A°. S8Ï& t E Y D S C C O I; Woensdag, 4 october, NED E R LAN D ,E N. LEYDEfJ, 3 October. 'geden wordt de heu'chellike gedenkdag van Leydens Ontzet op eene gods- utlge wijze door de Pro estanren en door het uitsteken der vlaggen vatï particuliere gebouwen gevierd. Wegens de uitgebreidheid der. beraadslagingen der Twge'd'e Katner der -Generaal zijn wij genoodzaakt; de overige binnen- eh bnirenUniiache TTTtcrlgten weg tB laten, welke .flverlgefis van geen het minste algemeen bèlang lm alleen wordt door de Fransche bladen gemeld, dat te Madrid eene LLEri'ioentweringin den geest vtn die te Ba beJóna en Ssragosta tegen het ^JT~"tgenwOordig Bewind, ontdekt was. Ook is per belegraphisfche depeche te iitijs het berigtj Ontvangen, dat, op de vorderng van Frankrijk, de Pacha °P "i|n jerusaIemdie de Fransche vlag niet geëerd had, is afgezet en .zijn pT'jpvoljer zijne vetonischnldiglng wegens den aangedanen smaad aan den Con- hl gena'kt had, en de Fransche vlag met 91 kanonschoten is begroet. r vj' Uit GraVenhage, meldt men van den 2den dezer: ffplllahe zitting van de Tweede Kamer der Scaten-Gerféraalvan heden, is Tgekomen eene missive van Zijne Exc, den Minister van Financien ad interim, oudende twee wijzigingen in de nog te behandelen hoofdstukken der be- rooiing 1 Justine en Oorlog, waarbij de post voor de marechausés tot het H. tijdere hoofdstuk wordt gebtagt. Ten gevolge van dien. worden de sommen zoneHkn eerstgenoemd hoofdstuk gesteld over 1844 op ƒ2,447,594 en over 1845 sion 2.458,204. Het hoofdstuk van Oorlog wordt gebragt over 1844 op adere*2,458,000 en over 1845 op 12,313,000. Naar deze wijzigingen wordt enz, t wtaal der genaamde sommen voor de verschillende hoofdstukken alzoo solidiLjnndetii met 13 400 over 1844 en 12,800 over 1845, en daardoor over. ebragi op 70,302,608.89 voor 1844 en 69,931,749.69 voor 1845. SERGteze snikken zulien worden gedrukt en aan de leden rondgedeeld, k, AUin de orde van den dag is de voortzetting der beraadslagingen over het oisho» hoofdstuk der begrooting. Departement van Bnitenlandsche Zaken; de geifDe heer ka» Goltstein herinnert, dat er in de vorige zitting reeds veie en inigtige bezwaren nopens dit hoofdstuk gemaakt zijn, en dat het nog te ihaniltfcilsrtn zal zijn, of men tot de afschaffing moet overgaan van sommige lezantschappenvoor de beveiliging der Nederlandsche belangen noodzakelijk 50T: n dit nog wel om slechts eeoige weinige duikende guldens te besparen. Dit ien lijjn echter niet de eenige bezwaren, wélke de redenaar tegen het onderha- id L:||je hoofdstuk 'heeft. Mij vindt hetzelve niet in overeenstemming met de :elijkiondwet. Er zijn verdrogen gestoten, welke eene wijziging der wetgeving 'OM!ja gevolge hebben zonder dat de Kamer geroepen is, om daarover te MHdeelen. Reeds vroeger heeft de redenaar dit ontwikkeld bij de beraad- rtde ujigingen over het tractaat met Belgie, en nader bij het regc van doorvoer. Fakbjjj blijft bij die gevoelens volharden, omdat de kracht der waarheid eindelijk lENtjil «gevieren, omdat b(j waarborgen verlangtdat de regten der ingeze- Instigent» «iet aangerand en geschonden Worden, Hij heeft nog een ander ;n St|«ipiii, dat van niet minder gewigt is, namelijk het thans aangenomen itiaeiulict der bnitenlandsche staatkunde. Het door den Minister ad interim met ischift portefeuille voor de Buiteniandsche Zaken, in de vorige zitting ontwik te Lilde stelsel komt hietop neder, dat wij gernst deh loop der gebeurtenissen loeten