Ie jnr;-,|' 1 van t"l A". 1843. CHMli iia, tl LETDSOHB 3 li A 5 E Bun WOE NS D A G, ien ij sche Ziil if vertrtij ISTKED; oemde ft, «n"i N'. 149. COURANT. 13 DECEMBER. otwae worjt ulC fai 'telling,, juaW herjgt, da de iMkv.uiji, van de vis NEDERLANDEN. Levden.'iï December. I wordt uit Valkenburg van 10 December, door den Wel-Ed. be" dat den 8scen deaer de twee laatste Sieurhariogvisacbers '"fattiijk van de visscherij voor goed zijn te huis geltomen, en dat, alhoe. 'moer tg^ garende het geheele saizoen het weder voorbeeldeloos ongenadig en >bod. kgicbtig geweest is, men echter te Katwijk gelukkig geene ongelukken, aal pi:, in te Seheveningente betreuren heelt, dat echter de ui komst der nhage, iA{|iei(j, even als die van de groove Hanngvjascherijdit jaar algemeen de MareCgit ongunstig is geweest, alzoo door de 45 vaartuigen, welke te Katwijk 'I ran dZnoot Ml" uitgerust geweest, gezamenlijk slecnts is aangebragt een getal Amsierdi,Q 5,070,000 ituks haringen, waaronder 808,000 iele, welke gezamenlijk tif bij dXe ra»e opbrengst hebben opgeleverd van 46,571, dat ia door één per vae; te Wtaig ilechts 1037, eene opbrengst sleenis te vergeliiken met die van n in dnjuea 1825 van ƒ9811831 van 898 en 1834 van f 1045 .terwijl anders, 3eo /iridft met inbegrip dezer jaren, bij dooralag over 18 jateo, tot en met 1837, 1 te Lrjftiddblbire opbrenst was 1572, fw/«co jjtiflei loonuttigt der visscherlieden In den naderenden winter, is dot zeer mes te i#er' 'e meer on,dat zij, ingevolge den nsdeeligen gsng der visscherij ge- 1 de Ztr'ie de dr'e 'aalsIe i»ren, buitendien toch reeds zeer verarmd waren. Uit VGrssehhage meldt men van den uden dezert de titling van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden zijn ingekomen adressen naar de Commissie verzooden. Dezelve zijn van leigenaren oir Groningen, Vriesland en Drenthe, en daarbij wordt het :oek uitgedrukt p dit bij eene belaatlng op de inkomsten in aanmerking >en «orden genomen de lasten, welke reedt op de grondeigendommen >den, ei: Jen. i' met Vei: ,5 de orde van den dag la de beraadslaging, over het ontwerp van war, p een dei inkoop en aflossing van schuld over 1843. verkieze e heer Goltstein onderzoekc of de voordrage strekken moet om de belan- emen. der schuldeischers van den Staat te bevorderen. Die bevoidering kan hi) den pluis hebben riodn't lands financien op een vasten grondslag te rege. ta door de schatkist in staat te stellen op den duur aan alle hare ver INKELh insen 'e voldoen. Wanneer men nu echter den benarden toestand der Standes f"" e'*em« wanneer men erkent dat dezelve bniten staat is de gewone vijf ton ,"el1 'e bestrijden en er gedurige te korten aanwezig zijn, dan moet aon groo: 101 overtuiging komen, dar er tan geene schuldvermindering te den» aierpntnp iilijj en dat |daaiddor ykujéene andere zijde aanleiding-gegeven wordt Mr. Tim ,e vergrooten- °f nieuwe lanen pp de Natie te doen drukken. II duidelijkdat hier alleen het belang van eene enkele klasse van Ideisctiers wordt bevorderden de ^Igemeéne verwaarloosd. Deredenaar noekt de verpligting, welke er zou bestaan tot aflossing der 3jpCt. en Ndeel der 4jpCt. Wat het laatste betreft e'rkeht de Regering zelve dat ten Elfc sè'pfigririB niet aanwezig is, althans hecht zjj daaraan weinig waarde, lÉttzjj de aflossing verschuift..Doch'volgens"den redenaar, bestaat oosten [V"f118"nS oo|t niet voor de 3} pCt. In de wet, waarbij de schuldbe- OÜ'T" 11 [nissen zijn gecreëerd^omt geene bepaling nopens den weder-inkoop dam