LEYDSCHE courant/* VRIJDAG, 5 DECEMBER. N 146. BÏNINEINLANDSCHE BERIGTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag cn Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt Zaturdag avond uit. /fs**' I 1 j V;v.' V,. V Kgy Do Prijs der Courant is f 13 in het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN, 4 December. De Heer P. T. H. Fromberg, Math, et Plil. Nat. Cand. der Utrechtsche Hoogeschoolen thans eerste adsistent van Professor James F. W. Johnston Hoofd-Chimist der Schotschc Maatschappij van Landbouwkundige Scheikunde te Edimburg, is belast geworden met het scheikundig gedeelte van het onder zoek naar de oorzaken en middelen tot toekomende afwending der aardappelen ziekte, welke genoemde maatschappij zich ten doel stelt. In Groot-Brittanje zijn, bij gedrukte circulaire, onderscheidene (24) vragen nopens die ziekte verspreid, en de Hooglceraar J. van der Hoeven, daartoe door den Heer From- berg, namens Professor Johnston uitgenoodigdheeft die vragen in hetNeder- duitsch vertaaldter kennisse van Vaderlandsche landbouwkundigen gebragt, die in de Staats-Courant van den 2den dezer zijn opgenomen. De Hooglceraar Mr. J. Ackersdyck, te Utrecht, heeft dezer dagen een hoogstbelangrijk stukje over Nederlands Muntwezen en de inwisseling der oude munten voor papier uitgegeven. De schrijver herinnert hoe in 1816 de zilveren standaard werd aangeno men hoe sedert altijd proeven genomen zijn om te toonen hoe men niet behoort te handelenhoe millioenen van ons nieuw zilver te Rijssel in francs werden herschapen hoe men nutteloos voor eene opoffering van 4 millioen 37 millioen zesthalven en schellingen in vijfjes veranderde, en het voordeel van de versmelting der zware aan het publiek overliet; hoe men in 1825 den gouden standaard aannamen sedert ter begunstiging der Brusselscbe bank meer dan 150 millioen goud munttebijna driemaal zoo veel als er oude zilveren munt te hermunten was. Verder wijst de schrijver de nadeelen aan van den dubbelen standaard die men in 1839 aannam, cn hoe én 6 jaren én 12 millioen, die voor de hcr- munting was opgebragtwaarvan 5 nutteloos was besteedverdwenen zijn zonder dat men nieuwe munt heeft bekomen. De schrijver houdt het er voor dat men door de uitgave van papier de be- snoeijing der oude en de versmelting der nieuwe munt wil voorkomen. De schrijver vindt het vreemd dat men het geldsnoeijen 30 jaren liet duren, en dat men het nu niet voor zoo korten tijd zou kunnen beteugelen, doch vermaant toe te zien, er geen grooter kwaad voor in plaats te stellen, en vindt ook in de vrees voor versmelting geen grond voor de invoering van papierengeld met al de schromelijke daaraan verbonden gevolgen. Hij toont aan dat de bank als instelling verre is van een zeker bewaarder te zijn. Er is, zegt de schrijver, eene kracht, waarvoor waarborgen als die der voorgestelde wet be zwijken, de drang der omstandigheden. Welke heilige verpligtingen zijn er niet door ter zijde gesteld, welke met eede bevestigde beloften er niet door verbroken1 Er is slechts één waarborg tegen de depreciatie en de nog grootere gevaren namelijk de opvorderbaarheid in waarde, en toch zullen de ongelegenheden groot zijn. De schrijver zegt hoe men nu bij den dubbelen standaard goud kon munten om spoed te maken, al verlangt de bank zilver. In 1825 toen men zilver behoorde te slaan, sloeg men goud ten gunste van de Brusselsche bank; in 1845 zou men zilver munten ter gunste der Nederlandsche De schrijver eindigt zijn stuk met nog cenige aanmerkingen omtrent voor zorgen tegen agio en het munten van kleinere munt. Zie daar een kort overzigt van een geschrift dat zeker wel de ernstige over weging verdient van allen die geroepen zijn om de zoo gewigtige zaak der invoering van de nieuwe munt tot stand te helpen brengen. Men verneemt dat ten gevolge van bet overlijden van den Hoog-Ecrw. Heer J. R. ScholtenQuaestor-Generaal der Algemeene Hervormde Synode tot nadere voorziening in deszelfs functien is opgetreden de Secretaris derzei ve de Heer P. J. Ameshoff. 's GRAVENHAGE, 3 December. H. K. H. Mevronw de Prinses Albert van Pruissen is gisteren avond in deze residentie aangekomen. Gisteren avond zijn HH. KK. HII. de Prins en Prinses van Oranje, bene vens de kinderen van Hoogstderzelver reize naar Stuttgardtin deze Residen tie teruggekeerd. In de zitting van dc Tweede Kamer der Stat.