E^ftELANII. LONDEN25 September. De Morning Herald bomt door zijne correspondentie terug op dc voor- genomene vestiging van Engeland op de landengte van Suez. Engeland ■wil geen vergrooting van grondgebiedhet ziet niet met een begeerig oog naar zijn aandeel in de overblijfselen van het rijk, maar het kan anderen niet toe laten om zich van Egypte meester te maken en zijne gedurige gemeenschap met de Engelsche Oost-Indiën te versperren. Het gedrag van Engeland in 1840, was de wegwijzer van die.staatkunde. Zal men gelooven dat het trac- taat alleen gesloten is geworden om Frankrijk achterdocht te geven, of dat Engeland er in zou hebben toegestemd om zijne staatkunde te wijzigen met het eenig doel om de Porte genoegen te geven door de teruggave van Syrië! Neener waren zwaarwigtigcr belangen in het spelen behalve hel erkende traktaat van 1840 bestond er zeker nog eene geheime overeenkomst omtrent de aanstaande verdeeling van het Ottomannische Rijk en de uitsluiting van Frankrijk uit de Levant. De hooge diplomatie alleen was in het geheim van die plannen. In 1830 legde men de grondslagen van een toekomstig tractaatuit kracht waarvan wat er ook in de andere deelen van het Turksche Rijk mogt voorvallen En geland zich eenen vrijen doortögt in Egypte en de heerschappij over de Roode zee verzekerde. Weinig tijds daarna bemagtigde Engeland Adeneene haven op de uiterste grenzen. Het bezit van Suez is het natuurlijk gevolg van deze daad. Het is onze pligt om te waken dat er geen vijandig belang tusschen ons en Alexandrië ontstaaten wat er ook van den vorm der zaak zijzeker gaat het dat zij voor werkelijk bestaande wordt gehouden. Het is zeer duidelijk, dat wij ons eenen vrijen overtogt van Alexandrië naar Suez verzekeren als ook het beheer over de Roode Zee door onze stellingen van Suez en Aden. Behalve de belangen der menschheid is Engeland in zeer groote belangen in Indie betrokken. Engeland moet zich gereed houden, wanneer de schaduw des troons van den Sultan zal zijn voorbijgegaan, te zeggendeze weg is voor mijen geene magt ter wereld zal zich tusschen mij en den grooten weg van het Oosten plaatsen. Het is duidelijk, dat in onze geheele Oostersche staatkunde Frankrijk hoe genaamd niets geldtomdat het geen vasten voet in de Levant heelten de Groote Mogendheden hebben geen plan het er vasten voet in te doen nemen. Het is niet met Frankrijk dat Engeland inoet onderhandelenmaar met Rus landwiens plannen op Konstantinopel bijna openlijk bekend zijn, en met Oostenrijk die bij de gebeurtenis niet onverschillig zou kunnen blijven. Wij moeten gemeenschappelijk met Rusland en Oostenrijk handelen; en het is niet twijfelachtig of dezelfde schikking, welke aan Engeland den vrijen doortogt naar zijne Oost-Indische bezittingen verleent, zal aan de oorlogschepen van Rusland den vrijen in- en uitgang der Dardanellen en de vereeniging van dc Zwarte Zee met de Levant verzekeren. Engeland kan ongelijk hebben met deze voordeelen aan Rusland af te staan maar het kan wel zijndat Staatsliedenwelke in Konstantinopel de zekere prooi van Rusland zien van nu aan van den Czar de toestemming wilden erlangen voor de staatkunde ten opzigte van Egypte en de Roode Zee. De natuur zelve heeft eenen grooten weg van gemeenschap afgebakend tusschen Europa en het zuiden van Azie. De Europesche Mogendheid, welke het meeste belang bij deze gemeenschap heeftmoet hare regten op eene onbe twistbare wijze staven. Engeland zou blind wezen, indien het zich niet be reidde om bij de mogelijke gebeurtenissen in het Oosten tegenwoordig te zijn en onder welk eenen vorm, zijne staatkunde zich openbare, dat tractaat, waarvan wij spreken moet zeer naauwkeurig zijn. AKADEM1E-MEUW§. GRONINGSCHE UOOGESCIIOOL. Het getal Studenten, gedurende het rectoraat van den Hooglceraar G. J. Meyer, tot op den 26stee dezer bij dc Hoogeschool te Groningen ingeschrevenbedraagt 63; namelijk in de Letteren 4, in de Regten 30, in de Geneeskunde 15, in de Wis- en Natuurkunde 4, en in de Godgeleerdheid 12. Onder deze bevinden zich 10 buitenlanders, van welke 3 uit Asie en 1 uit Amerika. ADVERTENTIES. Getrouwd Mr. J. van OUTER EN Leyden, en 25 September 1844. J. II. van HEUKELOM. Heden overleed tot onze innige droefheid onze waarde Moeder en Behuwd- Moedcr