LEYDSCHE COURANT. MAANDAG, 3 FEBRUAR1J. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt Zuturdag avond uit. De Prijs der Courant is f 13 in het jaar; de afzonderlijke rummers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN, 1 Februarij. Heden is alhier de verjaardag van H. K. H. Prinses Frederik op de ge bruikelijke wijze herdacht. Men verneemt met genoegen, dat den Heer C. W. Opzoomer, Candidaat in de Letteren en Regten, het Gouden Eermetaal is toegewezen, wegens de beantwoording der door de Juridische Faculteit aan de I.eydsche Hoogeschool ten vorigen jare uitgeschreven Prijsvraag uit het Romeinsche regt. AVij lezen in de Nieuwe Rotterd. Cour.dat den 25ster' dezer aan deze Hoogeschool in de Medicijnen zou gepromoveerd zijn de Heer van Genderen Stort, in onze Courant staat boven dit artikel, onder ons gewone opschrift Academie- NieuwsPromotie aan de Groningsche Hoogeschool. Hoewel wij, als zelf alles behalve onfeilbaar, geene abuizen in andere Couranten zouden opzoeken, om die aan te wijzenwetende hoe ligt eene verzinning mogelijk isvonden wij ons genoodzaakt, daar onze Courant er bij wordt aangehaald, deze teregtwij- zing te doenopdat die Heer niet den schijn heblie van op hetzelfde uur te Groningen en te I.eyden te zijn gepromoveerd. Thans is gedrukt de memorie van toelichting, behoorende bij het voor stel tot herziening der Grondwet. Op den voorgrond plaatsen de voorstellers dat de Grondwet, terwijl zij noodzakelijk eene verandering eischt, op geen dwang van omstandigheden moet wachtenwaarbij geene vrijheid van wil meer geldt. Intusschen bleven wij zoo na bij het bestaandealszonder aan de eischen eener noodige verbetering te kort te doen, mogelijk scheen. »Zoo hebben wij ons onthouden, zeggen zij, eene algemeene betere schikking in de Grondwet voor te stellenwaardoor onderscheidene hoofdstukken geheel waren weggevallen. Waar het enkel op den vorm aankomt, besluite de over weging, dat oude bekende wanorde soms gemakkelijker is, dan nieuwe orde. «Onderscheidene bepalingen der Grondwet, die uitsluitend aan voorleden tijd behoorenliet men evenwel staan om zelfs de sporen der geschiedenis niet zonder reden uit te wisschen. Ons oogmerk was vooral juiste omschrijving van regten, wier onbestemde uitdrukking zoo menige leemte en duisternis in onze Staatshuishouding heeft veroorzaakt. Het doel eener geschrevene Grondwet wordt gemist, indien de omtrekken niet duidelijk zijn getcekend. AA'at kan men van eene wetgeving hopen, welker hoofdbeginselen duister of dubbelzinnig zijn? «De Grondwet moet, gelooven wij, niet zelve gewone wet, maar beginsel en regel voor de gewone wet zijn. Om echter alles uit de Grondwet te doen verdwijnen wat aan de gewone wet zou kunnen worden overgelaten, wierd een geheel nieuwe aanleg van Grondwet vereischt. AVij achten dit'onraad zaam dewijl onze wetgeving tot hiertoe noch zoo vaardig, noch zoo gestadig was, dat zij niet in zeer vele opzigten een prikkel of regtstreeksche aanleiding van wege de Grondwet zou behoeven." Vervolgens worden de onderscheiden artikelen meer of min uitvoerigtoe gelicht en de voorgeslagene wijzigingen verdedigd. Zoo wordt b. v. de wijziging nopens het burgerschap en vreemdelingenregt de naturalisatie enz. aangedrongen. Burgerschapsregt (zeggen de voorstellers) is een regt van regering dat de vreemdeling in den Staat niet behoort te hebben.'' Art. 7 der Grondwet bedoelt waarborg, dat de hoogste publieke betrekkingen niet dan door inboorlingen met land en volk en staat innig gemeenzaam, worden vervuld, doch de waarborg is zonder kracht, en het voorregt van den inboorling zonder grondzoo de benoemdeschoon binnen het Rijksgebied geborenvervolgens buiten Nederland kan leven en eerst we der op bet tijdstip der benoeming ingezeten behoeft te zijn. Hel bijgevoegde vereischte eener inwoning bijv. van tien jaren vóór de benoeming doet het voorschrift van art. 7 aan zich zelf beantwoorden." AVat de magt des Konings betreft (art. 38), wordt onder anderen gezegd: De verantwoordelijkheid der Ministers sluit die van den Vorst geenszins uit. De Ministers zijn verantwoordelijk voor hunne eiyene handelingen of voor die handelingen van regering, waaraan zij deel namen. »Dat de persoon des Konings in de verantwoordelijkheid voor de regeringshan delingen, die Hij pleegde, niet worde betrokken; dat het oordeel over die handelingen vrij zijzonder hem persoonlijk te treffenhiertoe strekt de regtsregelwelken mendewijl hijom stellige regtskracht te