en der wedstrijden, effen blaanwcn rokken met de bepaalde knoopen te dra gen. Buiten de algcmcenc vergaderingen knnnen de leden enz. der Konink lijke Nederlandsche Yachtclub ook baaitjes met eenvoudige knoopen dragen. De roeijers of matrozen, door de heeren leden van het gezelschap in dienst gehouden of gebruikt wordende, zullen aan de voorzijde hunner hoeden oi mutsen dragen K. N. Y. C. of den naam van het vaartuig waartoe zij he- hooren, en aan de baaitjes de voor dien rang van personen bepaalde knoopen. Bij een besluit van den 5dc" Januarij 1846, heeft Z. M. de regten op den in- en uitvoer van sommige artikelen, voorwaardelijk verhoogd; op grond, dat de handel en nijverheid van Nederland zeer worden benadeeld door de wetgeving van eenige Staten, alwaar een verschillend regt op den invoer van goederen geheven wordt naar gelang van derzelver herkomst ol van de plaats van afscheping, en alwaar de uitvoer van levensmiddelen wordt verboden om alzoo door gepaste maatregelen van wedervergelding de belangen van Ne derland tegen zoodanig stelsel van helling van regten op den invoer, en van verbod van uitvoer te beschermen. Onder die artikelen vindt men dat fabrijk- en stoomwerktuigen, ijzeren gereedschappen en ankers, kleederen, katoenen en linnen-manufacluren en wollen, waarvan de zes Ned. ellen minder dan één ffi wegen, bewerkte steen en vruchten bij invoer 12 ten honderd van de waarde zullen betalen. Van papier en meubelen 20 en van suiker 25 ten honderd. Wollen manufactu ren, lakens en dergelijke 90 de lOO^fÈ en alle andere wollen stoffen, waar van de 6 Ned. ellen één ffi of meer wegen 68 de 100 tD, en ruw om ge- vcrwd te worden 60; terwijl de uitvoer van artikelen naar landen waar die uitvoer verboden is, hoog belast wordt, namelijk aardappelen, erwten, boo- nen, meel en graansoorten. Ter regtvaardiging van dien maatregel leest men een belangrijk stuk in de Staats-Courant van heden, waarin onder anderen gezegd wordt dal sedert eenen geruimen tijd de strekking der handelswetgeving in Belgie, bepaaldelijk ten opzigte der Nederlandsclie belangen, met bezorgdheid is gadegeslagen. Bij eene wet van den 31slen December 1835, werd de invoer van slagtvee uit Nederland aan een bijzonder verhoogd regt onderworpen en de doorvoer daarvan naar Frankrijk aan Nederland verboden. De invoer op koeharen-tapijten en sommige wollen stoffen werd zonder reden verhoogd, en ten opzigte van den visch het invoerregt zoo onbillijk gesteld dat die invoer onmogelijk wordten dus eene bron van bestaan voor vele duizen den bier te lande moet te loor gaan, tot groot nadeel levens van de nationale zeevaart. Ook een aantal andere verlioogingen van regten hadden in Belgie plaats. De schadelijkste maatregel voor Nederland is het beginsel der diff'erentieële regten, dat hoogerc invoerregten bepaalt op genoegzaam al de voorname arti kelen van zeehandel, welke anders dan van de plaats van oorsprong werden aangevoerd, met nog onderscheidene bepalingen, alleen tegen Nederland gerigt. De vertoogen daartegenhebben geen auder gevolg gehad dan de bekende uitzondering dat gedurende twee jaren zeven millioenen ffi koffij tegen een regt van fr. 9.99, en honderd tachtig duizend ponden tabak langs de Maas, tegen het minste regt, dat bij den invoer ter zee verschuldigd is, zouden toegelaten worden. Hoe weinig die uitzonderingen ook batenwerden er echter geene maatre gelen van wedervergelding genomenomdat de Belgische regering, bij her haling den wensch had te kennen gegeven om tot eene schikking te ge raken. Na lani" verwijl werden eindelijk de verwachte eerste stappen door de Bel gische regering gedaan; doch reeds terstond rezen er mocijelijkheden over den grondslag dier onderhandelingen. De Belgische regering verlangde