Mejufvrouw ELIZABETH van PELT, Weduwe Abraham van Buüren, in den ouderdom van 70 jaren. Leyden, A. COUVÉE, 25 September 1844. E. J. COUVÉE, Geb. van Buur en. Eenige Kennisgeving. Mede uit naam van Broeder en Zusters. Heden morgen om 6 ure overleedin den ouderdom van bijna 31 jaren mijne veel geliefde Huisvrouw CATHARINA GEERTRU1DA van LEEUWEN aan de gevolgen eener uiltecrendc ziektemij nalatende 2 kinderenwelke nog te jong zijn het verlies van dc lecderhartige zorgen hunner Moeder te beseffen. Leyden, 26 September 1844. D. VELS IIEYN. Heden overleed na een langdurig lijdenin den ouderdom van ruim 45 jaren, mijn hartelijk geliefde Echtgenoot PI ETER OLlVlEFi, mij nalatende vijf kinderen. LeydenT. van >t HOOFT, 27 September 1844. Wed. P. Oei vier. De Fabriek en Winkel in Saaijet ten en Wollen zal door mij en mijnen Zoononder toezigt van mijnen Zwager den Heer AV. F. van IIartrop ivorden gecontinueerd. Voor de veelvuldige bewijzen van hartelijke deelneming bij de ramp ons overgekomen door het afsterven van onzen geliefden oudsten Zoonbetuigen wij bij deze onzen opregten dank. Leyden, a. a. DILLiÉ, 28 September 1844. E. H. V. DILLIÉ, Geb. Saütyn Kldit. Op Heden den Vijf en Twintigsten September 1800 vier en veertig. Ten verzoeke van WJLHELMINA van AS, achtergeblevene Echtgenoote van WILLEM van ES, zonder beroep, wonende te Leyden. ten deze domilie kic- ziende ten huize van den Heer PIETER KAREL DOEFF, Procureur bij de Arrondissements-Regtbank te Leydenaldaar woonachtig op de Breedestraat. Wijk IV N°. 271, die in deze zaak voor de Requirante occupeert; en uit krachte van het verlof door gemelde Regtbank aan de Requirante bij vonnis van den derden September jl. verleend, behoorlijk geregistreerd; en zijnde zij Requirante tot het kosteloos procedeeren ten deze geauthoriseerd bij vonnis derzehe Regtbank van Zes en Twintig Februarij jl., mede behoorlijk gere gistreerd Heb ik, JOHANNES GREEVE, Deurwaarder bij de Arrondissements-Regt bank te Leydenaldaar woonachtig op den Apothckersdijk, Wijk VI N°. 16, Ten Tweede maal Gedagvaard: WILLEM van ES, laatgcwoond hebbende te Leydendoch thans afwezig, en mitsdien mijn exploit doende bij aanplakking aan de voorname Deur der Vergaderkamer van de Arrondissements-Regtbank te Leydenalsmede aan het Raadhuis derzelve Stad, terwijl ik een tweede afschrift van hetzelve heb overgegeven aan den Edel Achtbaren Heer Officier bij dezelve Regtbank, die het origineel met gezien heeft geteekenden voorts bij plaatsing in de Letjd- sche- en Staats-Contanten, als zijnde de daartoe bij iiel na te melden verlof aangewezen nieuwpapieren Om na verloop van drie maanden na heden, en alzoo op Dingsdag den zevenden Januarij 1800 vijf en veertig, des voormiddags ten 11 ure bij vooraf gestelden Procureur te verschijnen, ter teregtziting van de Arrondisse- ments Regtbank te Leyden, gehouden wordende in een der vertrekken van het Raadhuis aldaar, ten einde: Aangezien de Gedaagde in den jare 1300 dertien, van zijne voormelde woonplaats is vertrokken, zich in dienst heelt begeven, en als Soldaat hoeft gediend bij het 129ste Regiment Infanterie Aangezien er sedert dat jaar geene tijding van hem is ingekomen, en er dus vermoeden bestaat dat hij zoude zijn overleden; Aangezien er alzoo meer dan tien jaar zijn verloupen zonder dat er bewijs jvan zijn dood of aanwezen is ingekomen Aangezien de Eischeresse belang heeft, dat bij vonnis van de Regtbank voornoemd, worde verklaard, dat er regtsvermoeden van het overlijden van den Gedaagde bestaat, en wel sedert den jare '1800 dertien; Aangezien de Eischeresse daarenboven een ander huwelijk willende aangaan, daartoe niet kan geraken, dan na den Gedaagde volgens de wet te hebben opgeroepen, en na bekomen verlof van de Arrondissements-Regtbank voor noemd En aangezien de Gedaagde ten gevolge van het door voornoemde Regtbank op den zes en twintigstcn Februarij dezes jaars verleend verlof, bij geregistreerd exploit van mij Deurwaarder in dato dertig Maart 11., op de wijze daarbij gemeld, ten Eerste maal is gedagvaard, om op den drie en twintigsten Julij jl. voor dezelve Regtbank te verschijnen, ten fine daarbij omschreven, zonder dat noch de Gedaagde noch iemand van zijnentwege op die dagvaarding is verschenen, en alzoo aan dc Eischeresse