BUITENLANDSCHE BERIGTEN. Eene som van uiterlijk 5,000,000, uit verkochte en nog te verkoopen Domeinen. In de memorie van toelichting wordt gezegddat de zilveren muntspeciën door afslijting en voornamelijk door berooving en afsnijding, meest alle op de deerlijkste wijze verminkt en in cenen toestand gebragt zijn, dat derzelver in nerlijke waarde verre gedaald is beneden die, welke zij moesten bevatten. Deze stand van zaken steeds verergerende, is het boog tijcl geworden, dat het her stel met eene vaste hand worde ondernomen. Men voedt het vertrouwen dat de opgegevene som voor voldoende mag wor den gehouden, indien, bij krachtige voortzetting van den arbeid, binnen het kortst mogelijk tijdsverloop, de verdere verslijting en verminking van de aan wezige speciën, zoodra doenlijk, kan geweerd worden; want het is altijd de aanvulling van het. steeds toenemend verlies op het nominaal bedrag, welke als het voornaamste bezwaar moet worden beschouwd. Dit bezwaar zal echter, vergelijkenderwijze, op de geheele massa niet zoo groot zijn als dat hetwelk over 1842 tot 1844 is geleden, vermits men in die jaren incer bijzonder zich met het versmelten van oude dubbeltjes heeft bezig gehouden, welke van alle speciën het meest zijn afgesleten, en het meeste verlies bij vcrrnunling opleveren. Er worden bij dit artikel driejaren voor de uitvoering gelaten, als zijnde bet niet mogelijk een juiste afdeeling van de kosten bij jaargangen te bepalen, omtrent een werk, op welks meer of min bespoedigden voortgang, onderscheidene omstandigheden nog invloed kunnen hebbenmaar het doel der Regering is bespoediging, en om gebruik te maken van den ruimen toestand van de schat kist, ten einde de zoo gewenschte verbetering, wat bet voornaamste gedeelte van den gelds-omloop betreft, daar te stellen. Het Rijk bezit duizend actiën in de iVederlandsche bank, welke thans eene waarde hebben van ongeveer een en een half millioen guldensen deze waarde wordt tot het nuttig doel dezer wet aangewezen. Er bestaat geene verpligting om die aan te houden, en het gemis der dividenden kan op het geheel der Staats-inkomsten niet van zoodanigeri invloed zijn, dat dit zou moeten terughonden van het geven dezer bestemming; bovendien zal dat ge mis niet eens, maar slechts opvolgelijk ontstaan. Het aanwezig fonds wegens koopprijzen van de domeinen, en de Staats-do- meinen zeiven, zijn thans ontheven van deu last der domein-losrenten, ver mits, volgens de bepalingen van de wet van den 25stCB Junij 1844 Staats blad n°. 28)zijn afgelost of in inschrijvingen op het grootboek van nationale schuld, rentende vier ten honderd, overgegaan. Hierdoor is een vermogend hulpmiddel beschikbaar geworden, om het herstel van het muntwezen verder ten uitvoer te leggen. Het bestaande fonds en de nog in te komen kooppenningen van reeds ver kochte domeinen, zijn meer dan voldoende om goed te maken de vijf millioen guldenswelke de uitgaven, bij de lstc en 2dc artikelen toe te staan, nog boven de andere aangewezen middelen vorderen, en het is dus hierop, dat voornamelijk bet oog is geslagen om geheel herstel van het Nederlandsch muntwezen te bereiken. Het cenig bezwaar dat ook daaruit voortvloeit, is het successief verminde ren onzer staats-inkomsten, zoo al niet van de jaarlijksche opkomsten der ver koopbare, dan althans van de renten der reeds verkochte domeinenwelk gemis echter ook niet zoo voelbaar zijn kan, om een merkelijk verlies voor de begrooting uit te maken. Men mag dus aannemen, dat bet voorgenomen herstel, vermogens die mid delen, zal kunnen bereikt, en alzoo, bij het aannemen dezer wet, een eind zal kunnen