afwachten zonder invloed op den gang der zaken uit te oefenen, en Ot#ei dit stelsel kan de redenaar zich niet veteenigen. Wij vormen een kleinen rg teint, zijn omringd van magtige naburen. Wij hebben geene evenredige fFilijdkracüten doch moeten dit door ons beleid aanvullen. De gezigteinder 18 81 let staatkunde is beneveld: wolken pakken zich welligt te zamen. Wij fitbtlen twee naburige natiën in moeijelijke vraagstukken gewikkeld. Niet altijd osseimlen dezelve door den vrede kunnen opgelost worden. Wij moeten zoo- eeneluige stelling aannemen dat wij door dén oorlog niet medegesleept worden; (im 11e staatkunde moet de toekomst verzekeren. Zij moet ook de voordeelen EeuO achten aan te brengen, welke een gevolg onzer gesteldheid zijn. Wij zijn en I in zee— en koloniale Mogendheid, geplaatst tegenover een land-Mogend. vóóntld, welke als producerend kan worden beschouwd. Beide Scaten kunnen Kants idetling aan hare wederzijdsche behoeften voldoen. Dit is onze gesteldheid egenover Duitschland. Wij moeten dat doel trachten te bereikendoor op lil, zoo veel mogelijk, aan het Tolverbond aan te sluiten. De diplomatie ERSl oet ook trachten het aldaar tegen ons ontstaan vooroordeel en ingenomend s va» lid te doen verdwijnen. Üic dat oogpunt kan de redenaar zich niet met REN tt voorgedragen stelsel onzer buiteniandsche staatkunde vereenigen. Hij «tlangt een werkzaam stelsel, ten einde onze belangen buiten s' lands te en, tc ivorderen. Maar is dat stelsel wel gevestigd, dan moet men geschikte enonen tot ten uitvoerlegging van hetzelve vinden. Wanneer men de ge. ÜelaM ibiedenis van het Vaderland nagaat en beschouwt wat onze diplomatie was 1 fiere taal, welke onze Gezanten tegenover magtige volken voerden en iwbjj hun braaf, regtschapen en vaderlandslievend gedrag in het oog houdt, 4STS klein t zal men te regt zeggen, dat toen onze belangen allerwege met kracht Nedf ot. J etdeu gehandhaafd. Is dit nu de gesteldheid onzer tegenwoordige Gezanten? iuj lakken deze wel het echte Nederlandsche karakter uit? Neen, op vreemden ,e 1 odem geteeld en opgevoed, vreemd aan de Nederlandsche taalzijn zij te jzetelindgenooten meer. Het ia dos niet te veel gevorderd, wanneer men ver. Bgtdat geschikte personen, wier lot met dat van Nederland te zamen hangt, infi jize belangen buiten 's lands mogen behartigen. De redenaar kan ook 'let toegeven, dat wij sedert 1815 geene geschikte staatsmannen zouden e enfhad hebben. Hij wijst op van Hegendorp en anderen. Hij stemt tegen A1 voordrage. ',m. De heer den Tex stemt voorzeker met allen in, die het hoog gewigt "ts jfet buiteniandsche aangelegenheden betoogen. Dezelve staan dikwerf in fband met het staatsregt en zijn dus ook van overwegend gewigt voor onze Dnenlandsche aangelegenheden. Hij zal dan ook het hoofdstuk niet onaan- I, roerd laten. Een redenaar uit Zuid-Holland heeft in de vorige zitting wezen op de moeijelijkheid met het Duitsche Staatsvetbond ten gevolge Rl' Ju Limburg en Luxemburg. Hij heefc dan ook, en nietzonder grond ge. De redenaar herin. eddat de Koning geene vreemde kroon mag dagen. I ft daaromtrent, hetgeen door een ander spreker uit Zuid-Holland nopens J, ^rondloer «an iórc navatrA is Volgens deze staatsregelingbehoorde ïlteic als Nederland, en was hetzelve: ene vreemde kroon. Had men nu bij de hernieuwing der gropdwet een anderen P3'eg gevolgddan zou het isce art, geen invloed op art, 28 kunnen hebben, <1 het bezwaar niet gerezen zijn. De verwikkelingen met