bij het in den hoofde vermeld vonnis, van des Gedaagdens niet verschijning, is verleend acte, met verlof tot het doen dezer Tweede dagvaarding. Mitsdien aan gemelde Regtbank hetzij in persoon hetzij door iemand van zijnentwege, van zijn aanwezen te doen blijken, hem Gedaagde tevens aan zeggende, dat ingeval noch hij Gedaagde, noch iemand voor hem op deze Tweede dagvaarding mogt opkomen, en alzoo niet behoorlijk van zijn aanwe zen mogt blijken, door de Requirante zal worden geconcludeerd, dat haar daarvan zal worden verleend acte en tevens verlof tot het doen van eene Derde dergelijke dagvaarding. De kosten dezes zijn en debet voor mij Deurwaarder 5.50. Gezien bij mij Officier van Justitie te Leyden, (Get.) D. TIEBOEL SIEGENBEEK. JGREEVE, Deurwaarder. PRO DEO. Bij geregistreerd Vonnis der Arrondissements-R.egtbank te Leyden, van den 10den September 1844, is verklaard, dat er regtsvermoeden van overlijden bestaat van WILLEM van UOOVEN, en zulks sedert het jaar 1816. F. BOOY Fz., Procureur. PRO DEO. Bij geregistreerd Vonnis der Arrondissements-Regtbank te Leyden, van den 10dcn September 1844, is verklaard, dat er regtsvermoeden van overlijden bestaat van WILLEM 11ENSSENsedert het jaar 1811; van HENDRIK HENSSEN, sedert het jaar 1813; en van G1JSJE I1ENSSEN, sedert het jaar 1805. F. BOOY Fz.Procureur. PRO DEO. Bij geregistreerd Vonnis van de Arrondissements-Regtbank te Leyden, van den 18den Junij 1844, is ECHTSCHEIDING uitgesproken, tusschen iVIATTHIJS van ELDJJK, Verwer- en Glazenmakersknecht, wonende te Leydenals Eischer, en CHRISTINA MAR.CHAL, (ook wel genaamd CLASIJNTJE MARSAL) zonder beroep, wonende in de Kolonie de Ommerschansals Gedaagdesse. De Procureur occuperende voor den Eischer F. BOOY, Fz. baarheid; aan eenige eigenschappen, die ten onzent meer en meer veld win nen, als moedeloosheid, speelzucht, geringere spaarzaamheid, verzaking dei- goede trouw, gehechtheid aan bestaande vormen, wijze van bewerking en berekening van onkosten. »En wat," vraagt de S. in het 4dc Hoofdstuk, staat ons dan nu in het bijzonder te doen Het antwoord is gereed: geen' stap verder, maar dadelijk terug van den weg ten verderve. »IIet beschermend stelsel, onwaar in beginsel en verderfelijk in strekking, worde voor nu en altijd opgeheven! Zoo men al voor de wetenschap de ooren sloot, de ondervinding heeft ons bittere lessen gegeven. Ware het mogelijk alle regten en accijnsen op te hellenwij zouden het voor de nijverheid ver- pligtend achten. Maar dadelijke overgang zou eene te groote omkeering zijn. Dat zou een ramp wezenofschoon door het beschermend stelsel veroorzaakt. »IIet denkbeeld, alsof de belangen van den handel, van de fabrijkmatige nijverheid en den landbouw uit den aard der zaak met elkander strijdenis een dwaalbegrip, dat nijd en afgunst werkt; bij welbegrepen eigen voordeel reiken zij elkander de hand om het algemeene te bevorderen." Verder spreekt de S. nog van het nut om de accijnsen te verminderen toont aandat de stelling van derzclvcr ongevoelige betaling een dwaalbegrip beraadslaagd over de ontwerpen van wet, strekkende tot vaststelling van het Tarief van salarissen voor de hypotheek-bewaarders enz.; tot verbetering der wet nopens den accijns op het Gcslagt;. en over het voorstel der huishoude lijke Commissie, wegens het drukken van stukken voor de Eerste Kaïncr. GORINCHEM, 19 November. Op de gisteren alhier plaats gehad hebbende paardenmarkt, zijn ongeveer veertien honderd paarden aangebragthoewel reeds in den loop van den vorigen dag meer dan twee honderd paarden alhier verkocht waren. Op den da«* zei ven was er ook veel verkoop, vooral aan Fransche kooplieden voor Al geric. De veemarkt van heden was mede goed bezet, ook waren er vele vreemde zoo Fransche als Belgische en ook Engel?che kooplieden. Het vette goed en het kalfgoed was dan ook prijshoudend. AMSTERDAM, 22 November. De Heer P. II. Suringar heeft heden zijne dnbbelc betrekking van Hoogleeraar in de Geneeskunde aan de Clinische School alhier, en van Honorair Hooglceraar aan het Athenaeum Illustre, aanvaard, met het houden eener plegtige rede voering in de groote gehoorzaal van het Athenaeumover de doelmatigste inrigting van het Clinisch Onderwijs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1844 | | pagina 3