bij voorraad stellige voordeden; en stelde daartegen over alleen de voortduring van de uitzonderingen, met opzigt tot de koffij en den tabaken het voornitzigt cener vermindering van bet regt op de koeharen tapijten, mits dat de verlangde toezegging vóór 31 December 1845 werd gegeven; Belgie eischte dus al bet voordeel voor zich, en al bet nadeel voor Nederland bleef bestaan. Juist toen Nederland het onaannemelijke aan Belgie heeft te kennen gege ven, heeft de Belgische regering de regten op de koffij, van fr. 9,99 tot op fr. 11.50 verhoogd. Zoo zijn op de meeste goederen deze regten niet op eens, maar trapsgewijze ingevoerd, waarschijnlijk ten einde zooveel doenlijk de ge volgen te ontgaan die deze wet anders ten nadeele van den Belgischen handel en nijverheid buiten 's lands zou kunnen hebben. yVanneer men tegenover de alzoo afgeschetste strekking der Belgische han dels-wetgeving de bepalingen der Nederlandsclie wetgeving beschonwtis het onmogelijk daarin eenige aanleiding te vinden tot het aannemen der be ginselen, welke aan de eerstgenoemde ten grondslag strekken. Behalve dat de Nederl. handelswetten zich algemeen door hare groote vrij gevigheid kenmerken, zijn bij het nieuwe tarief de invoerregten van een aan tal Belgische producten aanmerkelijk verlaagd, de doorvoerregten verminderd en door dit laatste op nieuw aan Belgie een voordeel verleend voor de ge meenschap met Duitschland over de Nederlandsche rivieren. Het is waarde invoerregten op eenige weinige Belgische voortbrengselen zijn bij dat tarief eenigzins verhoogd doch geene enkele dier verhoogingen evenaart de nadcelendie voor Nederland in de Belgische wetten zijn gelegen nogtans zoekt Belgie daarin het eenige voorwendsel tot de gedeeltelijke intrek king der vroeger bestaande uitzondering. Er bestaat voor Belgiëbehalve in Frankrijkgeen ruimer uitweg voor zijne voortbrengselen dan in Nederland in verhouding tot de bevolking ver bruikt Nederland bijna viermaal meer Beigiscne producten dan Frankrijk. In 1844 werden uit Belgie verzonden, aan Belgische goederen: naar Frankrijk voor 77 millioen fr. naar Nederland 28} fr. Aan voltooide fabrikaten naar Frankrijk 24' fr. naar Nederland 18i fr. en naar America te zamen 5/^ fr. Eindelijk bedroeg de totale uitvoer van Belgie naar Nederland (Belgische ca vreemde producten) 39} millioen; dienaar America 9/^. millioen, en dus ook nog geen vierde gedeelte van den uitvoer naar Nederland en zoo verliest Belgie voor zijne fabricaten den belangrijksten uitweg uit het oog, zooveel te meer daar zijne uitvoeren naar Nederland jaarlijks aanmerkelijk toenemen, terwijl de invoeren uit Nederland in Belgie in dezelfde verhouding verminderen. Nederland heeft dus gegronde redenen om zich over krenking zijner belan gen te beklagen. Het is zoo, alle maatregelen van vergelding in zaken van handel zijn wa penen, die hem die ze aanwendt, zelven kwetsen kunnen en waarvan dus niet dan bij onvermijdelijke noodzakelijkheid gebruik gemaakt moet worden. Beeds voor geruimen tijd hebben bevoegde beoordeelaars, mannen in den handel door hunnen stand en kennis uitblinkende, erkend, dat het Belgische handelsstelsel maatregelen van wedervergelding noodig zou kunnen maken. Of na de gegevene uiteenzetting van den geest der Belgische wetgeving, de noodzakelijkheid daartoe aanwezig is, hebben wij hier niet te beslissen. Maatregelen van dien aard kunnen eerst dan gebillijkt worden, wanneer zij niet de uitvloeisels van hartstogt, maar wanneer zij het werk van de rede en van bedaard overleg zijn, en wanneer zij doeltreffend gekozen en met den noo- digen klem aangewend worden. De bepalingen van het gemelde Koninklijk besluit zijn van algemeenc toe passing doch die Staten met welke Nederland tractaten van