LEYDSCHE COURANT. 1845. N°. 113. BINNE1NLAINDSCHE BERIGTEN. Do Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt VRIJDAG, 19 Zaturdag avond uit. LEYDEN, 18 September, Bij het Bestuur der Leidsche Spaarbankis voor de ongelukkige Inwoners van Zevenbergen en Zwalne ontvangen: Van B. 1 Coup. W. I. M. J. 10. II. P. S. ƒ10.—S. ƒ3.—; Q.N. een Bankbillet 25.—E.G. ƒ5.20; A.K. 2.60; L.B. een Bankh. 40.—C. B. 1 Coup. ƒ1.98; N.N. 1 Coup. ƒ14.85; J. P. B. ƒ2.50W. V. ƒ5 J. ƒ3.—H. ƒ3.—; H. O. V. een Bankb. ƒ40.— N°. 264 N. N. een Coup. ƒ19.80. Voor de Protestanten te Zevenbergen ƒ3. van N. V. H., en is in de daartoe geplaatste Bus gestort, waarvan het bedrag later zal worden opgegeven. Ook is ingekomen voor Schipper Cornelis Hoek en zijne medgezellen van N. A. H. ƒ3. Onder dankbare vermeldingworden de ongelukkigen verder aan anderen aanbevolen. Tot aanvulling van het berigt uit Haarlem in onze vorige medegedeeld omtrent de proefmaling met den Leeghwaterll. Maandag, diene het volgende uit de St. Cour. Het werktuig heeft vijf uren achtereen, zeer geregeld, met alle de elf pompen geloopcn, en daarmede in iedere minuut, met 5 a 9 slagen, ruim 300 kubiek ellen water opgebragt. Het gebouw is vroeger en nu ge bleken tegen de werking dezer groote kracht volkomen bestand te zijn. De deugdzaamheid van bet beginsel is hiermede bewezenen er bestaat gegronde hoopdat dit groote stoomtuig in alle deele aan de verwachting zal voldoen ook wanneer de stoomkrachtwelke dusverre gematigd istot geheele ont wikkeling zal zijn gebragt, Het volgende is een uittreksel uit een door de Staats- Cour. medegedeeld verslag der Commissie van Landbouw te Groningen. I. Oorzaak en ware aard der aardappelen-ziekte. Wij gelooven niet, dat men ééne onmiddelijke oorzaak der ziekte kan opgeven, maar rekenen dat onderscheidene omstandigheden hebben medegewerkt om aan deze ziekte eene zoo geduchte uitbreiding te geven. Onder de voorbereidende oorzaken noemen wij den zomer van 1844, wan neer bij zeer langdurig regenachtig weer, juist in den tijd dat de aardappel zich het meest vormde vele, die naderhand tot poters gebruikt zijn, niet vol komen volvormd en droog uit de aarde kwamen. In de tweede plaats gelooven wijdat velen voor hunne pootaardappelen geene behoorlijke zorg dragen, dat zij die soms op vochtige bedompte plaatsen bewaren, waardoor er eene broeijing of gisting in de pootaardappelen en hier door bederf ontstaatmaar deze oorzaak kan niet algemeen genoemd worden. De meer onmiddelijke, aanleidende oorzaken, welke wij meenen dat alle te zamen hebben medegewerkt en waarvan wij geloovendat ééne derzelve alleen niet genoegzaam zoude geweest zijn om het kwaad voort te brengen zijnnaar ons inzien de volgende Het gewas stond overal buitengemeen weelderig en volsappig. Men weet hethoe al te geil gewassen of op te sterk bemeste akkers geteeld graan dik wijls aan ziekte blootstaatdie zich als roestbrandkoorn en anderemet het aanwezen van kryptogamische planten in verband staande uitslagziekten kenmerken. De hitte in den voorzomer was zoo sterkdat menschen op het veld zijn doodgebleven, de bladen van vele planten slap nederhingen en de aarde zelve, nog eenige weken daarna zoo warm was, dat het bij het wieden, aan de han den hinderde. Men heeft opgemerktdat aardappelen die toevallig op eeni- gerliandc wijze op den akker bedekt waren, zeer lang van de ziekte verschoond bleven alsook dat hoog aangeaarde planten b. y. waar dit op wijde rijen met den aanaardploeg geschiedt, iets minder van de ziekte hebben geleden. De natte weersgesteldheiddie van half Julij af tot bijna op het einde van Augustus zonder noemenswaardige tusschcnpoozen heeft voortgeduurd. De vochtigheid en het gemis van zonneschijn gaven, bij zeer volsappige en door vroege hitte overprikkelde planten eene neiging tot rotting en waren der ont wikkeling van schimmelachtige kryptogamische planten bijzonder gunstig; in zonderheid op gewassen, die in het vorig jaar, in hetzelfde tijdperk hunner ontwikkeling, aan gelijksoortige oorzaken blootgesteld waren. Het lang voort duren toch en de herhaling van dezelfde weersgesteldheid overwint ten laat ste bij den mensch merkt men het even als bij de planten opden wederstand van het organisme en brengt alzoo ziekten voort. De Prijs der Courant is f 13 in het jaar; SEPTEMBER. de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. Op zeer vele