gemaakt worden aan de steeds klimmende schade voor het Rijk, aan het misdrijf dat, bij den slechten staat der oude munten, niet te weren is, en aan het gevaar hetwelk, bij verder verval der munten, ten aanzien van binnen- en buitenlandsche geldelijke betrekkingen, eindelijk zou kunnen geboren worden. Het Ontwerp van Wet betrekkelijk de onteigening ten algemeenen nutte bepaalt onder anderen, dat de onteigenende partij, op eene daartoe strekkende vordering en tegen behoorlijke schadevergoedingdoor den regter in het voor- loopig bezit kan worden gesteld, wanneer bij het Koninklijk besluit, in art. 2 der wet van den 29sten Mei 1841 vermeldof bij een daarna genomen be sluit is verklaarddat er redenen tot bespoediging van de voortzetting van het werk, of van de onteigening van eenig bepaald perceel, tot dat einde, bestaan. Dat geene vordering tot voorloopige inbezitstelling zal worden toegewezen dan tegen betaling, of, bij weigering van deze aan te nemen, tegen consig natie der somvoor schadeloosstelling bij de dagvaarding aangebodenof van zoodanige andere als de regter zal bepalen met consignatie daarenboven in beide gevallen van zoodanige som als geoordeeld zal worden tot waarborg voor de eindelijke uilkomst noodig te zijn. Terwijl voorts in de gansche regts- vorderingbij wederspraak der aangebodene schadeloosstelling en benoeming van schattersde noodige maatregelen worden voorgeschreven om alles gere geld en ten spoedigste te doen afloopen. Terwijl wanneer de voorloopige in bezitstelling bij het eindvonnis niet wordt gehandhaafd, of deze van regtswege vervaltde onteigenende partij verpligt is het perceelweder op te leveren in den staat, waarin het zich tijdeus de inbezitneming heeft bevonden, met vergoeding der kosten schaden en rentendoor het gemis daarvan veroor zaakt. Ingeval dit niet meer mogelijk mogt zijnof dat het perceelreeds bedui dende veranderingen mogt hebben ondergaanof dat het werkwaartoe de onteigening gestrekt heeftzoodanige weder-oplevering niet toelaatvolstaat de onteigenende partij met eene vergoeding van kosten, schaden cn renten door den regter te bepalenwaarbij dan de onteigenende partij regt heeft op eene rente tegen vier ten honderdsedert de voorloopige inbezittreding der onteigende partijvan hetgeen meer aan haar is toegewezen dan bij de voorloopige inbezitstelling is betaaldof in consignatie gebragt. In de Memorie van Toelichting wordt onder anderen gezegddat het be kend is, dat de bepaling, volgens welke de onteigenende partij niet in het bezit gesteld kan worden van eenig onteigend perceeldan na een definitief vonnis de grootste bezwaren heeft doen geboren worden. Art. 19 dier wet heeft wel bij uitzondering toegelaten, om als de onteige ning bijzonderen spoed vordertde voorloopige ter uitvoerlegging van het vonnis te doen uitspreken maar altijd moet dus een vonnis dat isde ge heele eerste aanleg zijn afgeloopen, om tot bezit te komen. Hiervan is op de verregaandste wijze misbruik gemaakt, genoegzaam in al de gevallen, waarin groote ondernemingen onteigening hebben gevorderd. Door eene ophooping van gezochte middelen van voorloopige verdediging, en van exceptiën van allerlei aard, of bedreiging met d ezel ven heeft men de onmatigste vorderingen tot vergoeding ondersteunden de bekoming van eeno uitspraak ten principale bijna onmogelijk gemaaktof is men ten minste geslaagd die voor een geruimen tijd te verwijderen. Inmiddels moest niet zelden de belangrijkste onderneming, tot groot nadeel van de daarbij betrok kenen en van het algemeenblijven stilstaan. En daar zoodanige vertraging óf onberekenbare schade veroorzaakteóf