft.
Volgens de getuigenis van den Hoogleeraar Kaiser, is de Tijdbewaarder
N®. 10, voor zoo ver blijken kan, niet minder goed dan de sterrekundige
slingeruurwerken van het Observatorium alhier. Hieronder zijn er nu twee,
die van Knebcl en Lcpaute, die gewis ook tusschen ƒ700 en 900 gekost
hebben, maar deze tellen reeds vele jaren ouderdom en kunnen dus, wat den
prijs betreft, nu minder in vergelijking konten. De Pendule van Mahler,
uit bet Opt. Instituut te Munchendaarentegenis nog nieuwen kost
ƒ400. Indien dan de Pendules uit dat Instituut geroemd worden, wegens
bunnen betrekkelijk zeer goeden geregeldeu gang, in vergelijking van den
prijs dien zij kostendan gewis komt deze roem in grootcre mate aan de
waargenomene Tijdbewaarders toe. Zoo dus de overige Tijdbewaarders even
goed zijn, als de Nos. 8 en 10, waaraan wij geene enkele reden vinden te
twijfelen dan kunnen wij de getuigenis niet terug houdendat die uurwer
ken allezins de geschiktheid bezitten, om te voldoen aan bet doel, waartoe
zij bestemd zijn, te weten, om, slechts eens in de drie maanden onderzocht
wordende, den tijd voor dagelijksch gebruik steeds met voldoende naauwkcu-
riglieiddat is, binnen één of twee minuten, aar. te wijzen, en wij voegen
er bij, dat zelfs liefhebbers en beoefenaars der sterrekunde, tot tijdaanwij-
zing hij bet doen van waarnemingen, een zeer voldoend gebruik van de Tijd
bewaarders kunnen maken.
aMoge der onderneming van den lieer A. Kaiser al die ondersteuning deel
achtig worden, welke een moeitevol en aanvankelijk welgelukt streven, ter
mededinging met buitenlandsche kunstenaars, in eenen tak van nijverheid,
die vroeger l>ij ons bloeide, te regt verdient."
In bet Nieuwsblad voor den Boekhandel lezen wij het volgende
»Wij vernemen dat er in Nederland een werk gereed wordt gemaakt, het
welk tot voltooijing zal kunnen strekken van dat, hetwelk thans door den
Belgischen Archivarius Gachard wordt bezorgd. De Heer Bakhuizen van den
Brink, gewezen schrijver van den Gids, een Nederlandsch letterkundige, die,
door tusschenkomst van zijne Regeringtoegang heeft erlangd tot de arohi-
ven van IVeenen, heeft van die gunst gebruik gemaakt tot het atscbrijven van
de Fransche briefwisseling van Margaretha van Parma met Koning Philips II.
Men weet dat de echte minuten der depêches van Margaretha en de oorspron
kelijke brieven des Konings, die weleer in de Arehivcn van den Baad van
State te Brussel werden bewaardin 1794 naar Weenen zijn medegevoerd
even voor de bezetting van Belgie door de Fransche legers. Er zijn van die
briefwisseling slechts onvolledige afschriften overgeblevendie ten grondslag
hebben gestrekt aan de uitgave van den Baron de ReilTeuberg, ten opschrift
voerende: Correspondence de Marguérite de Purme enz., Bruxellcs 1844, in 8°.
Volgens de inlichtingen, die wij hebben ingewonnen, zal de verzameling van
den Heer Bakhuizen van den Brink bestaan uit bijkans vijfhonderd brieven
die tusschen den Koning en de Hertogin gewisseld zijn, zonder nog tq rekenen
de daartoe betrekkelijke stukken, waaronder men eenige van het hoogste be
lang zal aantreffen, zoo als de volledige briefwisseling van de Hertogin met
den Markies van Bergen en den Baron de Montigny, tijdens hun verblijf iiz
Spanje, de briefwisseling van den Koning met den Hertog van Alba, en die
van dezen Hertog met Margaretha van Parma, sedert het vertrek van Alba
uit Spanje tot zijne komst in de Nederlanden, enz. enz.
Om zich een denkbeeld te kunnen vormen van de uitgebreidheid van deze
briefwisselingzal het voldoende zijn op te merken dat de Hertogin gewoon
lijk elke maand aan den Koning eene toezending deed, en zoodra de omstan
digheden dit vereischten, nog menigvuldiger, van een verslag van al hetgeen
in de Nederlanden voorviel. Hare depêches bestonden gewoonlijk uit vier meer
of min breedvoerige brieven; de eerste was die over staatkundigen aardof
zoo als men dien noemde, den algenteenen brief. De Hertogin bra'gt daar
toe de handeling harer regering, de overwegingen van den Raad van State,
den inwendigen toestand des lands, de onderhandelingen die met het Buiten
land gevoerd werden enz.
De tweede brief betrof de Godsdienstzaken. Daarin werden alle bijzonder
heden opgenomen over de onderhandelingen met den II. Stoel en inct de Staten
des lands over de invoering en de begiftiging van de nieuwe Bisdommen
over de voortgangen van de Hervorming en de middelendie tot stuiting
daarvan werden te werk gesteldvoorts over het gedrag van de beklceders
van kerkelijke waardigheden, der Inquisiteurs, enz.
De derde brief was de brief in zaken der geldmiddelen. De Hertogin eaf
daarin rekenschap wegens het bezigen van de staatsgelden, wegens liet beheer
van 's Konings domeinen, de onderhandelingen met de Provinciale Staten over
de onderstandgeldcn en de voorziening in de behoeften van de troepen, die in
Duitschland waren geligt enz.
De vierde brief was die, welke die van raadgeving werd geheetcnmen stelde
daarin aan den Koning de personen voor, die men geschikt achtte tot het bc-
kleedcn van opengevallen ambten; men gaf daariu berigt van de ingekomen
verzoekschriften van bijzondere personen over hunne bijzondere belangen, enz.
Uit deze bloote opgave ken men nagaan, wejk een licht deze merkwaardige
en uitgebreide briefwisseling zal verspreiden over een der meest belangwekkende
tijdperken van 's lands geschiedenis."
■s GRAVENHAGE28 Mei.
Bij besluit van den 24sten dezer, heeft Z. M. goedgevonden ter zamcnslcl-
ling van de commissie tot afneming van het examen om te worden toegelaten
op de rolle der Studenten aan eene floogeschool, of aan liet Athenaeum te Am
sterdam of te Deventer, voor het tegenwoordige jaar te benoemen:
Tot Hoogstdeszclfs CommissarisLid en Voorzitter der gemelde Commissie
den Heer Mr. F. de GreveRaadsheer in den Hoogen Raad.
'J'ot verdere Leden de Ileercn
A. van Goudoever, Hooglceraar in de Faculteit der Bespiegelende Wijsbe
geerte en Letteren te Utrecht.