LEYDSCHE
COURANT/.
VRIJDAG, 12 DECEMBER.
BINNEjN LANDSCHE BER1GTEN.
1845.
De Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven.
Zaterdag avond uit.
N°. 149.
De Prijs der Courant is 13 in het jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen ld
Centen afgegeven.
LEYDEN, 11 December.
Z. SI. heeft benoemd tot 2don Luitenant bij de dienstdoende Schutterij alhier,
SI1-. P. J. Cunaeus, thans Sergeant.
Dingsdag avond heeft te 'sGravcnhage een militair feest plaats gehad,
ter cere van 's Konings verjaardag, bij welke gelegenheid tevens prijzen aan
de leerlingen der militaire school werden uitgedeeld.
KATWIJK AAN ZEE, 10 December.
Vrijdag en Zaturdag 11. zijn alhier de 34 pinken, welke dit jaar ter haring-
visscherij van deze plaats zijn uitgerust geweestallen behouden van de vis-
scherij teruggekeerd. Sedert den aanvang derzelve zijn door allen te zamen
genomen, in het geheel slechts aangebragt een getal van 2,662,500 haringen,
dat is dooreengenomen per vaartuig slechts ruim 78,000. Door het geheel
ontbreken der vangst bij het stormachtige weder in het laatst van de maand
November, is (niettegenstaande de verhooging van den prijs met ruim 50
pCt., die daarvan het gevolg is geweest en voor welken de laatstaangebragte
haring is verkocht) de gunstige verwachtingwelke men vroeger omtrent
cene voordeelige uitkomst had opgevat, zeer teleurgesteld. Ook te Scheve-
ningen ishoewel meer ongelijk verdeeldde uitkomst dooreengenomen niet
beter; terwijl aldaar door 51 pinken ook te zamen slechts is aangebragt circa
4,000,000 haringen. Ofschoon dus de vangst, wel is waar een weinig beter
is geweest dan in de laatstverloopene 4 jarenin welke de visscherij over het
algemeen met groot verlies is gedreven geworden is het er echter ver van
af, de uitkomst gunstig te kunnen noemen, indien men ze, zonder nog tot
een vroeger meer bloeijend tijdvak op te klimmen, slechts vergelijkt met die
van 1836, 1837, 1839 en 1840, in welke jaren de aanbrengst te Katwijk,
dooreengenomen heeft bedragen 127,000, 106,100, 80,800 en 81,600 harin
gen per schuit. Bij zoodanig eenen gang van zaken is het te voorzien dat
de kuslvisscherij zich niet staande zal kunnen houden, te minder, alzoo de
Regering bovendien sints eenige jaren de premie verminderd heeft.
's GRAVENHAGE, 11 December.
Bij besluit van Z. HI. van den 19den Nov. 11., is bepaald dat te rekenen van
den lsten Januarij 1846 de behandeling der aangelegenheden betreffende het
toezigt over alle middelen van vervoerwederom van bet Departement van
Finantiën naar het Departement van Binnenlandsche Zaken worden overgebragt.
Uit het verslag der centrale afdeelingnopens het ontwerp van wet
betrekkelijk de Muntblijkt dat men inel genoegen de ophelderingenin het
Comité door den Minister gegeven had vernomenen erkend dat vele bezwa
ren, door de ontwikkeling van de voornemens der Regering met opzigt tot de
wijs van uitvoeringgrootendeels uit den weg zijn geruimd.
Een puntwaarop door zeer vele leden is teruggekomenbetrof de vraag
of tegen de misdaad van vervalsching van de krachtens deze wet uit te geven
papieren munt wel genoegzaam in het wetboek van strafregt is voorzien De
Regering achtte de toepasselijkheid van art. 139 van dat wetboek niet twij
felachtig. Dit heeft de groote meerderheid niet bevredigd. Zij oordeelde dat
men de toepasselijkheid van art. 139 in twijfel kan trekken, om dat tijdens
de uitvaardiging van het strafwetboek geen papieren munt bekend wasen
die misdaad door den wetgever voorzien kon wordenwaarom bij de toepassing
dier strafbepaling den regter zwarigheid zou kunnen ontmoeten. De groote
meerderheid achtte eene duidelijke bepaling daaromtrent volstrekt noodig
doch sommigen meenden dat daardoor niet genoegzaam tegen het gevreesde
kwaad der vervalsching gewaakt zou wezen, en dat de straf bij art. 139 be
dreigd, te streng is, en wilden daarom eene duidelijke bepaling ten aanzien
van het vervalschen van muntpapier, en eene mindere straf dan de doodstraf
hebben vastgesteld. Sommigen waren vóór het opnemen in de wet eener spe
ciale strafbepaling in den geest der wet van den 24sten April 1836, anderen
om art. 2 zelve dier wet daarop toepasselijk te verklaren.
Voorts hebben vele leden den wensch geuit, die in art. 2 eene grens worde
bepaald voor de bevoegdheid tot het uitgeven van papieren munt, cn aange
drongen op de wenschelijkheid eener nadere verkorting van den termijn, bin
nen welken de uitgegeven muntbiljetten zullen-w orden ingetrokken, zich te
dien opzigte mede beroepende op het bij de memorie van beantwoording te
kennen gegeven voornemen der Regeringom de successive weder-opruiming
van de hulpmunt zooveel mogelijk te bespoedigen.
