LEYDSCHE COURANT. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt Zaturdag avond vit. MAANDAG,6 OCTOBER. De Prijs der Courant is ƒ12 in het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. BINNENEANDSCIIE BERIGTEN. LEYDEN4 October. Voor de Weduwen en Kinderen der beide verdronkene Opperliedenis bij ons ingekomen van A. H. ƒ4.van C. ƒ1.40 en nog van drie personen elk ƒ1. De prijzen van den bokking der aangekomene schuiten zijn geweest van ƒ42.tot f 48.de duizend. De Katwijkers hebben tot biertoe gelukkiger gevaren dan die van Scheveningen. Van daar zijn 51 en van Katwijk slechts 36 schuiten ter steurharingvisscherij uitgerust, en reeds zijn drie van Katwijk en nog slechts één van Scheveningen aangekomen. In de maand September zijn op den llollandschen Spoorweg vervoerd 67,264 reizigers en is 69,411,72£ ontvangen van hier waren vertrokken 9,595 personen, van 'sGravenhage 15.059, van Haarlem 15,187, van Am sterdam 22,733 de overige van de tusschenliggende Stations. De ontvangst van Januarij tot September was ƒ519,279 en het getal reizigers 506,702. Uit een uittreksel uit een brief van Suriname voorkomende in de IV. Rott. Cour. van eergisteren ontleenen wij het volgende: Drie jaren geleden werd Ds. Belting derwaarts gezonden met een paar boe ren om aan de Saramacca den aanleg tot eene volkplanting gereed te maken. Deze vermeende bij nader inzien dat de gelegenheid ongunstig waseene Com missie van wege den Gouverneur-Generaal meende het tegendeel, en de Minis ter beval voort te gaan. Ds. Betting kreeg twist met den Gouv. Gen. en in weerwil van een groot getal toegevoegde negers, ging de zaak niet vooruit. De Gouverneur schoon er slechts een dagreis van daanging er niet been geen deskundige werd den Heer Betting toegevoegd of geraadpleegd, ten laatste werd bij teruggeroepen en nu komen er in de maand Julij het ongezondste jaargetijde voor nieuwe aankomers, omdat dan de kentering der saizoenen plaats heefttwee schepen met boeren aan. De stoomboot was zonder noodzakelijk heid door den G. G. naar Curasao gezonden, alhoewel die aan de schepen be loofd wasom hen op te slepen. Hierdoor bleven zij een paar dagen aan de kust liggen, dat bij de weinige scheepsruimte onder de zon der keerkringen, reeds noodlottig moest zijn. Eindelijk werkten de schepen zelve de rivier op waarbij de boeren gansche nachten mede werkzaam warenmet het uitbren gen van ankers en trossen. Ten laatste komen zij op Voorzorg aan en zien eene rij hutten, waar men niet bij kon komen, dan na door den modder ge waad te hebben; de grond niet opgehoogd cn dus geheel vochtig; daar achter overal met ruigte begroeiden het geheel door een groot hosch omringd. Overal stond water; geen stoelen, tafels, potten om in te koken of iets voor de noodigste levensverrigtingen evenmin provisiën. Dit vonden zij in plaats van het hun beloofde, namelijk een huis en hof, een bewerkten tuin en een stuk land, gedeeltelijk beplant en daarbij een aantal vee en pluimgedierte. De boeren ontscheepten slechts ten gevolge der dringende voorstellen van Ds. Copijn. De eerste 8 dagen bestond hun voedsel alleen uit ongerezen spek- pankoeken met rivierwater. Zulk eene aankomst en voeding maakten hen natuurlijk zeer ontvankelijk voor de landziekte. Intusschen kwam ook het derde schip met Ds. van den Brandhof aan en ofschoon post Groningen er nu bij werd genomenwas er op lang na geene ruimte genoeg voor zoo vele menschen. In een der huisjes, gelegen boven een' niet goed digtgemaakten poel, waaruit de schadelijkste dampen oprezen, brak de ziekte uit, die nu reeds Ds. Copijn en zestig anderen ten grave sleepte, en waaraan nog ruim 100 lijders ter neder liggen. Ik ben er met een oud plantaadje-man geweest; nergens wordt bij de plaatsing van negerwoningen met zoo weinig overleg en zoo veel onkunde te werk gegaan, en men zou geene betere wijze hebben kunnen volgenzoo het plan geweest ware, om ziekten uitlelokken. Toen ik bij Ds. van den Brandhof was, woonde Z. Eerw. met nog 34 menschen, waarvan verscheidene ziek lagen in de Officierswoning van post Groningen een ge bouwtje, dat slechts voor eene familie is ingerigt. De Heer de Kanter, waar nemend Gouv. Generaalhaast zich om in de noodigste behoeften te voorzien maar bet kwaad is geschied. Verbeeld u dat de ziekte reeds verschillende slagloflërs telde, toen er van bier medicijnen werden gezonden zelfs daarvoor was niet gezorgd. Men verhaalt, dat de G. G., twee dagen voor zijn vertrek