int.w*vypi' guvraagd wordt, vloeit dus alleen voort En ditir'^0^"6!'1'' IWW' Van Jünij 4830, Dat besluit is echter afhankelijk biktnvgn de wetgevende magu De inkoop werd san het Amortisatie- eld de,»"11 "«'bonden. ao djJjbgcJiaviu: tjtec «an deszelfs verpligtingen gestand doende, zoo is de "gifng inderdaad vervallen. Naardien er dns geene verpligtjng bestaat, islgemeene, belangen der schuldeischers niet worden bevorderd, ver- NG, t Ktj rich tegen de vo'ordragt, het Logii (heer Duywyer van Twin erkent de verpligtlng tot aflossing der 3jpCts, 'lerzell'ik .dkalleen inde wet opgenomen, hij zou over mindere bezwaren heen en. Tot de aflossing der 4J pCt. bestaat echter geene stellige verplig iVEtnti tn de redenaar kan dezelve dus, door eene aanneming der voordragr, edestraai, ilkennen. Men doet door zoodanige wet te veel of te weinig. Besiaac Ddhebbt ipligiingdan geschiedt er te weinig wanneer de aflossing niet dadelijk BenedenI [greffeciuêprd. Bestaat de verpligting niet, dan geschiedt er te veel, singels,elf iezelve te erkennen. Hij is tegen de wer. vereischit beer Hooft wijst op de verpligting tot aflossing der 3J pCt. De BARDEN leiicher heeft gelden verstrekt onder voorwaarde, dat er jaarlijks eene 101 Rooi. 01 weder-inkoop op zijn minat van 1 ten honderd van het kapitaal zou ERVEN, i» beneed. Die aflossing moet dus plasts hebben, wil men het credlet alles bit idea. Het ade artikel der voordragt kan de goedkeuring des redenaars verwerven. Door niet de middelen tot aflossing aan te wijzen, worde 1 axnvalii riste artikel onuitvoerbaar. Evenmin kan hij zich met het 3de artikel tigd des D nigeo. De verpligtingen tot aflossing der 4^ pCt. zijn mede onbetwist e, en hei Ook bier zijn er voorwaarden gesteld, waarop gelden verstrekt zijn. if bij del «gering erkent ook de verpligting. Doch dan moest die aflossing ook ormiddagt tot later verschoven wordenterwijl het de vraag is of de wettelijke taris A. B «gen, waarvan men spreekt, de goedkeuring der wetgevende rnagt 0 wegdragen. De redenaar zou, naardien hg slechts ééne bepaling der aastenD ,,g' 8°«dkeurt, dezelve moéten afstemmen, hij wil echter geen wan san den I) en vo«den, en zal om den drang der omstandigheden, de geheele wet Dgelegi 1 ónder Vi 'Mr v«» Dam van hult erkent ten volle dar, zoo lang de mogelijk onteigen' 'u"oe bestaat, de najie aan hare verpligtingen moet voldoen. Doch Vlaatschspi^°e,en °P den voorgrond, die verpligtingen duidelijk en voor geene spraak vatbaar zijn. Hét bekende besluit van 1830 is niet verpligtende Kantore wetgeving. Het crediet zal door de aflossing niet bevorderd worden, 1 er geene gelden aanwezig zijo tot bestrijding der dagelijksche behoef Men mag geen enkelen schuldeischer bevoorregténren praejudice van ■nderen. Doch ook aangenomen, dat de verpligting bestond, dan au het crediet niet bevestigd worden, door eene aflossing en inkoop, de aam niet voorhanden en de middelen niet bekend zijn. De afgenotas^,, herinnert, dat men In zorgelijke oogenblikken verkeert, en dat om aan eene «chijnbare verpligting te voldoe», om eene schijn van Ikheid te vgrtoonen, geene zware lasten op de natie mag laden. De M'r is bereid mede te werken tot handhaving van het crediet, wanneer he doelmatige middelen worden voorgesteld, en zoo dezelve de krachten jule niet te boven gaan. Thans ia hjj tegen de voordragt. heer Brouwer betoogt de verpligting, welke er bestaan tot rfloasing 3} zoowel all van de 4J pCt. Omtrent dit laa-ste is hèt'bedrag wel lepaalden het kan dns zeer gering zijn, maar de verpligting zelve is )N te en de "denztt Êaa dus geweoicht die aflossing in de wee [annarij 1! 