handel en scheepvaart heeft gesloten, zoowel als die welke de goederen uit Nederland aangebragt niet zwaarder belasten dan dezelfde goederen welke uit andere landen worden aangevoerd, worden er niet aan onderworpen. Zoo dus Belgie op dit oogenhlik de eenige Staat is die daaraan onderwor pen wordt, heeft het zulks aan zijne eigene wetgeving te wijten; doch het kan ook, langs den weg der onderhandelingen, de nadeden trachten te ont gaan, die zijne nijverheid en handel anders bedreigen. Men mag zich vlei- jen dat de bereidvaardigheid, die de Nederlandsche Begering betoont om tot eene schikking te geraken, het tot stand komen van een verdrag, dat voor de stoffelijke belangen der beide Staten zoo wenschclijk mag worden be schouwd aanmerkelijk zal bevorderen. Z. M. heeft benoemd tot Kamerheercn in buitengewone dienst de Ba rons van Ittersuin en de Smeth van Deurne, beide alhier wonende. Zijne Majesteit heeft tot ridder van het grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw benoemd den Heer W. A. Baron Schimmelpenninck van der Oije, Minister van Binnenlandsche zaken. Z. M. heeft benoemd tot Substituut-Griffier bij de Arrondisscments- Regtbank te Hoorn, Jhr. Mr. A. van Akerlaken. Naar men verneemt, heeft Z. M. kwijtschelding van nog te onderga- nen straftijd verleend aan den persoon van Casper Sein, voormalig ambtenaar bij het stedelijk hestuur van Leyden, die in 1839 was veroordeeld tot tienja rige tuchthuisstraf en te pronkstelling. Met heeft Harer Majesteit de Koningin behaagd, aan de Naaischool voor behoeftige meisjes te Leeuwarden, eene gift te zenden van vijftig gulden. Door het Departement der Maatschappij tot Nut van 'tAlgemeen te Koevorden zal worden opgerigt eene bewaarschool voor kleine kinderen. II. M. de Koningin heeft toegestaan, dat Hoogstdcrzelver naam aan die bewaarschool worde geschonken. Als blijk van belangstelling in die inrigting, heeft H. M. daarvoor eene beduidende som aan het departement overgemaakt. In de zitting van den Hoogen Baad van den 2dcn dezer, is het beroep van cassatie van den Heer N. te Zutphen verworpen. De eisch had gestrekt tot verklaring dat het algemeen reglement van 1816 voor de Nederlandsche Hervormde kerk ongrondwettig en alzoo onverbindend was, zoodat het den requirant, als lid der Herv. kerk te Zutphen, allezins had vrij gestaan te weigere zich de kenzen tot diaken dier kerk op hem door den kerkeraad uilgebragt te laten welgevallen, en hij onverpligt was den bij gezegd regle ment vastgestelden uitkoop door het Prov. Coll. op 100 bepaald, te voldoen. Men verneemt, dat van wege de provincie een prijs, ten bedrage van zes honderd gulden, zal worden uitgeloofd, bij gelegenheid van de wedrennen, bij Scheveningen in dit jaar te houden. Met de werkzaamheden tot het aldaar aanleggen van de ren haan is men reeds vrij ver gevorderd. In den nacht van den 31steB December op den lslen dezer, is in het Bosch op het rijpad, gevonden de persoon van Hendrik Broekman, kermende van pijnen; oogenblikkelijk is hij voorloopig verzorgd;-bij onderzoek is geble ken en ook door II. Broekman bevestigd, dat hij door een rijtuig, waarvan de koetsier en eigenaar onbekend zijn, is overreden, zoodat zijn linkerarm is gebroken en hij eene kneuzing aan de borst bekomen heeft. Het misbruik van sterken drank schijnt de oorzaak van dit ongeluk te zijn, daar hij waar schijnlijk voorondersteld heeftdat hij zich tusschen de hoornen ter neder legde. Hij is in het Burgergasthuis ter verpleging opgenomen. Het schilderstuk van den Heer Schmidt te Delft, de lezing van het de profundishetgeen op de laatste tentoonstelling alhier geprijkt heeft, is door het Kunstverein te Keulen voor 2,000 gekocht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1846 | | pagina 2