LEYDSCHE
COURANT.
MAANDAG, 14 APRIL.
N°. 45.
BINNE1NLANDSCHE BERIGTEN.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
Zaturdag avond uit.
De Prijs der Courant is f 13 in liet jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEIV, 12 April.
De aandacht der ingezetenen dezer stad wordt ten vervolge van een voorloo-
pig berigt, geplaatst geweest in deze Courant van den 17den Junij 1844,
nader gevestigd op eene als nu voltooide en in gereedheid gebragte inrigting
binnen het Ceciliae Gasthuis alhier.
Twee bekwame Zalen namelijk, geheel van de Stads Ziekenzaal afgescheiden,
en van cenen afzonderlijken toegang voorzien, zijn van 1°. Mei aanstaande,
op billijke voorwaardenopengesteld ter verpleging en verzorging van zieke
dienstboden, die men daarin mogt verlangen opgenomen te zien, waarom
trent de vereischte informatiën bij den Binnenvader van genoemd Gasthuis te
bekomen zijn.
Ook kunnen aldaar nog eenige personendie verlangen mogten zich tot
matigen prijs in te bestedenhetzij bij de weekhetzij als kostkoopers voor
hun leven, in het daartoe geheeel nieuw ingerigte locaal'twelk ter be-
zigtiging dagelijks open staatworden geplaatst.
Ter aanvulling en wijziging van het berigt aangaande den diefstal op
den 16,]en Maart jl. binnen deze stad gepleegd, in het Handelsblad van heden
voorkomende, wordt ons medegedeeld dat die diefstal wel gedurende de gods
dienstoefening des namiddags, doch vermoedelijk door middel van eenen val-
schen sleutel geschiedde-, dat het bedrag daarvan ruim ƒ1,700 beliep, terwijl
slechts één persoon te dier zake verdacht wordt en in hechtenis is gesteld; de
gelden op zijn land in eene holle boomstruik gevondenbeliep ongeveer 1,000.
'sGRAVENHAGE12 April.
Z. M. heeft den 9deB dezer het volgend besluit genomen:
Art. 1. Met opheffing van het in den jare 1828 ingesteld Gouvernement-
Generaal van 'sRijks West-Indische bezittingen, en van het daarmede in ver
band staande algemeen reglement op het beleid der Regering in dezelvenzal
a. de kolonie Suriname weder worden beheerd door eenen Gouverneur
b. de Gezaghebber van Curacao en onderhoorige eilanden in regtstreeksche
betrekking staan tot het Departement van Koloniën;
c. het bestuur van den Gezaghebber van Curasao en onderhoorigheden zich,
behalve tot Bonaire en Aruba, ook uitstrekken tot de eilanden St. Eu-
statiusSaba en St. Martin (Nederlandsch gedeelte).
Art. 2. Wij behouden Ons voor, om nader den tijd van ingang van het
bepaalde bij art 1 vast te stellen.
Art. 3. De bepalingenvervat in het algemeen reglement op het beleid
der Regering in de Nederlandsche West-Indische bezittingen, welke bij de
opheffing van hetzelve behooren te worden opgenomen in de plaatselijke Re-
gerings-reglementen van Suriname en Curacao en onderhoorighedenzullen
nader worden aangewezen.
X. M. heeft bewilliging verleend tot het oprigten eener naainlooze Ven
nootschap te Amsterdamonder den naam van Diamantslijperijten doel
hebbende, om door aankoop van de aldaar bestaande Diamantslijpers fabrijken,
of door aanbouw van nieuwe, zich een getal van 350 diamantslijpers-zitplaat
sen te verschaffen en die ten haren voordeele te verhuren. De maatschappij is
aangegaan voor 40 jaren; derzelver kapitaal bestaat uit ƒ350,000 verdeeld in
350 aandeden, elk van 1000.
Men verzekert dat het Koninklijke gezin zich tegen den 26sten of 27slen
aanstaande, naar Amsterdam begeven zal.
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden, is
ingekomen eene Koninklijke boodschap ten geleide van een ontwerp van wet
betreffende den tijdelijken afstand van het beheer en genot der domaniale
steenkolenmijnen te Kerkrade, aan de toekomstige concessionarissen van eenen
ijzeren spoorweg van Maastricht naar de Pruissische grenzenmet eenen zijtak
naar de voormelde mijnen.
De Voorzitter deelt mede, dat tot rapporteurs over het wets-ontwerp betrek
kelijk den regtstocstand van Limburg, door de afdeelingen zijn gekozen de
heeren: Uytwerff Sterling, Micbiels van Verduynen, Bruce, Telting en Scheers.
Na het eindigen der Openbare Zitting, is de Vergadering in Committé-
generaal bijeengekomen, waarin, op verlangen der Kamer door Exc. den
Minister van Financien nadere inlichtingen gegeven zijn nopens de aangelegen-
beid van het Muntwezen.
In den afgeloopen nacht is alhier plotseling overleden Z. Exc. de Minister
van Staat H. Merkus de Koek, Luitenant-Generaal, Kanselier der beide orden,
oud Gouverneur-Generaal van Neerlands Indien en Minister van Binnenland-
sche Zakenen Lid van de Ridderschap der Provincie Noord-Braband.