3PTE Bil p.vanESL, N A K iMP. opgenomen re zien. Hi) zal échter eene bepaling- niet afkeuren, omdat er eene andere niet in voorkomt, en ëus voor het ontwerp stemmen. De heer Luzac betreurt het, dat men telkens op reeds herhaaldelijke be* -sliste zaken terugkomt. Rueds sedert zoo vele jaren is de verpligting to1 aflosing erkend, enthans beiwlsren sommigen dezelve op nieuw De aflossing gedurende zoo veie jaren, onder medewerking der vertegenwoordiging, heefc regten doen ontstaan. De redenaar erkent, dat de wet niet voldoende «s, m^ar deze've is aanneembarralleen omdat daarin een beginsel vaststaat, dat steeds heilig is. De fondsen zullen gevonden moeten worden. Eene af remming der wet zoo zijn een begin van de verwerping der verpligting. Die zou een creurige wtérkUnk, zoo binnen als buiten 's lands vinden. De rede. naar zal voor het ontwerp stemmen. De heer van Rosenthal zal evenzeer het gebrekkige In de voordragt over het hoofd zien, ren einde het zoo noodzakelijke crediette vestigen, door aan heilige verpligtingen te voldoen. De heer van Dam licht zijne rede nader toe. De jaren, gedorende welke de sflossing door het syndicaat ia geschied, behoorden cot die, waarin men zoo weinig licht in de duisternissen van bet syndicaat ontving. De spreker herhaalt het, dat de Natie aan verpligtingen moet voldoen, waoneer deze duidelijk zijn. Het crediet zal zoo uitnemend niet beveiligd worden door eene aflossing van 3 tonnen gouds; doch er is van een beginsel gesproken. Er moest, zegt de spreker, een ander beginsel vast staan. Geene belofte te doen, wanneer geen geld aanwezig is; geene verbindtenisseo aio te gaan, wanneer dezelve met het zweet der Natie moeten betaald worden. Hec Crediet vordert het belang niet van een, maar van alle «tanden. De heer Luzac wederlegt nog kortelijk den laatsten spreker. Tot nieuwe verbindteniisen zou hij zijne toestemming niet geven. De bestaande zijn echter heilig, en moeten worden geëerbiedigd. Zflne Exc de Minitter van Financientreedt in eeo uitvoerig betoog, op de geschiedenis en het belang van Nederland gegrond, dat de Staat des- zelfs verpligtingen voldoe; dat het crediet geschraagd worde en vooral in een oogenblik, dat men zich bereidt, om door een krachtigen maatregel Viands geldmiddelen bepaaldelijk te regelen. In Nederland vooral, waarin zoo vele vreemde fondsen bezeten worden, heefc men belang er bij, niet te te kort te doen aan verpligtingen. Men bewijst den rentheffers geen voor* rege, men bewijst bun rege. Nederland heefc trouwens steeds zijne eerlijk- beid gestand gedaan. Europa, dat de oogen op hetzelve gevestigd heeft, wacht ou niet anders. Door geene schijnredenen moet het zich van dat pad laten verlokken. Wat beschermt onzen staat naar buiten te midden van zoo vele overmag- tige naburen? Niet onze physieke brachten, maar de eenheid voor hec rege, dat geene magt in Europa zou willeo, noch ook ongestraft kunnen scnenden. Het Scaatscrediet zal ook hier bevestigd en de gelegenheid herboren wor den, tot opwakkering van de welvaart, hetgeen aDders onmogelijk koi zijn. Tot ondernemingen van nijverheid, die den handel meer verlevendigen kun nen, zijn nut en zekerheid eerste vereischten, en dan ook zal het mogelijk zijn, den stand der rente te verlagen. Wat de onderwerpelijke wet betreft, daartoe bestaat allezins verpligting. Hare aanneming zal eenen goeden dunk veroorzaken. Dit zal der Regering