BüITKINL A1NDSCHE BER1GTEN. deeling, welke hier te lande nimmer regtens heeft bestaanen de zoo aan zienlijke plaatswelke de kerkelijke armbesturen in het armwezen van Neder land bekleedenbragt als van zelve de noodzakelijkheid medeom de wet te doen rusten op het beginsel, dat de uitvloeisels der godsdienstige liefdadig heid in Nederland behooren tot de voornaamste middelen om de armoede te lenigen, en dat mitsdien hij de wet de betrekking der behoeftigen ook tot die kerkelijke armbesturen geregeld moet wordenmet vermijding echter van hetgeen aanleiding zou kunnen geven, dat uit de wet voor die besturen lasten zouden voortvloeijentot het dragen van welke zij minder bestemd schijnen te zijn. Ieder stelselbij hetwelk dit beginsel uit het oog werd verloren zou de omverwerping of algeheele wijziging der inrigting van het armwezen in dit Rijk na zich slepen, en elke stap welke daartoe zoude leiden, zou, al kon die ook van eene loüter bespiegelende zijde, op eene aanlokkende wijze wor den voorgesteld voor liet minst zeer gewaagd zijn. De Regering heeft tot dit onderwerp aanleiding gevonden in de moeijelijk- heden welke de toepassing der wet van 28 November 1818, houdende bepa lingen tot aanwijzing der plaats waar de behoeftigen in den algemeenen on derstand kunnen deelen, heeft doen ondervinden. De twijfelingen en geschil len daaruit ontstaanzijn menigvuldig. Ter wering van alle twijfel en misbruiken, stelt de Regering dit ontwerp voor, nadat zij de collegien der Gedep. Staten dienaangaande had geraadpleegd, welke eenparig de herziening der wet van 1818 noodzakelijk hebben verklaard. Verder wordt het gevoelen der Ged. Staten medegedeeld omtrent het domici- liumhet bedeelen door kerkelijke en burgerlijke besturen en het verleenen van subsidiën terwijl voorts de Regering uitgaande van het verlangen om het voorhanden, onderwerp zoo volledig mogelijk toe te lichtenbij de voren vermelde raadpleging der collegien van Gedep. Staten zich niet heeft bepaald tot de algemeene vraagstukken hierboven ontvouwd. Zij heeft gemeend dat die raadpleging de meeste vrucht zou opleverenwanneer zij de gedachte dier collegien inwon over een bepaald wels-ontwerp. Onderscheidene derzelve hebben zich met het stelsel van het ontwerp in het algemeen vereenigd; de hoofdbezwaren zijn hoofdzakelijk ontleend uit de vrees, of dat de zoo omvattende behandeling der zaak als daarin voorkomt, te groote moeijelijkhedcn zou doen voorzien of dat de ontstentenis van stellig gebiedende bepalingen voor de armbesturen om onderstand te verstrekken althans wan neer zulks door hoogere administrative autoriteiten zou worden bevolende krachtige werking der wet en de bereiking van het doel hetwelk zij zou moe ten beoogen, te veel zoude belemmeren; of dat de diakoniën of kerkelijke armbesturen, bij het ontwerp, van te veel lasten uit de verzorging van behoef tigen voortvloeiende zouden worden ontheventot te groot bezwaar van de fondsen der algemeene armbesturen of der burgerlijke gemeenten. Bij het bewustzijn dat ook aan dit stelsel meer of min gewigtige bezwaren verbonden zijnzou het der Regering aangenaam zijn geweestindien zij in het aan haar medegedeelde er een had aangetroffen tegen hetwelk slechts minder gewigtige bezwaren aangevoerd konden wordendoch hij de er kende onmogelijkheid om met opzigt tot dit onderwerp eenig stelsel aan te nemen, tegen hetwelk geene bedenkingen kunnen worden aangevoerd, welke in het afgetrokkene niet van grond ontbloot zijnziet zij zich verpligt het nevensgaand ontwerp den Staten-Generaal ter overweging aan te bieden. De afdeelingcn van de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben zich heden bezig gehouden met het nader onderzoek van het wets-ontwerp betrek kelijk de Munten hebben voorts derzelver overwegingen aangevangen over de voordragt van wet nopens den accijns op de Suiker. Thans is door centrale afdeeling van de Tweede Kamer opgemaakt het voorloopig verslag, nopens het wets-ontwerp tot aanvulling der middelen over 1844 en 1845, wordende daarin opheldering verzocht en aanmerkingen gemaakt omtrent eenige punten van ondergeschikt belang. Uit het thans opgemaakte voorloopig verslag der centrale afdeeling, no pens het wets-ontwerp, tot wijziging van de begrooting voor de nationale schuld voor 1845 blijkt, dat deze voordragt algemeen noodzakelijk is gekeurd terwijl men voorts ten aanzien der bijzonderheden eenige aanmerkingen heeft gemaakt en ophelderingen gevraagd als onder anderen: mededeeiing der afre kening met Belgie wegens de 2* percents domein-losrenten; opgave van het aantal schatkistbiljetten van 1834, thans nog werkelijk in omloop zijn. Voorts is door zeer vele leden aangedrongen op vermindering van de vlottende schuld. Bepaaldelijk hebben sommigen het gevoelen te kennen gegeven, dat de 4 percents schatkistbiljetten, van 1840, ter voorziening in opkomende of tijde lijke behoeften der schatkist, thans, nu die behoefte heeft opgehouden, be hooren te worden vernietigd, te meer daar men de nu tijdelijk ingetrokken schatkistbiljetten van 1834, des vereischt als een voldoend hulpmiddel be schouwt. Men wenscht de verzekering te bekomen, dat de schatkistbiljetten van 1843 vernietigd zijn. Z. Exc. de Minister van Financiën heeft, ter voldoening aan het deswege te kennen gegeven verlangen, aan de Tweede Kamer doen toekomen een overzigt van de ontvangsten en uitgaven van het Pensioenfonds voor het tijd vak van 1 April 1836 tot ultimo December 1844; vervat in drie staten, aanwijzende A. de rekening van het fonds met de schatkistwaarvan de inhoud over eenstemt met den vroeger overgelegden staat, met dat onderscheid alleen dat alsnu afzonderlijk is aangewezen het bedrag der verleende restitutiën van bijdragen, hetwelk in den vorigen staat niet vermeld, maar waarmede de som der inkomsten verminderd wasB. de rekening met de ontvangers van het fonds; C. overzigt van en resultaat uit de beide vorenstaande rekeningen. Ook is thans vastgesteld het voorloopig verslag der Centrale Afdeeling, nopens het wets-ontwerp, wegens de bezwaarschriften in zake van directe be lastingen. Daaruit blijkt, dat men algemeen het doel heeft goedgekeurd, waarmede die voordragt geschiedt, namelijk de Fransche verordeningen op dit stuk door eene Nederlandsche te doen vervangen en de leemten in de bijzondere belastingwetten aan te vullen. Ten aanzien van het beginsel dezer voordragt, dat aan Gedep. Staten de uitspraak in zake van verkeerden of on- wettigen aanslag wordt overgelaten waren de gevoelens verdeeld. Tegen het beginsel had de meerderheid geene bedenking, doch zij zoude zich verpligt achten dat stelsel af te keurenbijaldien de uitspraken van Gedep. Staten geacht moesten worden aan de bepaling van art. 147 der Gwt ondergeschikt te zijn, waarbij den Koning het vermogen wordt toegekend om de besluiten der Staten, die met de algemeene wetten of het algemeen belang strijdig rnog- ten zijnte schorsen. Eenige leden verklaarden van een tegenovergesteld gevoelen te zijn en wilden den Koning die bevoegdheid latendaar anderzins de toepassing der belasting wetten in de verschillende provinciën ongelijk zou kunnen zijn, zonder middel om er eenheid in te brengen. Dit laatste was ook het gevoelen van zeer vele leden der meerderheid, die verklaarden