hebbendoor de Grondwet van den Staat moet zijn gevestigd, hier inroept." i 11 1 Nopens art. 41 wordt gezegd: «Bij de 3dc alinea wensehten wij de hoogst- gewigtige grondstellingdat de kroon alléén gescheiden van de twee andere takken der wetgevende magt, het Rijk door bekrachtigde traktaten wel vol- kenregtens, doch niet staatsregtensverbindt, zuiver en rond te zien erken nen. De Grondwet moet boven allen twijfel verheffenof bepalingendie op zich zelve slechts door de wet kunnen worden gemaakt, zoo min in als buiten een verdrag zonder toestemming der Staten-Generaal mogen worden vastgesteld. De vorm toch van verdrag doet hier niets af; hij kan aan de Kroonten aanzien van de innerlijke regeling van den Staat of van de reg ten en pligten zijner ingezetenenniet méér magt gevendan zij buiten dien vorm heeft." Nopens art. 43 wordt gezegd: Rij uitsluitingin de lste alinea van art 59 kan tot de wezenlijke kracht van opperbestuur niets afdoenmaar is de greep van allerlei misvatting, voorwendsel eener geenszins grondwettige Regering geworden. «De beperkingen der wetgevende magt in de twee volgende, ten jare 1840 bijgevoegde, alinea's, koint het hoogst noodig voor, te doen wegvallen. «Mededeeling der laatst ingekomene staten van ontvangsten en uitgaven is zonder beteekenis, wanneer het onderzoek dier stukken bij de vertegenwoor- diging geen invloed op hunne inrigting en vaststelling mag hebben. Mede deeling aan de Staten-Generaal, onder voorwaarde dat zij niet oordeelen of dat hun oordeel werkeloos blijvestrijdt met hunne roeping evenzeer, als met het stelsel der ministeriële verantwoordelijkheid. «Het voorschrift, dat het gebruik van liet batig slot, beschikbaar teil behoeve van het moederlandbij de wet zal worden geregeldis de zon derlingste hegocheling, die in eene Grondwet ooit plaats vond. Het batig slotbeschikbaar ten behoeve van het moederlandzal toch wel eene Staatsinkomst zijn, in hoe engen zin men dit woord ook neme. Gebiedt nu de Grondwet het gebruik der Staatsinkomsten over 't algemeen bij de wet te regelen, waartoe dit in 't bijzonder verzekerd van het ten behoeve des moederlands beschikbare batig slot der koloniale begrooting? Zoo het voor schrift te pas kwam, het behoorde in de laatste afdeeling van het Illdc hoofd stuk, niet hij art. 89. Wat toch beeft de regeling van het gebruik van middelen, ten behoeve van den Staat hier te lande beschikbaar, te doen met het opperbestuur der koloniën? Hetzelfde, wat hier wordt bevolen, geschiedde ook vóór 1840, wanneer de Koning een overschot der koloniale ontvangsten in het ontwerp van wet der Rijksmiddelen deed opnemen. Of er een batig saldo zij, en welk, de bevoegdheid om dit na te gaan wordt aan de Staten- Generaal ontzegd; het wordt door ecu te dezen aanzien oppermagtig boven alle aansprakelijkheid verheven gouvernement bepaald." Ad art. 51 wordt o. a. in het midden gebragt, dat het Koninklijk regt tot ontbinding der Tweede Kamer onmisbaar wordt geoordeeld om te doen kennen, of de tegenstand, dien de voorstellen of maatregelen der Kroon aldaar ontmoeten, een blijvende, nationale tegenstand zij; dat het middel om de rneening van het verstandigste deel des volks te toetsen dat van algemeene nieuwe verkiezingen is, waardoor de weg tot algehecle verandering van het personeel der Kamer is geopend. Aangaande den Raad van State (art. 52) wordt o. a. gezegd, dat die Raad naar de meening der voorstellersmoest worden ingerigt bij de wet, behalve als Regerings-Raad van de Kroon en van ieder ministerieel departement in 't bijzonder, lot gewone werkplaats, waarin de wetten en besluiten wierden opgestelden tot hoogslen regterlijken aanleg voor geschillen van bestuur. 's GRAVENHAGE31 Januarij. Z. M. de Koning is gisteren namiddag, omtrceks half twee ure, uit Tilburg in deze Residentie teruggekeerd. Z. M. heeft benoemd tot Kanton-Regter te Schiedam, Mr. J. A. Vaillant. De Minister van Finantiën heeft onder dagteekening van 30 Januarij 11. hekend gemaakt, dat van de gelegenheid, welke, ten gevolge van 'sKonings besluit van den 2den dezer, van den 8sten tot en met den 28sten dezer heeft opengestaan, lot vrijwillige verwisseling van 5 in 4 pCt. Nationale Schuld, deze laatste tegen den prijs van 98| ten honderdis gebruik gemaakt van een kapitaal van ƒ9,449,000. Nog heeft die Minister bekend gemaakt, dat den 30steD voor 2,571,800 I is deelgenomen aan de verwisseling in 4 pCts. schuldbrieven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1845 | | pagina 1