j| *1 *1, dlbtr; et ric 1 'ooi, iin hnr.uê itjHe, rtiaar In die saizoeh, wannéér He Hagen tèer kort iijir, wanneer de Indische soldaat den ganschen dag te midden vin ijs ensnaeu j had gevochten, moest tnen hem noodwendig 's avonds natr het kamp terug brengen, en den volgenden ocntend bezette de vijand de stellingenwaaruit roen hem den vorigen dag had verjaagd. Gedurende 67 dagen worstelde de Kngeltche volharding tegen het getal* den hongersnood en nadeélen van allerlei aard. De noodlottige bring, rondom het kamp getrokken, werd dagelijks enger de levensmiddelen hoe langer hoe zeldzamer, terwijl de denkbeelden van capitulatie télken oogenblik veld wonnen. Dén 5 December waren 'de Afghans rot onder de muren van het kamp genaderd. Er bleef niets over dan te kapituleren. Den iiden begonnen de onderhandelingen, en den i8den hadden de hoofden een verdrag aangeno men, waarbij de Engelschen zich verb ödeni het land voor altijd te ont ruimen, en Dost-Mohammed en 2ijn gezin, in vrijheid te stellen. Van hunne iijde beloofden de Afghans den terngfogt der Engelschen te bescher men, bun levensmiddelen en middelen van vervoer te verschaffen, en eindelijk eene jaarlijksChe rente van 10,000 aan Shah-Shoudja of de zijnen te voldoen. Op dat tijdstip, zegt de heer Ejrewas alle voedsel zoo schasrsch ge worden in bet kamp, dat wij onze dieren met boomschors en hunnen mest, welke daaronder werd vermengd, moeaien voeden. De dienstknechten van het kamp leefden slechts nieer van het vleesch der dieren, die bij honderden van honger en koude stierven; er bleef slechts voor twee dagen meel ten dienste van de soldaten over." Het tractaat was aangenomen geworden, en Kapitein Skinner werd als gijzelaar toe waarborg van de goede troow der Engelschen gegeven; men zag echter noch de leveosmiddelan noch de beloofde dieren komen, en de Afghans bleven het kamp insluiten; op de dringende vragen van Sir Jmic- Naught en gaven zij slechts ontwijkende antwoorden. Den5 22Sten kwam eindelijk Kapitein Skinnernamens Akber-Kan, den Engelschen aanbieden met bem eeii Verbond te sluiten; hjj beloofde hun Amir Oullah-\\*nhec hoofd van den opstand, te leveren, en de stammen tot gehoorzaamheid te doen terogkeeren, mits men hem Vizier van Shah -Shoudja benoemde. De brief eindigde met bet voorstel eener bijeenkomst voor den volgendenjochtend, Den 23, zegt Kapitein Lawrencedie Sir Mac-Naughten in deze droe vige omstandigheden vergezelde, vertrokken wij *s middags, gevolgd door de beeren Trevor en Mackenzieen begeleid door vijftien ruiters. Gaande wegdeelde hij ons de voorstellen mede, welke hem gedaan waren, en op de aanmerking van een onzer, dat die voorstel gevaarlijk was, antwoordde hjj: Gevaarlijkdat is mogelijk, maar zoo wij slagen, kunnen wij niec te veel gevaar hebben geloopen. De rebellen hebben, wel is waar, nog geen der artikelen van hec traccaac ten uitvoer gelegd, en ik heb geen vertrouwen in ben; maar die ia hec eenige middel om onze eer te redden, ik zoude buitendien liever duizendmaal sterven dan nog zes weken te leven, zoo als ik de laatsten heb doorgebragt."Op de plaats aangeko- men, vonden wij er Akber-Kan, omringd door de voornaamste Ghildjis, eb bij begon den Gezant te bedanken voor de toezendiog van eeo paar pisto len, welke hem waren vereerd geworden. Deze zelfde dubbele pistolen hebben tot den moord gediend. Wij stegen af op eene kleine verheven heid, welke ons belette van het Engelsche kanconnemenc gezien te wor den, en welke men zeide gekozen te hebben, omdat dezelve aan eene zijde vrij van sneeuw was. De Gezant ging naast Akber-Kan zitten, de heeren Trevor en Mackenzie bleven op eenige passen afstand en ik achter Sir Mac-Naughten staan, toen Akber-Kan aandrong om rag te doen zitten. U gehoorzaamde, en mij bukkende vestigde ik de aandacht van S r (Vil- Ham op het getal Afghans dat ons omringde. Mijne opmerking werd aan Akber-Kati medegedeeld, die antwoordde dat allen in het geheim waren. Hij h«d naauwelijks gesproken, toen ik eensklaps om verge wo'pen en ont wapend werd door Mahomed-Shah-Kan, die mij zeiae: Beweeg u niet, of gij zijt dood."'