LEYDSCHE COURANT. WOENSDAG, 29 APRIL. BINiNENLANDSCHE BERÏGTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zaturdag avond. l/'2 De Prijs der Courant is f 12 in het jaar de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. I.EYDEN, 28 April. Z. M. Iieeft benoemd tot Grootkruis der Orde van den Nederl. Leeuwden Minister van Staat W. H. A. C. Baron van Heeekeren van Keil, en tot Ridder dierzelfde Orde de Graaf van der Goltz, dienstdoende Kamerheer bij H. K. H. Mevrouw de Prinses Albert van Pruissen. Z. M. heeft de Heeren Mr. A. de Pinto en D. Polak Daniels benoemd tot Leden der Godsdienstige Israëlitische Schoolcommissieressort 's Gravenhage. Tot Ontvanger der in- en uitgaande regten en aecijnsen te Vlaardingen is benoemd Jhr. J. L. van Panhuys. De vraag, of de wet van 29 Nivose, 13dc jaar, betrekkelijk het ten koste van den Slaat opvoeden van een kinduit ieder gezin dat er ze ven levenden telthier te lande nog van kracht is en of, bij weigering van het bestuur, een vader van zeven kinderen geregtigd is, op grond daarvan, cene regtsvordering in te stellen, is op den 2(len April jl. voor den Hoogcn Raad bepleit, door Mr. W. Wintgens voor den eischer, C. J. Hoogland, en Mr. J. C. Faher van Riemsdijk, namens den Staat der Nederlanden. Heden heeft de Proc.-Gen. van Maanen zijne conclusiën uitgebragt, en wel ten voordcele der ingestelde vordering. In eene uitvoerige rede heeft hij aan getoond dat die wet niet door onbruik of anderzins is vervallen en cene regtsvordering oplevert, bij niet-voldoening aan derzelver bepalingen. Reeds in het begin van Januarij schreef men uit Berlijn (zie ons nom- mer van 9 Januarij) dat de Pruissische Regering tot Bisschop van Jeruzalem bad verkozen den Heer Belsonvoormalig Israëliet en thans Zendeling en Predikant der Anglicaansche kerk te Berlijn. Dit berigt schijnt echter ot be zijden de waarheidof niet meer dan een los gerucht te zijn geweestalthans in de Morning Post van den 21sten dezer leest men de volgende tijding De Wel-Eerw. Heer Samnel Gobat, Vice-Prineipaal van het Protestantsch collegie van S'. Julien op Malta, is door den Koning van Pruissen benoemd tot Bisschop van Jerusalem. Men weet, dat Dr. Alexander, de overleden Bisschop, benoemd was door Koningin Victoria, en dat het regt van benoeming beurtelings door beide Souvereinen wordt uitgeoefend. Bovenstaande keuze heeft algemeen genoegen gedaan. De Heer Gobat heeft langen tijd in Syrië gewoond, en verstaat het Arabisch volkomen. Hij zal weldra naar Engeland vertrekken, om aldaar gewijd te worden door den Aartsbisschop van Canter bury. Aanstaanden zomer begeeft hij zich naar Jeruzalemna zijne vrienden in Pruissen bezocht te hebben. 'sGRAVENHAGE, 27 April. Heden middag om half drie ure is de Koninklijke familie per extra spoor trein uit deze Residentie naar Amsterdam vertrokken. Zaturdag 11. vertrok H. K. II. Prinses Albert van Pruissen van hier over Amsterdam en Utrecht naar het Loo en vervolgens naar Duitschland. In het verslagdoor den Minister van Finantiën uitgebragt wegens het bedrag der staatsschuldop de tijdperken van 1 Januarij 1844 en van 1 Januarij 1846, (zie ons vorig nomincr) vindt men nog het volgende: De bezwaren welke de droogmaking van het Haarlemmermeer voor de schatkist zal achterlaten, zijn nog niet met juistheid te bepalen. De volgende opgaven daaromtrent zijn waarschijnlijk. Zij zijn gegrond op betgeen deswege bij het Departement van Finantiën bekend is en uit de me- dedeelingenwelke Jhr. Gevers van EndegeestVoorzitter van de Commissie voor die droogmaking, ons zoo uitvoerig als zulks hem mogelijk was, heeft gelieven te doen geworden. Daaromtrent is bij de wet in 1839 toegestaan cene geldlcening ten beloope van 8,000,000 (waarvan thans ƒ6,000,000 zijn genegotieerd) doch voor de werken alleenen zonder betaling der renten. Bij de wet van 1843 zijn de renten tot in 1845 ad 1.300,000 en nog andere werken (thans tot 180,000 opgeloopen) ten laste dier geldlee- ning gebragt. Daar komen nog bij eenige uitgaven, waarop bij het oorspron kelijke plan niet of niet genoegzaam was gerekend. Dit een en ander beloopt te zamen nog ƒ2,000,000 boven de oorspron kelijke raming der werken. Het geheel der uitgaven zal dus 10,000,000 bedragen. Het