tijding kreeg van het uitbarsten der ziekte, doch niet alleen geene maatrege len heeft genomen, maar zelfs er geen woord van gezegd heeft aan den Heer de Kantcr, dien het dus kort daarna als koud water op het lijf viel. Mijns be dunkens is deze handelwijs onverantwoordelijk en niet minder als mensch dan als G. G. was de Ileer Elias verpligt, in zulke omstandigheden de kolonie niet te verlaten en het bestuur in handen te geven van iemanddien hij althans, in het moederland als geheel onbekwaam heeft afgeschilderd en wien de handen veel meer dan hem gebonden zijn. Nu moeten wij vreezen, dat een plan, dat voor de kolonie, onder een goed bestuur, eene bron van zegen voor de toekomst had kunnen worden, thans, door de onvergefelijkste nala tigheid en verzuim van hoognoodige voorzorgen zal verijdeld wordenmet eene ontzettende opoffering van tijd geld moeite en menschcnlevens. Nadere berigten uit Suriname, loopende tot den 3stcn Augustus j 1 over den staat der ziekte onder de Europesche kolonisten, hebben de hoop nog niet bevestigd, vroeger opgevat, dat de ziekte weldra een meer gunstigen keer zoude nemen; het getal overledenen was aangegroeid tot negen en vijftig, waaronder vele kinderen en jongelieden beneden de zestien jaren. Honderd en vijf personen waren nog ziek en vijf en vijftig herstellende. Het koloniaal bestuur beijverde zich bij voortduring om alle hulp en tege moetkoming onder zijn bereik aan de kolonisten te verleenen. Men roemt in hooge mate de houding van den weleerwaarden heer van den Brandhoff, die voortging om zijne moeijelijkc pligten met ijver cn moed te ver vullen en het voorbeeld gaf van bedaardheid en onderwerping. (Staats-Cour.) 'sGRAVENHAGE, 3 October. Z. M. beeft kwijtschelding van de doodstraf verleend aan IV. v. d. Ploeg uit de kolonie te Ommerschans, wegens brandstichting ter dood veroordeeld, en die straf veranderd in tepronkstelling ouder de galg en 20 jaar gevangenis. Z. M. de Koning wordt morgen namiddag in de Residentie terug ver wacht. Men verneemtdat het plan ter verbetering der Beek en bet water ter dezer stede, door Z. M. is goedgekeurd, en dat met de uitvoering van dit helangrijk werk de Directeur van 'sKonings Domeinen, de geachte Heer van der Spuybelast is. Reeds is een begin gemaakt met het graven van een kanaal in de duinen van Valkenbosch naar de Beek bij Hanenburgwaar ter plaatse, indien wij wel onderrigt zijn, een molen, door stoom gedreven, zal gebouwd worden. Vele arme werklieden zijn daar reeds werkzaam met gra ven tegen den naderenden winter staat bun aantal n'og vermeerderd te wor den. Een nieuw blijk, bij zoo vele, van 'sKonings niensehlievende en edele bedoelingen. Men verzekert dat de geruchten, volgens welke de heer Scbimincl- penninek als Minister van Binnenlandsche Zaken zou aftreden, van allen grond zijn ontbloot. Heden morgen is alhier plotseling overleden, de Bi. H. A. Heer Mr. Tobie Constanlin de Bordes, Commandeur der orde van den Ncd. Leeuw, Procureur- Generaal bij den Hoogen Raad der Nederlanden; welke betrekking hij sedert de instelling van dat hoogste regterlijke collegie, in 1838, met ijver en naauwgezetheid heeft vervuld. Onder verschillende betrekkingen, die hij vroe ger bekleedde, behoorde die van lid van de Tweede Kamer der Staten-Gerie- raal; terwijl de overledene van 1811 tot 1838 als Advocaat-Generaal bij het Hoog Gercgtshof te 's Gravenhage heelt gefungeerd. Men verneemt dat het, ten gevolge van een daartoe door het Oosten- rijksehe gezantschap bij ons Hof gedaan verzoek, aan den Heer Fijnje, Inge nieur van den waterstaatvergund isom zichten behoeve van eene in Oostenrijk gevestigde onderneming, te belasten met het onderzoek van in dat rijk bestaande plannen tot vereeniging van twee hoofdrivieren, de Donau en de Theiss, in Hongarije. Genoemde Ingenieur heeft daartoe eenige maanden verlof bekomen. DEN HELDER 30 September. Heden is hier door eene stoomboot zwaar beschadigd uit zee ternggebragt bet Engclscbe stoomschip Rapid, van Harlingen naar Londen, met 76 koei- jen, 150 schapen, boter, enz. Door het water, dat in het schip drong, zijn 15 koeijen omgekomen waarschijnlijk zal hierdoor voor eenigen tijd de weke- lijksche correspondentie van Harlingen op Londen gestremd zijn. UTRECHT, 1 October. Naar wij vernemen, heeft onze stadgenoot, de lieer J. G. E. Schusler, welke Z. K. 11. Prins Frederik der Nederlanden als gouverneur bij Hoogstd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 1