Het had ook de aandacht van vele leden getrokken, dat door de Regering
niet is geantwoord op de bedenking bij het voorloopig verslag op art. 6 ge
maakt, dat in de wet behoorde te worden bepaald, dat geene afgifte door de
Ned. bank van de aan haar afgeleverde speciën of goud en zilver vermag te
geschieden dan tegen intrekking van een gelijk bedrag aan muntbiljetten.
Men betreurde dat dit punt in het antwoord der Regering onaangeroerd was
gelatendaar men niet wilde ontveinzenvoor 's hands aan het opnemen der
voorgestelde bepaling veel waarde te hechten, en dus alsnog daarop te moeten
blijven aanhouden, zoo lang niet het ondoelmatige of ongepaste dier opname
overtuigend zoude zijn aangetoond.
Verder meende men dat de contróle van de Rekenkamer, indien ze noodza
kelijk wierd geoordeeldzich mede tot de uitgifte van het papieren geld he-
hooren uit te strekken, om eenig wezentlijk nut te kunnen aanbrengen.
Na het voorloopig onderzoek van het wets-ontwerpwaaromtrent het
algemeen verslag hierboven wordt medegedeeld, zijn van Regeringswege eenige
veranderingen in deze wets-voordragt gebragt, onder anderen is de bepaling
dat men papier van ƒ2.505 ƒ1020 ƒ100 en ƒ500 zou uitgeven
vervangen door de woordenniet kleiner dan van een gulden."
In de zitting van de Tweede Kamer van heden is ingekomen eene na
dere nota van wijzigingen betrekkelijk bet ontwerp van wet tot inwisseling
van Muntspeciën. Waarin behalve eenige wijzigingen in art. 1 en 9, nog het
volgende wordt gevoegdHij die muntbiljetten nagemaaktvervakcht of
misdadig in omloop gebragt of ingevoerd zal hebbenwordt gestraft met
altijddurende dwangarbeid en bij verzachtende omstandighedenmet tij-
delijken dwangarbeid voor zooverre de straf in de provincie Limburg wordt
uitgesproken en in de overige provinciën van het Rijk met de straffen welke
den altijddurenden of tijdelijken dwangarbeid vervangen.
De beraadslagingen over dal onderwerp worden daarop begonnen. Verschei
dene leden hebben het woord gevoerd. De Heer Goltstcin behandelt 1° het
plan der inwisseling, 2° de waarborgen tot rigtige uitvoering der wet, cn
vindt zijne bezwaren tegen deze punten niet weggenomenwaarom hij er zich
tegen verklaart.
De Heer Storm zal nog nadere inlichtingen afwachten.
De Heer van Dam wenschte dat de Minister besluiten konom zijne onder
geheimhouding gegeven inlichtingen in het openbaar te herhalen in het belang
van het crediet van den Staat.
De Heer Schooneveld vreest voor vervalsching en vraagt of men, nu de Munt
allenskens zal worden uitgegevendie papieren munt niet zou kunnen ont-
beeren en wenschte er althans een maximum van bepaald te zien.
De Heer Ryckevorsel is tegen de voordragt, omdat er geen maximum voor
de uitgifte van papieren geld is bepaald.
De Heer Luzac schetst mede het groot gewigt der zaak. I)e ondervinding
beeft doen zien dat bij de hooge rente en de prijzen der effecten, de schat
kistbiljetten tot 80 pCt. daalden. De ondervinding moet ons wijs gemaakt
hebben, nopens de uitgifte van muntpapier. De verwisselbaarheid moest in
de wet opgenomen zijn. Spr. vreest anders altoos voor de depreciatie. Hij
heelt ook nog bedenkingen tegen de voordragt: hij wenschte onder anderen
den termijn van twee jaren voor hare werking te verkortenen de inroeping van
de Rekenkamer op eene andere wijze, daar hare handeling hem alsnu nietig
cn zonder waarborg toeschijnt.
De Heer Verwey-Mejan wenschte dat de inlichtingen en toezeggingen in
het Comité gedaan op papier stondenhij vreest voor het bezwijken der goede
voornemens van de Regering voor mogelijken drang der omstandigheden, maar
wil overigens de uitvoering der wet niet bemoeilijken.
Z. Exc. de Minister van Finantiën verdedigt de voordragt. Het ontwerp
wordt aangenomen met 49 tegen 6 stemmen.
Tegen hebben gestemd de Heeren: Schooneveld, van Goltstein, Verwey-
Mejan, de Monchy, van Rijckevorsel en Luzac.
Daarna wordt de Zitting opgeheven tot morgen, als wanneer zal worden
beraadslaagd over de voordragt nopens de schatkistbiljetten.
De memorie tot toelichting van het ontwerp van wet nopens de bur
gerlijke pensioenenbehelst onder anderen het volgende
Nadat het voorstel van wet op de burgerlijke pensioenenin hare zitting
van 18411842 behandeld, de goedkeuring der Tweede Kamer niet ver
wierf, heeft de regeling van dringender belangen het aanbieden van een