clc onderwerpen hebben gedacht: bruggen, wegen, schorren, dijken, polders, kanalen, enz., enz.; aan al die collegiënheemraadschappen, dijk-en pol derbesturen die alle hunne verkregen regten hebben aan al die servituten en andere bijzondere lasten en belangen? De Grondwet van 1814 had reeds, om de belangrijkheid der zaakin ons land aan dat bijzonder waterstaats bestuur een zeker constitutioneel bestaan gegeven, hetwelk men in 1815 heeft behouden. Over het algemeen kon men in het gedane voorstel geene ontwikkeling vinden, maar eene in het oog loopende afbreking van het be staande. Eenige punten in het 9de Hoofdstuk waren wel voor verbetering vatbaar, maar men wilde niet alles aan de regeling der wet hebben over gelaten en zoo op losse schroeven zetten. Xde Hoofdstuk, van hel Onderwijs en het Armbestuur. De groote meer derheid wilde het punt van het onderwijs onaangeroerd laten. Eenige leden keurden de opname in de Grondwet, dat de wet het onderwijs regelt, wel coeddoch achtten de woordenmet eerbiediging van ieders godsdienstige begrippenoverbodig. Men meende, dat het voorname doel der ontwerpers van onze Grondwet was geweestom ook de armeninrigtingen voor kinderen bestemd als gedenkteekenen van voorvaderlijke Christelijke liefde en welda digheid, in de belangstelling des Konings aan te bevelen, en kon niet inzien, dat daartegen iets was in te brengen. Xll]e Hoofdstuk, van Veranderingen en Bijvoegingen. De voorgestelde veranderingen in de artikelen deswege, hierin bestaande: 1° dat de voorgestelde wijzigingen in vereenigde zittingen met de Eerste Kamer worden overwogen, 'en 2° dat de besluiten bij (in plaats van gedeelte der tegenwoordig leden opgemaakt worden, hebben den bijval der meerderheid niet kunnen wegdra gen. Eenige leden, zich herinnerende, wat bij de herziening in 1840 is ge beurd wenschten wel eenige wijziging daargesteld te zien waarbij het onei genaardige werd vermeden, dat de Eerste Kamer, na reeds eenmaal wijzigin gen te hebben aangenomenandermaal over dezelve raadplegen zou. De ver eenigde zitting kwam hun echter minder gepast voor, uit hoofde het getal der leden van de Eerste Kamer zich in het dubbel getal leden van de Tweede zoude verliezen. Ook werd door die leden de 2de voorgedragene wijziging niet goedgekeurd men wilde het daarstellen van veranderingen en bijvoegselen in de Grondwet wel wat moeijelijk hebben gemaakt. Onderscheidene leden even wel hebben zich met de voorgestelde veranderingen kunnen vereenigen. Die leden achtten het verkeerddat eene geringe meerderheid in de Eerste Kamer nog zou kunnen tegenhouden, wat eenmaal door den Koning, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer geoordeeld was geworden verandering te behoeven en eindelijk door de dubbele Kamer met eene meerderheid van drie vierden der leden was aangenomen. Additionele artikelen. Vrij algemeen verlangde men het eerste te be houden. Eindelijk heeft men het in de meeste der afdeelingen onnoodig gevonden het laatste artikel van het voorstelbetrekkelijk de bijeenroeping van de Tweede Kamer in dubbele getaleom te beraadslagen over de vast te stellen veranderingen in de Grondwet, in deliberatie te brengen. ROTTERDAM, 28 Maart. De Stedelijke Raad heeft tot Lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland benoemd den Burgemeester J. F. Hoffmann, ter vervulling van de vacature ontstaan door de benoeming van den Heer Mr. A. F. H. Hoffmann, tot Lid der Tweede Kamer. Heden nacht is de Dordsche bootdie gisteren avond uit de haven was gehaald om heden bare dienst tusschcn die stad en deze te hervattenaldaar voor bet hoofd gezonken. Het ijshetwelk van de Merwede was komen af drijven schijnt aan dezelve zoo veel schade te hebben toegebragtdat zij is vol geloopen. Gelukkig