Bekend zijn de groote diensten, welke deze Krijgsoverste aan zijn Vaderland
in de Oost-Indiën bewezen heeft, vooral terwijl hij met het opperbevel onzer
krijgsmagt op Java, tijdens den heilJoozen opstand aldaar belast was.
Voorzigtigheid wist hij met onbezweken volharding te paren; en hij bezat
de gelukkige gave om, waar het kon, vertrouwen en moed in te boezemen,
overeenstemming te brengen tusschen de bewegingen op zoo verschillende pun
ten; bekend is het, hoe zeer de Opperbevelhebber, al wierden aanvankelijk
zijne beste pogingen, door den aard van den strijd zeiven, verlamd, den eer
bied en de liefde zijner onderhoorigen wist te verwerven. Als Luitenant-Gou
verneur-Generaalvan 1826 tot 1830, in een der moeijelijkste tijdperken dat
Java beleefd heeft, zullen zijn doorzigt, ijver en moed in de behartiging van
'sLands dierbare belangen, niet ligt vergeten worden.
Op de bedenkingen der Centrale Afdeeling omtrent het muntwezen
heeft de Regering geantwoord: dat de ongelegenheden van een' dubbelen
standaard niet zoo gewigtig zijn om het voorstel van wet te veranderen, dat
ook de Ned. Bank er geen zwarigheid in ziet, dien te behouden doch dat
indien men éénen standaard verkoosde zilveren de voorkeur verdiende, als
meest overeenstemmende met den nationalen rijkdom en de dagelijksche be
hoeften. Men begroot liet bedrag onzer zilveren muntspecie, op 64]. millioc-
nen. Men veronderstelt, dat de hermunting uiterlijk op het einde van
1847 volbragt zal kunnen zijn. Sedert 1839 is vervaardigd een bedrag van
ƒ9,812,125 aan stukken van 1 en van 2]^ gulden, waarvan echter zes
millioenen naar Java zijn gezonden, terwijl het overschot grootendeels bij de
N. Bank ligt.
De Regering deelt niet in de vrees, dat, bij het behoud van den dubbelen
standaard, de som voor verbetering der muntkracht, meer dan de helft te
laag zoude zijn gesteld. Zij raamt de nog bestaande ducatons op een bedrag
van ƒ1,500,000 en het verlies daarop te lijden, op 4 ten honderd; het
bedrag der guldens, daalders en drie-guldens op 16,000,000; het verlies
daarvan op 4] a 4J pCt.; het bedrag der zccuwsche rijksdaalders en on
derdeden op ƒ15,000.000; het verlies van de geheele op 5]- a 6 pCt., en
van de onderdeden op 9 pCt. (te zamen ƒ1,057,500); het bedrag der
rijksdaalders en onderdeelen op 3,500,000; het verlies van de gdieele op
8) pCt.van de halve op 7; van de kwart-rijksdaalders op 14 pCt. (te zamen
ƒ317,530); het bedrag der acht-en-twintigen op 2,500.000; het verlies
op 8 pCt.- het bedrag der gereduceerde schellingen en zest hal ven op
ƒ22,000,000; het verlies op 5J pCt.het bedrag der nog in omloop
zijnde achten en dubbeltjes op 3,500,000, en liet verlies daarvan op niet
minder dan 39 ten honderd; alles, te zamen, ƒ4,970,000, gelijk in de
voordragt is gesteld.
Voor het muntloon van ƒ900,000 rekent men 50 millioenen in 2* en
guldens stukken, en zes millioenen in en guldens te zullen aanmunten.
Drie en twintig eigenaren van Surinaamsche plantagien wonende te
Amsterdam hebben den 8slen dezer andermaal een adres bij de Tweede Kamer
ingediend, opdat de inlichtingen door den Minister gegeven, het onderzoek
hunner zaak niet benadeele; daar zij overtuigd zijn van de verwaarloozing der
Kolonie en de schending der grondwet ten haren opzigte. Uit de redevoering
des Ministers blijkt dat men hunne waarheidsliefde in twijfel wil stellen, schoon
men de waarheid zelve erkende.
Zij beweren dat de afwezigheid der eigenaren geen oorzaak van verval der
Kolonie is, daar zij voorheen onder diezelfde omstandigheid heeft gebloeid, en
dat het thans gevolgde stelsel van beheer juist aanleiding geeft tot meerdere
verhuizing en dus volgens den Minister, de Kolonie in het verderf stort, terwijl
hij door behoorlijke waarborgen de eigenaars derwaarts zou lokken.
Zij wederleggen voorts de tweede reden van verval die de Minister had op
gegeven, namelijk de wegsmelting der arbeiders door ongeschikt voedsel en te
zwaren arbeidhetgeen zelf de vertrouwde zendeling der Regering de Heer
Lans in zijne laatst uitgekomen bijdrage tegenspreekt. Zij betoogen verder: dat
al wat zij omtrent de finantiele maatregelen hebben gezegd, in weerwil der
ministeriele inlichtingen volkomen van kracht is, en blijven zich over schen
ding der wetten en ongepaste aanmatiging van den Engelschen commissaris ter
wering van den slavenhandel beklagenbewerende voorts dat de slaven niet