geenszins de noodzakelijkheid te be twisten dat van de uitspraken van Gedep. Staten hooger beroep worde toe gestaan maar die daartoe wenschten te zien aangewezen eenig hooger en van de administratieve magt geheel onafhankelijk collegie. Vele leden hielden den wetgever volkomen bevoegdom of aan de Gedep. Staten het regt van beslissen in het hoogste ressort toe te kennenof daartoe een ander hooger collegie aan te wijzen en zulks op grond datvolgens art. 185, de judicature wegens verschillen op het stuk van alle belastingen bij de wet moet worden geregelden dit artikel alzoo geacht moet worden het 147ste art. te behecrschen. Bij het aangeboden ontwerp tot opheffing van het Fonds der Nationale Nijverheid, worden de in de jaren 18421845 uit dat fonds gedane of nog te doene uitgaven vastgesteld te zamen op 224,333.501en de beschikbare baten op ƒ271,112.65 J. Morgen zullen de afdeelingen van de Tweede Kamer het onderzoek voort zetten over het ontwerp van wet betrekkelijk den accijns op de Suiker. Men verneemt dat de middelen van vervoer, die met de posterijen tot dusverre eene afdeeling van het departement van finantiën uitmaken, met 1°. Januarij aanstaande, naar het departement van binnenlandsche zaken zullen overgaon. Uit een arrest van den Hoogen Raad, van den 18<lcn November jl., voorkomende in het Weekblad van het Regtblijkt, dat het gemelde kol- legie heeft uitgemaakt, dat een Koninklijk besluit hetwelk niet in het Staats blad is geplaatst, ot op eenige wettige wijze ter kennisse van de ingezetenen is gebragt, niet verbindbaar is. Aanstaanden Zaturdagden verjaardag des Koningszal door den voor zitter van de Tweede Kamer, aan de leden dier vergadering in den Nieuwen of Schutters-Doelen, een groot diner worden aangeboden. Des avonds zal er op 's Konings verjaardag eene gala-voorstelling in den Schouwburg worden gehouden. Voorts zal er op dien dagvoor de armen der verschillende gezindheden, eene buitengewone uitdeeling van brood en kaas plaats hebben. ROTTERDAM, 3 December. Ter vervulling der twee vacatures in de Arrondissements-Regtbank alhier, zijn door haar opgemaakt de twee volgende aanbevelings-lijsten Voor de eene: Mr. T. W. A. Beelaerts van Blokland, Substituut-Officier bij die Rcgtbank Mr. G. MeesHoogleeraar aan het Athenaeum te Deventer en Mr. A. Siewertz van Reesema Jr.Advokaat bij de Regthank alhier. Voor de andere: Mr. C. D. Beels, Regter-Plaatsvervanger bij deze Regthank Mr. A. Hoynck van Papendrccht, Advokaat alhier, en Mr. van der Houven. ZWOLLE, 1 December. De Stedelijke Regering van Deventer heeft de belanghebbenden verwittigd, dat zich aldaar bij sommige paarden een longontsteking heeft vertoond, die spoedig en dringend geneeskundige hulp vereischte. MIDDELBURG, 2 December. Ten aanzien van hetgeen wij uit Oostburg, over plaats gehad hebbende baldadigheid en ongeregeldheden op sommige hofsteden in het 4de distrikt dezer provincie, hebben gemeld, kunnen wij thans mededeelen, dat de justi tie zich dadelijk ter plaatse heeft hegeven om van het voorgevallene kennis te nemendat dientengevolge eenige gevangennemingen hebben plaats gehad en het onderzoek verder wordt voortgezet, terwijl men zich vleit dat de ge- nomene maatregelen zullen medewerkenom de voortzetting van verdere kwaadwillige daden met gepaste middelen tegen te gaan. PRUI§§EN. MUNSTER, 28 November. Men ziet de opening van den provincialen Landdag met gespannen verwachting' te gemoet, ten opzigte der gewigtige vragen over Staatsregelingvrijverklaring der Joden, vrijheid van drukpers en stichting eencr Floogcschool in deze stad,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 2