bevond zich niemand op dezelve dan de waker, die nog aan de bel geluid beeft, doch zich, voor dat er hulp aankwam, aan wal had moeten begeven. Het schip ligt zoo diep, dat heden bij hoog water des- zelfs raderkaslen niet meer zigtbaar waren. De Moerdijksche boot heelt de dienstbeurt verrigt. AMSTERDAM, 27 Maart. Het Koninklijk Nederlandsche Instituut heeft gisteren zijne 38ste Jaarlijksche Algemcene Vergadering gehouden onder Voorzitting van den Heer Mr. J. van Hallwordende het algemeene Secretariaat waargenomen door den Heer Mr. C. A. den Te*. Na de werkzaamheden werd tot Voorzitter der eerstvolgende algemeene ver gadering aangekondigd de Heer H. II. KlijnVoorzitter der Vierde Klasse, ten gevolge waarvan de werkzaamheden van het algemeen Secretariaat zijn overgegaan op den Heer D. D. Biichler, Secretaris dierzelfde Klasse. De Eerste Klasse hield heden hare 15de openbare zitting in het gebouw des Instituuts, onder Voorzitting van den Hooggeleerden Heer C. G. C. Rein- wardt, zijnde de gewone Voorzitter, de Iloogleeraar W. Swart, daarin belet. Het Secretariaat werd waargenomen door den Hoogleeraar W. H. de Vriese. Eerst gedacht de Voorzitter de verdiensten van G overleden Leden, te weten de Heeren C. G. Ontijd, J. van den Bosch, J. F. Serrurier, N. C. de Fremery, IA J. Uylenbroek en .1. F. L. Schroder. Hierna las de Secretaris het verslag der werkzaamheden. Dit bevatte vooreerst de verrigtingen op last der Picgering omtrent zekere cementsoortkunstpouzzolane genaamd van den Kapitein-Ingenieur Camp. Dat onderzoek hadbij vergelijking met het Dordsche of Andernachsehe tras en met het Amsterdamsche kunst-cement, onder aanwending van steen- ol ook van schelpkalk geleerddat de kunstpouzzolane zeldenen als bij uit zondering. was bevonden den voorrang te hebben boven het Amsterdamsche kunst-cement en voor de Andernachsehe tras geheel moet onderdoenen al leen hij gebrek zou kunnen dienen. Nog eene andere tras-soortvan het eiland St. Eustatiusvoldeed nog min der dan de voorgenoemde kunstpouzzolaneen werd geheel afgekeurd. Omtrent het opgedragen onderzoek naar middelen om den hinder die de rook der fabrijken te weeg brengt, weg te nemen, zonder die fabrijken zelve te schadenwas de slotsomdat de mogelijkheid daartoe bestaat en de mid delen zelfs aanwezig zijn. De eigene werkzaamheden der bijzondere leden bepaalden zich tot voorlezin gen in de gewone vergaderingen door de Heeren W. S. Swart, G. Vrolik, C. G. C. ReinwardtF. KaiserA. H. van der Boon MeschJ. G. S. van Breda, G. Simons, H. C. van Hall, W. Vrolik, Wenckebach, A. van Beek, A. Brants en C. J. Glavimans. Na dit Verslag las de Secretaris het nieuwe Programma voor, waaruit bleek dat de Eerste Klasse geen antwoord op eenige vraag had ontvangen, en dat de nieuwe zich bepaalde tot de Komeet in Augustus 1844door de Vico te Rome ontdekt. Hierna hield de Hoogleeraar A. H. van der Boon Meschvan Leydeneene redevoering «over de noodzakelijkheid van de beoefening der Natuurkundige Wetenschappen voor den Landbouw in Nederland." Na te hebben aangewezen, hoe de Laudbouw bij de Ouden zich ontwikkeld heeft en in buitengewone achting stondtoonde de spreker aan hoe dezelve in Nederland zich heeft ontwikkeld, en welken gewigtigen invloed ons Land, ook in dit opzigt, op Europa heeft uitgeoefend. De spreker toonde aan, hoe bij onderscheidene vorderingen er verschillende gebreken waren op te merken, en hoe het den landbouw hier nog aan ontwikkeling ontbrak. Men wilde bij ons ook wel denzei ven verbeteren, doch de meeste pogingen moeten schipbreuk lijden op het gebrek aan kennis aan de Natuurkundige Wetenschappen, hetgeen de spre ker met bewijzen staafde. Vervolgens werd het naauw verband tusschen de Wetenschappen en den Landbouw aangewezen, met