is te hopen en te verwachten dat de renten in 1846 en volgende jaren voor de oorspronkelijke leening van ƒ8,000.000 verschuldigd onder de gewone uitgaven der begrooting zullen kunnen worden gedekt. De laatste ƒ2,000,000 behoeven eerst in 1850 en 1851 voldaan te worden. Eene matige berekening stelt de waarde der te verkoopen landerijen op on geveer ƒ3,500,000, bij afloop der verkaveling achtervolgens te gelde te maken in 1853, 1854 en 1855 en het bedrag van het zoogenaamde steeds oploopende waarborgfonds, reeds in 1856 op 1,000,000. Deze baten gaandeweg gebruikende tot aflossing der geldleening zal er dus met 1856 daarop slechts 3.500,000 af te doen overblijven, en deze som, gevoegd bij de ƒ2,000,000 welke boven de genegotiëerde gelden aan dit be- langrijk werk te koste moet worden gelegd, maken eene kapitale som van 5,500,000 uit, welke ten laste van den Staat overblijft. Van deze som zal eerst in de jaren 1850 of 1851 de ƒ2,000,000 behoeven te worden uit gegeven. Er is dus voor het einde van het jaar 1850, ter zake van deze beide onderwerpen, behoefte aan 7,612,000, en verder na 1856, nog aan ƒ3,500,000. Tot dekking van deze uitgaaf zal men bij de wet kunnen aanwijzen, nog in het loopende jaar 1846: a. het thans bestaande saldo van het fonds, ƒ2,882,472.37; b. wegens domeinen in 1846 te ontvangen 1,148,379 c. de opbrengst van 1000 actiën in de Nederl. bank 1,500,000, wegens ver kochte domeinen in 1847 1,148,379, in 1848 1,148,379. Zoodat men met uit0. Dec. 1848 kan rekenen op ƒ7,827,609.37, terwijl men nog te ont vangen heeft in 1849 ƒ361,331, in 1850 361,331in 1851 ƒ333,869. Totale opbrengst 8,884,140.37. Eindelijk blijft een middel tot dekking voor de overblijvende ongeveer ƒ1,200,000, in de opbrengst van zoodanige domeingoederen, welke voor ver koop geschikt geoordeeld kunnen worden. Volgens de daarvan opgemaakte staten, kan men de waarde daarvan bere kenen op eene kapitale som van 7,945,000met welke tegeldemaking gaandeweg wordt voortgegaan. De Minister van Marine zal aanstaanden Vrijdag nog geene audiëntie verleenen. De Tweede Kamer -der Staten-Generaal heeft heden morgen ten elf ure eene Zitting gehouden. Is ingekomen eene missive van den Minister van Binnenl. Zaken, ad inter., daarbij ter voldoening aan de artt. 224 en 226 der grondwet aan de Kamer toezendende een verslag omtrent den staat van de hooge, middelbare en lage scholen en over het armwezen beide over 1844. De Centrale afdeeling brengt haar verslag uit omtrent het wets ontwerp, tot het toekennen van voordeelen aan den Franschen handel. Uit dit verslag blijkt, dat deze voordragt, wat de zaak zelve betreft, bij het onderzoek in de afdeelingen der Kamer, tot geene gewigtige bedenkingen aanleiding heeft gegeven. De beraadslagingen daarover worden vastgesteld op Woensdag. Is ingekomen de navolgende missive van den Heer Nedermeijer van Rosen thal waarvan de Voorzitter voorlezing laat doen. Mijnheer de Voorzitter! Nadat de dag der openbare beraadslagingen over het door mij ingediende voorstel was bepaald, heb ik mededeeling ontvangen van het deswege opge maakt algemeen verslag. Ik heb daaruit met leedwezen bespeurddal noch de breedvoerige toelichting der beweegredenen en strekking van mijn voorstel, noch de verwijzing op de sedert deszelfs indiening veranderde omstandigheden, de gcwenschle uitwerking ter overtuiging mijner medeleden heeft mogen uit oefenen. In dezen stand van zaken kan en mag ik van de openbare beraadslagingen geene meerdere kracht ter overtuiging verwachten en hoezeer ik hel blijf betreurendat een voorstelvan welks aanneming ik heilzame gevolgen meende te kunnen hopen de goedkeuring mijner medeleden niet heeft mogen wegdragen, zoo mag ik echter van hen geene doelloozc tijdspilling vorderen, en vindt mij dus gedrongen mijn voorstel in te trekken, aan den tijd overla tende, om de juistheid mijner beschouwingen te regtvaardigen. Ik verzoek U Hoog Ed. Gestr. om dit mijn besluit in deszelfs geheel ter kennis der Vergadering te willen brengen, enz. De Voorzitter stelt voor om deze missive voor kennisgeving aan te nemen en te doen drukken, en tevens om bet beslnit, waarbij de beraadslaging over bet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1846 | | pagina 1