* Ik zag op naar Sir William: hij was in de magc van Akber-Kan, en lag nitgescrekt ter aarde. Toen nam Mahomed mij op, wierp mij achter op zijn paard: ik hoorde verscheidene p sioolschoten maar het paard verwijderde zich in vollen ren. Sir William was verm >ord 1" Deze afschuwelijke daad bragc de verslagenheid in hei kamp der Engei- «chen. Na twee dagen nuttelooze beraadslagingen, wist men nog nie: watrtoé te besluiten, toen men den 2<Ssten eene nieuwe boodschap van de Afghansche hoofden ontving. Zij vroegen als addmonnele artikelen tot het Teeas aangenomen tractate i°. dat men hun al de kanonnen op zes na zoude overgeven; a°. dat ai hec geld, dat men nog bad, het hunne zoude worden; 3°. eindelijk dat men hun vier gehuwde ofheierenmee vrouwen en kinderen, tot gijzelaars zoude geven. Men antwoordde hierop, „dat hec tegen de krijgswetten streed, vrouwen in gijzeling te geven, en dat de Generaal, nimmer tot eene daad zoude overgaan, weike hem voor altijd in zijn land koude onteeren." Deze ongeloofelijke toestand duurde nog acht dagen, welke in onderhan delingen werden doorgebragt. Eindelijk ziende dat zij niets konden ver krijgen, besloten de Generaals den 5 January den terugtogt te beproeven. De ochtend van 6 Januarij zag de Engelsche kolonne sterk 4 500 man en ongeveer 12,000 knechten, mannen, vrouwen en kinderen, het kamp ver- laten, waarin zi) eene belegering van meer dan twee maanden hadden ooor- gestaan. Bergen en vlakten waren met-sneeuw bedekt, waarvan de witheid de oogen verblindde; de koude was ondragelijk. Naauwelijks was het avond of de achterhoede werd door de Ghildjis aangevallen. Gedurende den nacht Itaken tij alle gebouwen In brand, welke sedert twee jaren in het kamp waten opgerigt geworden. Het hoofdkwartier was te Bigram op naauwelijks twee uren afstands van Caboul. Dé tenten waren zonder eenige orde, te midden der bagaadje, knechten, kameelen en paarden opgeslagen: bet was eene onbegrijpelijke verwarring. Een tentdoek was eene armzalige beschutting tegen eeoe zoo strenge koude, en nog waren er niec genoeg Voor allen: duizende ougelokkigen moesten in de sneeuw, zonder vuur of brood, overnachten. Een groot getal was vóór den dag bezweken. Den 7den omstreeks 8 ure ochtendshervatte het leg:r deszelfs togr. De koude was nog scherper geworden, de adem, bij hec uitgaan van m >nd eo oeus bevroren, bedekte onze baarden met ijskegels. De meeste der Indische soldaten volgden slechts werktuigelijk de kolonne, buiten sitat Iets tot verdediging te doen; telken oogenblik zag men er in de sneeuw vallen, om niet weder op te staan. VVjj liepen sedert eenigen tijd, toen tóen eene hoop Afghans ontwaarde die op ons aanreden. Men geloofde éérst dat dit bet zoo lang beloofde geleide was, maar weldra waren zg mee de achterhoede slaags, vervolgens, geen weerstand vindende, drongen zij te midden der kolonne en der bagaadje door, doodende, plunderende, verpletterende, al wat hnn in den weg stond. *sAvonds had men 2 uren meer afgelegd, en men bragt aan den ingang der bergengte Khourd-Caooul eenen nog verschrikkelijker nacht dan den voorgaanden door. Den 8sten, bij het aanbreken van den dag, begon hec vuur der Afghans weder, en Akber-Kan deed den Generaal Elphinstone aanzeggen, dat zoo men hem den Majoor Pottinner en de Kapiteins Lawrence on Mackenzie wilde overgeven, hg zich verbond de kolonne de gevreesde bergengce zonder verhindering te doen doortrekken. Men zond hem de officieren die hij verlangde, hec vuur hield op, en men stelde zich in beweging. Het d.nk. beeld van die verschrikkelijke engte, onder de slagen van den vijand, met eene 100 verwarde menigte door te trekken, was angstig, daar wij, niet tegenstaande den wapenstilstand welke ons verleend was, geen vertrouwen meer in de woorden van Akber-Kan konden stellen. Met een droevig voor. gevoel dus, begaf men zich in de engte. Dezelve is bijoa twee uren Lng aan beide zijden met eeoe keien hooge steile bergen bezet. In hec miJdcu loopt eèn itrootö wiens geweld