betrekking tot den oor sprong en de vorming van den grondde wasdom der plantenhet leven de geaardheid en de veredeling der dieren en het werktuigkundig gedeelte. Alleen door die kennis kunnen onbepaalde en duistere meeningen en begin selloosheid voor opgeklaarde begrippen en vaste beginselen plaats maken. Ein delijk betoogde de sprekerhoe de stoffelijke en zedelijke belangen van het Vaderland dringend vorderendat men dit vermogend middel ter vermeer dering van algemcene welvaartdat met den handel en fabrijkwezen niet in strijd behoeft te zijn, behoorlijk waardere hoe velen der aanzienlijkste land bezitters in Engeland, Frankrijk en Duitschland zich op de wetenschappen, tot vermeerdering van den bloei van hun Vaderland toeleggenen welk be lang Nederland heeft bij de handhaving, uitbreiding en vereering van het onderwijs en de verspreiding van kennis en heldere begrippen. Deze voorlezing is met veel genoegen aangehoordwaarna de Vergadering door den Voorzitter met eene korte toespraak werd gesloten. ARNHEM, 25 Maart. Het leggen der aardebaan en de bestrating van den weg van Doesburg over Doetinchem en Terborgh naar de Pruissische grenzen, is aangenomen door den Heer J. Verwaaijen alhier, voor eene som van 172,900. HARLINGEN, 16 Maart. Tegen het vallen van den avond, begaf zich van hier Rintje de Wilde, in eene kleine Noordsche Flit, slechts voorzien van een haakje, naar buiten zeewaartsten einde zoo mogelijk eenige aangesehotene vogels in te zamelen om daarmede eenigermate in de behoeften van zijn gezin te voorzien. Spoedig sleepten stroom en wind zijne broze kiel mede. Dadelijk begaven zich eenige mannen, met een goede sloep tot redding naar buiten, dan helaas! zij keerden na eenige uren terug, de duisternis had hun het opsporen belet, en de geweldige ijsgang hun tot eigen levensbehoud den terugtogt geboden. Bij het vernemen daarvan boden de Heeren Barend Visser en Zoon een hun ner sloepen aan, welke ter Groenlandschvisscherij worden gebezigd, om daarmede eene nieuwe poging te beproeven. Zondag des nachts ten een ure, hervatte men de reis een felle oostenwindbij eerie koude van 12° hield de edele redders niet terug. Na ongelooflijke inspanning komen ook deze des Maandags voormiddags te 11 ure terug, zonder den ongelukkige ergens te hebben kunnen opsporen. Nog laat men den moed niet zinken een nieuw aantal mannen is gereed den togt te hervatten, na langdurig zoeken, ziet hel geoefend zeemansoog eindelijk een stip, ja hij is het, hij heeft een doek aan zijn haakje gebonden, en overeind in de boot geplaatstde ontzettende massa ijs belet hen om nader te komen dan tot op eenen afstand van 3 a 400 elhet is onmogelijkom inet de sloep door het ijs te werken of om die er overheen te trekken. Zij hooren den armen man jammeren en geven hem door gebaren te kennen, om door het ijs heen te worstelen. Hij begrijpt henen begeeft zich op het brooze ijs, doch zinkt tot aan den hals in het water; het gelukt hem weder in zijne boot te geraken, hij beproeft tot nog twee malen dezelfde gevaarvolle reisalles vruchteloos, hij redt zich echter ten derdemale weder in zijne boot. Nu komt eene massa ijs aanzetten die ook het leven der redders bedreigt r zij wenken den verlatene hun laatst vaarwel toe, en door en door nat en af gemat, komen zij laat in den avond loopende terug, hebbende zij hunne sloep op een half uur afstands van hier op de steencn gebragt. Hoe verslagen, geeft men het echter nog niet op, er worden plannen beraamd om in den vroegen morgen van Dingsdag, eene andere sloep, voor acht dagen- geproviandeerd, op eenen hooiwagen naar Makkum te brengen; dit geschiedt. Tien wakkere gasten, (waaronder zich bevonden, welke den vorigen avond

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 2