tot een nieuwen prikkel zijn,om voort te gaan,op hec moeijelijke pad het welk pligt en vaderlandsliefde hebben aangewezen en waarvan de Rege ring, zoo God baar sterkt, noch ter regter noch ter linkerzijde, hoopt af ie dwalen, Moge de ondersteuning, UEd. Mog.zegt Zijne Exc. ten slotte, haar op dat pad doen blijven vergezellen, de aanneming dezer wee aan vreemde en inlander het bewijs opleveren van het stellige voornemen, dat bij ons allen bestaar, om voortdurend de eer van de Nederlaodsche goede trouw te blijven handhaven. De heer van Coltitein zegt, dat ook hij de heiligheid van aangegane ver pligting erkent. De Minister is echter, volgens den redenaar, het bewijs dier verpligting schuldig gebleven. De Regering erkent zelve, door de verschuiving, dat er g°ene verpligting tot aflossing, der 4^ pCt. bestaat. Men heeft op vroegere tijden gewezen. De spreker geeft het toe, dac nimmer aan regten te kort is gedaan, maar ook heefc men In moeijelijke tijden niet geaarzeld eene belasting op de renten te leggen. Er is veel van bevestiging van het crediet gesproken, door de aanneming der voordragt. Dat crediet zal echrer door eene afwijzing bevestigd worden. Waardoor ontstaat bet vertrouwen? door de middelen aan te wijzen, waarmede de schatkist in staat gesteld wordt aan hare verpligtingen te voldoen. De wee dient echter om de middelen te verminderen. Bij hoofdelijke omvrage wordt het ontwerp aangenomenmet eene meer derheid van 38 tegen 10 stemmen. Tegen hebben gesremd de heeren: Anemaet% Rommevan DamBruce van Goltsteinvan TwissGouverneurMutsaersde Jong en de Man In deze bijeenkomst zijn ingekomen drie ontwerpen van wet, betreffende de geldelijke aangelegenheden. Bij. het eerste wordt de regeling voorge dragen van den achterstand van voor 1840, waarvan het eind-cijfer toe ƒ4.300,000 wordt teruggebragt. Bij hec tweede wordt voorgedragen, om 17 millioenen te heffen van de bezittingen, ten einde te voorzien in hec tekort over de jaren 184I, 184a en 1843, derwijze, dat daarmede de in 1843 gecreëerde 9J millioen schatkistbiljetten buiten werking zouden wor den gesteld. Bij net derde wordt voorgedragen om, ten einde te voorziet! in het ontbrekende over 1844, te heffen nog a opcenteo van het gediste- leerd en nog 12 opcenten van hec regt van successie en voorts 5 miïlioeneti van de bezittingen, en dat voor hec einde van 1844 bij de wee zal worden bepaald, op hoedanig eene wijze het ontbrekende voor 1845 zal worden aangevuld. De geheele achterstand bedraagt 35,000,000. Bij deze stukken is eene breedvoerige memorie van toelichting gevoegd. Daarin wordt betoogd, dat de Regering, voor zoo veel In haar was, de uitgaven van het Rijk tot het strikt noodzakelijke heeft teruggebragt, maar dat zij oordeelt, dac de bezuinigingen derzelver uiterste grenzen hebben bereikr. Zij toont het belang aan, dac het crediet van den S aat, door een krachtigè'n maatregel, voor nu en het vervolg worde geschraagd. De om- - standigbeden eischen, volgens de memorie, het uitschrijven van eene bui-/ tengewone belasting. Die belasting zal voor eens worden geheven. Ztf zal zijn eere belasting op de bezittingen. Zijdie haar kunnen dragen, zulten getri ff;n 'worden. De nijvere mjddenklasse worde daardoor minder, de m'ngegoede in het geheel niet gedrnkt. Ook de inkomsten der ingeze» leren, ïullen onder den maatregel begrepen worden, waaraan, volgens eene by ut wet van te stellen vermenigvuldiging, eene kapitaalswaarde gegevea

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 1