Hoor liet Ijs nlei was wéérhóttaeb gt'Uóf* den, en welke wij aebe en twintigmaal moesten overtrekken. Steeds tföör 01: trek kende, zagen wij, dat de Ghazis ons waren voorgegaan, en al de hoogte bezeiceden. Zij Openden weldra een goed onderhouden vuur op de voorhoede, waarbij verscheidene dames waren; ziende, dat zij geérte hoop van redding aan door de snelheid hunner vlugc hadden, zeitedeh zij hare paarden in galop, de kogels trotserende, die langs hare oorenüd'ert, en me: opiioidende dan na de engte te zijn doorgetrokken. Het toeval wilde, dac zij er aile zonder letsel doorkwamen, uitgezonderd lady Sale, die eene ligte Wonde aan den arm ontving. Men moet toch zeggen, dac verscheidene aanhangers van Akber-Kan, die aan het hoofd der kólonne trokken, alle pogingen aanwendden om het vuur te doen staken, maar niets kon onze dweepzieke vijanden weerhouden. Toen de volle kolonne onder hun bere.lc kwam, was het eene schrikkelijke siagting; eene panische schrik was er hec gevolg van* en duizende menschen hun heil in de vlugt zoekende, begon nen zoo tiara té loopen ais hunne overgeblevene krachten die toelieten, wapens, bagaadje* krijgsbehoeften, Vrouwen en kinderen verlatende, aan niets denkende dan hun leven ie redden; drie duizend slagtcffcrs kwamen in de engte om. Tegen den nacht hield men op, er bleven slechts vief tenten over. Allen moesten in de sneeuw slapen, die hec grafkleed voor velen werd. Zoo men zich over iets verwonderen moet, is het, dat niec allen 10 dezen schriltkelijken nachc omgekomen zijn. De dag van den pden begon met onderhandelingen met Akber-Ka n* Hij beklaagde zich over de snelneid van den togc der Engelschen £naau .velijks .7 of 8 Uren hadden-zij 111 drie dagen afgelegd}; hij zeide, dat men hem geenen tijd gaf zich de levensmiddelen en het geleide te verschaffenwelk.* hij nog altoos beloofde; eindelijk bood hij aan, om ten einde nieuwe onge* lukken te voorkoken, de vrouwen ea kinderen, die-, zich nog in de ko lonne bevonden, ónder zijre dadelijke bescherming te nemen, zich verbin. dende dezelve 10 persoon naar Djalala had te brengen. Men nam dit laatste voorstel aan, waaraan de vrouwen en kinderen, hunne redding, zoo ni.ee hunne vrijheid verschuldigd wtren. Er bleven geene mannen meer over. in staat om nog eenigen weerstand aan den vijand te bieden, dan onder de Europeanen. Men legde eerst eenige mijlen af, zonder verontrust te wor den, maar aan eenen naauwen doortogt gekomen door twee sterk bergen gevormd te midden waarvan een stroom bruischte, vond men er den vijand. Naauwelijks was de voorhoede onder het bereik van hec geweer gekomen, of hec vuur begon; het duurde onafgebroken voorc, zoo lang de Europea nen doortrokken, en toen de menigte aankwam, weike in wanorde da kolonne volgdevielen de Afghans met de sabels in de vuist op dezen afgemaiten hóóp aan; hec werd eene algemeene slagting. Daar verloren wij de kas van het leger en al hergeen ons aan bagaadje overbleef. Dé voorhoede vervolgde inmiddels haren togc en kwam te Kabber- in Djabber aan; alwaar men ophield om aan hec gros der kolonne tijd te geven zich te vereenigen. Men wachtte té vergeefs, weldra vernam men door eenige vlugtelingen, dac al wac aan den vijand omkomen konde, tegenwoordig was, 50 artilleristen70 mannen van hec 4de regimenc en 150 ruiters; dit was nagenoeg al wat er aan soldaten overbleef; de knechten echter vonn* den nog eene massa van verscheidene duizenden. Gedurende den nacht, deed Akber- Kan weten, dat hét hem onmogelijk was, de moordende woede der Ghildjis langer te beteugelen. Hij geloofde zich niet sterk genoeg te zijn, om voor de veiligheid van zoo veel volk te kunnen instaan. Als laatste redmiddel raadde hij aan de wapens neder te leggen, en de menigte ongelukkige knechten aan hun lot over te laten. De Engelsche verwierpen die schandelijk voorstel, en den volgenden dag werd den cogt hervat. „Den loden moest men de steile engte van Stufc-Kotne doortrekken, en de tooneelen, welke te Khourd-Caboul waren voorgevallen, vernieuwden zica daar. In het dal van Tezin