plaatsen in ons vaderland heeft men op den 21 en 22sten Julij een ongemeen stinkenden mist opgemerkt. Hoe menigmaal ontstaat bij de plant uit eene ons in hare ware natuur niet wel bekende werking des damp- krings (meestal echter tijdens sterke afwisseling van de langdurige vochtig heid en hitte) eerst honigdauwdaarna roest of andere uitslagziekten. Wij willen alzoo de mogelijkheid van de medewerking van genoemden mist tot het voortbrengen der aardappelziekte geenszins onder de onwaarschijnlijk heden rangschikken. Alle waarnemingen komen daarin overeendat de ziekte van boven aange vangen is. Van den stengel was ook doorgaans eerst het buitenste deel aangetast, zoodat er veel grond is om te gelooven dat de ziekte op het blad is ontstaan en zich van daardoor de langs de schors van den stengel nederdalende vochten aan de onderaardsche declen en hierbij weder het eerst aan de schil heelt medegedeeld. Op de bladen merkte men vlekkendoodelijke plekken opmaar ook eene soort van schimmel. Hoogst waarschijnlijk komt het ons voordat al de genoemde oorzaken te zamen der plant eene groote neiging tot verrotting en tol de vorming der schimmelplantjes gegeven hebbenen dat deze laatste eenmaal aanwezig zijndedoor de gestadige voortduring der zelfde weersge steldheid zich met die onbegrijpelijk snelle voortplanting hebben vermeer derd hoedanige wij bij deze soort van schepselen dikwijls opmerken. De naaste oorzaak of de natuur der ziekte houden wij alzoo voor eene uit slagziekte of schimmelvorming in hel bladwaardoor rotting te weeg bren gende vochten naar beneden in de plant gevoerd zijn. Het medegedeelde over den aard der ziekte stemt ook volkomen overeen met den waargenomen loop der ziekte, die zeer dikwijls op eene enkele plaats (dikwijls eene lage of bijzonder vette plek,) op den akker ontslaande, zich van daar met ongeloolblijke snelheidals door besmetting over het overig ge deelte des velds en op andere nabijgelegene akkers verspreiddeterwijl aard appel-akkers overigens droog genoeg gelegendoch aan alle kanten door bosch omslotenniet dan zeer laat door de ziekte werden aangetast. Hoogst waarschijnlijk zal èn deze schimmelsoort èn deze gansche ziekte ook vroeger wel hier te lande bestaan hebbenmaar in zulk eene geringe hoeveel heid en weinige uitgebreidheid, dat zij de aandacht-niet tot zich getrokken heeft. Dat de ware natuur der ziekte, vooral in zwammeljes, door de om standigheden in hunnen groei begunstigdmoet gezocht worden en wel be paaldelijk in eene zwamsoortdie eigenaardig op den aardappel voorkomt kan ook daaruit blijken, dat van alle andere planten, die in de nabijheid der zieke aardappelen stonden geene hijzonder is aangedaan. Wij houden de thans heerschende, vroeger meer of min opgemerkte, maar althans bij de natuurkundigen nog onbeschrevcne ziekte veel verschillende van den kanker en de schurftwelke hare zitplaats in den knol, niet in het blad hebben. De Middelen. 1°. Middelenwelke niet in onze magt staanbepaaldelijk eene andere meer drooge weersgesteldheid. 2°. Om eenen terugkeer der ziekte zoo veel mogelijk te voor komen. Hier toe rekenen wij a. De aardappelen zoo lang in den grond te laten zitten tot zij bij volko men droog weder kunnen worden uitgedolven. De ondervinding heeft velen alreeds geleerddat het uitdelven der aangestoken of althans meer of min zieke aardappelen de verrotting bespoedigt. b. Dit geldt inzonderheid de aardappelendie men een volgend jaar voor poters zal gebruiken. Men pote volstrekt geene ziekelijke aardappelen. Men zoeke de poters zorgvuldig van de gezonde struiken uit en beware die droog. c. Het loof der zieke aardappelen worde op het veld verbranden men verniele tevens alle verrotte aardappelen. d. Gronden, waar thans aardappelen staan, worden een volgend jaar, zoo dit eenigzins kaner niet weder voor gebezigddaar het mogelijk is T dat de zaden der schimmelplantjes in den grond hlijven; voorts worde de aardappel-grond met kalk bemest, omgeploegd, en blijven den winter over ongeëgd liggen, opdat de lucht en de wintervorst diep in den grond indrin gen, en in het voorjaar weder met kalk bemest, of met verdund zwavelzuur (1 deel op 100 deelen water) begoten. e. Een volgend jaar lcweeke men den aardappel alleen op genoegzaam drooge gronden, waar men in tijds door eene behoorlijke afwatering, bc- '/////Jij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 1