-Gcncr. van den 28s,e" Nov. 11., is ingekomen een Ontwerp van Wet betrekkelijk de ondersteuning van be- hoeftigen, verdeeld in 6 hoofdstukken, bevattende 58 artikelen. Bij het eerste wordt uitgegaan van het beginsel dat niemand regt heeft op onderstand, maar die vragen moet ter plaatse waar hij domicilie van onderstand heeft. Bij het tweede wordt bepaald dat het domicilie van onderstand die bur gerlijke gemeente is, alwaar iemand is geboren; welke bepaling van art. 39 verder in de bijzonderheden wordt ontwikkeld en toegepast. De art. 1115 spreken over het bestuur, aan hetwelk dc behoeftige on derstand kan vragen. De behoeftigendie ledematen van eene kerkelijke gezindte zijn of door doop of afstamming daartoe in betrekking staankunnen onderstand vra gen aan de kerkelijke armbesturen hunner gezindte, tot het ressort van welke hun domicilie van onderstand behoort, of zich wenden tot die burger lijke armbesturen van hun domicilie van onderstand, die bestemd zijn tot ondersteuning van hen die geen ledematen eener gezindte zijn. Minderjarige kinderen en weezen van ledematen wordenwanneer zij nog gecnc ledematen zijn, voor de toepassing van dit artikel, met ledematen gelijk gesteld. Waar burgerlijke of algemeene armbesturen bestaan, tot ondersteuning van al de behoeftigen van hun ressort zonder onderscheid van gezindte en om het even of zij al dan niet ledematen zijn, kunnen alle behoeftigen, in dat ressort aan deze onderstand vragen. De betrekking tusschen kerkelijke en burger lijke armbesturen en de bepalingen daaromtrent en bijzondere gevallen maken het onderwerp uit van art. 15 tot en met art. 22. Ten aanzien van vreemdelingenbedelaars en landloopers, krankzinnigen enz., en over degenen die niet in de toepassing der vorige afdeelingen vallen, wordt bij art. 23 bepaald dat het plaatselijk bestuur der gemeente in welke een vreemdeling wil verblijven, bevoegd is een bewijs te vorderen, dat indien hij en zijn gezin gedurende het verblijf in Nederland, onderstand mogt be hoeven het bestuur van buitenslands deswege schadeloos gesteld zal worden, cn om, bij gebreke der overlegging daarvan, de inwoning te weigerenin welk geval zoodanig vreemdeling ten koste van den Staat zal kunnen worden gebragt over de grenzen van het Rijk. Zoo dit niet.geschiedt, blijft de on dersteuning voor rekening der burgerlijke gemeente in welke hij eerst min stens gedurende acht dagen is verbleven. Art. 2428 bevat eenige uitzonderingen en nadere bepalingen deswege: De onderstand aan behoeftigen verstrekt, elders dan ter plaatse van het domicilie van onderstand, ook hangende het onderzoek naar hetzelve, moet des gevorderd, door dat domicilie tot een billijk bedrag worden teruggegeven, wanneer die verstrekking heeft plaats gehad ter zake Van ziekte of andere zeer dringende omstandigheden wordende hieromtrent verdere ophelderingen en teregtwijzingen vastgesteld in het slot van art. 29 tot en met art. 35. Voorts bevatten de volgende artikelen voorschriften omtrent de verjaring, transitoire bepalingen en eene afdeeling óver de uitspraak der geschillen. Het derde Hoofdstuk handelt over het oprigten en het omschrijven van den werkkring van burgerlijke, algemeene of gecombineerde armbesturen. Het vierde over de subsidiërt, bevat bepalingen ter beperking van dit nood zakelijk kwaad. Het vijfde handelt over de herziening der uitspraken of besluiten van plaat selijke besturen, en het zesde bevat de slotbepalingen, terwijl voorts dit on derwerp vergezeld gaat Van eene uitgebreide Memorie van Toelichting, in welker aanhef onder anderen gezegd wordt, dat, vermits eene wet betrekkelijk dc ondersteuning van behoeftigen de armoede zelve niet kan werenhaar hoofd doel strekken moet om het aanwenden der middelen tot leniging der armoede, voor zooverre die ter beschikking van besturen staan zoodanige rigting te geven, als meest strookt met derzelver wezentlijke bestemmingen met het belang van den Staat, opdat het welzijn van dezen door dc blijvende kwaal der armoede niet worde ondermijnd. Dat de Regering heeft gemeend bepaaldelijk te moéten letten op de be zwaren der wet van 28 November 1818, én andersdeels, op den aard der besturen voor huiszittende armengelijk mede op de betrekkingenwelke tusschen deze en de behoeftigen bestaanten einde de wetzooveel doenlijk in overeenstemming zij met dc zeden en gewoonten des volksbehoudens de opneming van hetgeen nuttig wezen kanen de vermijding van hetgeen na- deelig werkt. Doordoor verviel van zelf het denkbeeld eener wettelijke lie-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 1