gekomen, was de kolonne tot op 4600 mirt verminderd. Na een kort oponthoud vertrok men weder tegen 7 ure, mee hec voornemen, den geheelen nachc te marcheren, om in de duisternis dé vreesélijke kuil van Djagdaüack door te trekken. De afstand was bijna 8 uren 5 maar bij het aanbreken van den dag was men nog maar half weg, Hec was eerst den voigendin avond, n Januarij, dac men voor denzelveii kwam, na den geheelen dag gestreden te hebDC.n. Nieuwe gesprekken werden met Akber-Kan gehouden, die voorgaf dat het tractaat door de Engelschen was geschonden geworden, daar Generaal Sale geweigerd had, Djeilalabad te ontruimen. Hij vroeg nieuwe gijzelaars, beioovende voor de redding der overgeblevenen te zullen zorgen. De Generaal Elphimtoneaa Brigadier Scheiion en de Kapitein Johnsonwerden hem geleverd." Aan deze onderhandelingen, zoo men dezelve aldus noemen Kan, werd de geheele dsg van den I2dén besteed, en eerst ten 7 ure's avonds, begaven de overblijfselen der kolonne zich in de laagte, Dezelvé is bijna één uur lang, en links en regis, doer ne wanden van steile bergen bezet. Gejurende de eerste helft van den weg, had men slechts niet tirailleurs te doen, rat^r bijna tot de vlakte genaderd zijnde, vond men den weg afgesloten door twee verschansingen uit rotsstukken en Doornstruiken Zamengesceidweike do t eene menig e Ghildjis, op al ie rotspunten geplaatsc, werden bewaard. Daar werden de laatste Overblijfselen van hec Engelsche leger vernietigd. Slechts 52 man konden door deze noodlottige verschansingen heendringen; 40 waren te voet, en vorderden altoos strijdende* nog eenige mijlen op den weg. van Guadamaéfc, Zij werden allen door de Afghans gedood of gewond. De 12 overigen* nog te paard zijnde, reden zoo snel raogelyfc voort, mei het voornemen oni eerst onder de muren van Djeilalabad op te houden. Zij hadden meer daö 15 uren af te leggen. Alleen Doctor Brydon, kwam.daar, in den nacht van deD i5den aan. Van een leger dac, acht dagen vroeger, bijna i8,oöo man telde, is dit de eenige persoon, die niet door den vijand gedood of gevangen genomen werd. PROGRAMMA van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden heeft* op Donderdag den iosten Junij 1844, onder voorzitting van den Uooglceiraaf M. Sie genbf. ckhare 78ste Jaarlijksche Algemeene Vergadering gehouden. Zij heeft op hare Prijsvraag, uit de klasse der Dichtkunst en Welsprekendheid, uit geschreven in 184a, wier term den laatsten December jl. verstreken was* en welke ver* langde Als proevè van Levensbeschrijving: eene biographie ven Petrus Cu 11 aeus, geboren 1586, gestorven 1638." één antwoord bekomen; hetwelk echter* volgens de eenstemmige getuigenis van alle de beoordeelaarsniet is kunnen bekroond worden. Op eene andere harer Prijsvragenten zelfden dage verstrekenaldus luidende Is de zoogenaamde Romantische schrijftrant geschikt voor het Hollandsch ka rakter is mede één antwoord ingekomen, he'tweltt eenstemmig door alle beoordeelaars, als dei1 bekrooning geheel onwaardigis ter zijue gelegd, Als nieuwe Prijsvraag stelt zij voor, uit de klasse der Taalkunde, te beantwoorden vóór of op den 3isten December 1845: Een oordeelkundig onderzoek naar den invloed van Rilt)1 rdijks Dichtwerken op de kennisde ontwikkelingbeschaving en verrijking van onze Hoeder taalgepaard met naauwkeurige aanwijzing der woorden en spreekwijzen p door hem of vóór het cast ingevoerdof uit de oudheid :n het gebruik teruggeroepen. De Prijs bestaat in ecu' gouden Pawing, rev waarde van honderd en vijftig Gulden, Tot Leden der Maatschappij zijn ten zelfden dae.e benoemd de inlaudsche II. U.: W. C. L. ClarisseHector van het Nassausch-Veluvvsche Gymnasium te Harderwijk. B. GlasiusPredikant der Hervormde Gemeente te Gecriruidenberg. P. CG. Guyot te Nijmegen. J. P. HusebroekPredikant der Ncdcrduitsch Hervormde Gemeente te Breda. C. R. HermansRector der Latijnsche Scholen te 's Hertogenbosch. E. J. Diest LorgionPredikant der Nedcrduitscn Hervormde Gemeente te Groningen. J. J.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1844 | | pagina 3