niet zelden onmogelijk was overeen te brengen met den aard van het ondernomen werk ten algemeenen nutte, was men gedwongen ten einde zulke vertragingen te voorkomen of te doen ophoudenaan de onredelijkste eischen toe te geven. Hierdoor zijn zeer dik wijls niet, gelijk dit de wet wil, billijke ruime schadevergoedingen, maar tegen haren geest en alle billijkheid woekerwinsten verkregen. Zoodanige misbruiken behooren geen plaats meer te kunnen vindenen bet beste zoo niet het eenige middel daartegen schijnt gezocht te moeten wor den in eene voorloopige in bezitstelling van het te onteigenen perceel, tegen behoorlijke vergoeding, niet slechts na bet eindvonnis ter eerster aanleg, maar bij den aanvang van het regtsgeding, of gedurende des- zelfs loop. Dit hulpmiddel is voorzeker niet in strijd met de bij ons bestaande instel lingen en verordeningen. Het wordt in de meeste wetgevingen op de onteige ning aangetroffen. De ervaring heeft bij de groote werken van algemeen nut de behoefte daaraan doen kennen, en de uitkomst heeft de goede werking daarvan zoo zeer bewezendat de navolging van die voorbeelden niet slechts raadzaam maar tot pligt is geworden. De strekking van het aangeboden ontwerp van wet is, om in deze onmis kenbare behoefte te voorzienen men durft vertouwendat dit de goedkeu ring der Statcn-Generaal zal wegdragendie reeds getoond hebben dit aange legen onderwerp zich te willen aantrekken. Verder wordt in de Memorie de wijze van procederen ten deze, nader in de bijzonderheden ontwikkeld en het nut van derzelver bepalingen aange wezen. ROTTERDAM, 7 Februarij. De Heer W. van Houten alhier heeft onlangs aan Z. M. een betoog aange boden, waarbij aangetoond wordt het noodzakelijke, dat stoombooten van goede sloepen behooren voorzien te zijn, om in tijd van nood als redmiddel te kunnen dienen. Dit ontwerp heeft veel bijval gevonden en er zal waarschijnlijk gevolg aan worden gegeven. URK, 5 Februarij. De kinderziekte is hier opgehouden en zelfs de tegenstand tegen de vaccine bij de afgescheidenen door de ijverige pogingen van D<'. Heinsins grootendeels opgehouden. Van de ingezamelde gelden, 3,700 beloopende, wordt nog bij voortduring onderstand aan de verarmde bevolking verleend, daar tot dus verre de hoop der visschers, om hun beroep spoedig te hervatten, dóór het strenge winterweder verhinderd is. GRONINGEN, 6 Februarij. Te Bedum is den 3dcn dezer een gemaskerde optogt gehouden, door een groot aantal jongelieden van dit groote dorp, voorstellende: een' Turkschen Pacha te paard, omringd door zijne hoftrawanten en verdere onderdanen. Des avonds was er een gemaskerd bal, waarop bijzonder elf smaakvol gekleede kinderen uitmuntten. 00§T-INDIE. BATAVIA, 25 October. Eene vriendelijke hand heeft ons het volgend uittreksel uit een brief van Macao, van 24 Julij medegedeeldi Verschrikkelijk zijn de verwoestingen die de overstroomingen der rivieren in bet noorden van China en in de omstreken van Canton hebben aangerigt: duizenden en duizenden zijn daarbij omgekomen en de veroorzaakte schade is onberekenbaar. De Mandarijnen houden alle bijzonderheden zoo veel mogelijk geheimomdat zijzoo bet ter ooren kwam van den Keizeraansprakelijk zouden worden gesteld voor het bezwijken der dijken. De berigten echter welke men van particulieren verneemt zijn ontzettend. Kinderen werden door de ouders in vaten en bakken in de rivier geplaatst, op hoop dat zij zoo doende nog zouden gered wordenterwijl men een aantal doodgehongerde menschen in de hoornen heeft gevonden. Verschillende met personen opgevnlde booten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 2