Duitschland erkent tedenaat, en vreest, dat dezelve niet geheel zuilen kunnen worden uit weg geruimd. -Hij heeft de rede van den Minister niet in dien zin 'gevat, dat er sedert 1815 moeijelyk geschikte personen zijn gevonden, diplomatische betrekkingen waar te nemen, H(j gelooft niet, dat Zyne Exca de bedoelirg zou gehad hebben, om eene blaam te werpen op oni inrletingen voor het hooger onderwijs, waaruit de hoop onzer diplomatie voorkomt. Indien men; toch die instellingen met de vroegere vergelijkt', dan moet n en besluiten, dat dezelve meer in de behoefte voorzien. De lessen aan onze Hoogescnooi over grondwet en staatkunde zijn allezins go schikt-/ om jonge lieden op ,te lelden, indien de lessen oaauwgezee worden bezocht, en de jongeling braafheid .en gehechtheid aan het Vaderland met kunde paart, dan kan hij verdere opleiding in eene diplomatieke betrekking vinden; De spreker kan, ook uit pa,rede des Ministersniet afleiden dat Nederland eenè expectative staatkunde zou moeten inacfitnemen» Indien bij. Zijn* Exc. wel begrepen heeft, dan was het zijne bedoeling te zeggen, dat de 'tijd voorbij is, dat de stem van Nederland, gelijk met die van alle volkeren, van beteekenenden inv|oed was. Öe tegenwoordige staatkunde van Europa Is, dar de, voorname Mogendheden de hoofdleiding hettben. Wij moeten Zorgen, dat Nederland behoorlijk vertegenwoordigd worde bij de groote Mogendheden, even als bij de naburige Staten en waarmede het eenè naauwere betrekking heeft. Nederland moet deszelfs Invloed overal waar het'dit kan, uitoefenen. Hij stemt voor de wet. De heer van Rechteren beschouwt den toestand onzer financiën. Te ver geefs heeft men zich gevleid, dac dezelve, na 1840, eene bezuiniging zou, den ondergaan. Men heeft ook na dien tijd het standpunt van Nederland uit het bog verloren. Ons Koningrijk is eindelijk nog weinig anders dan het souvereine Vorstendom van 1814. Wij moeten ons dns, ook wat de diplo matie betreft, naar dien stand regelen en bezig bonden mer de bevordering onzer eigene belangen. - Het hoofdstuk is nog voor aanzienlijke verminderingen vatbaar; onze hoogste Gezanten moesten Ministers-residenten zijn. Over het geheel zijn de tractetnenten onzer diplomatieke agenten te; hoog. Dezelve moeten althans niet hooger zijn dan die der Ministers, op .wier schouderen de geheele last eene portefeuille drukt. Hij stemt tegen jiet hoofdstuk. De heer Scheert van Harencarspelzegt, dat een zijner beginselen is, hec evenwigt tusschen uitgaven en inkomsten te herstellenmet de hoop eener vermindering van rent.e. De grondslag van eiken finantielen maatregel voor nu en de toekomst, moec echter de aanneming der begrooting zijn. De heeren Cornelie en Michiels van Verdunnen hebben bedenkingen in het midden gebragt tegen de plaatsing op. dit hoofdstuk van eene toelage voor Limburg aan de Duitsche Bondsvergaderinghetgeen de Regering eerst als eep,regt, thans als eene gunst schijnt te doen voorkomen. De heer Luyben ziet bezwaren in het verleenen voor twee jarenvan zulke hooge geldsommen, als bij dit hoofdstuk, voor de Gezantschappen bij som. mlge groote Mogendheden, worden aangevraagd. Hij heeft, in den tegen» woordigen stand van zaken, geene bezwaren tegen de aangevraagde gelden voor het Gezantschap in Belgie, aan het hoofd waarvan thans een staatsman geplaatst isdie uitmuntend geschikt is, de onderhandelingen te voeren over onderscheidene punten, welke met dipn staat nog. moeten geregeld worden. Hi) vraagt ook eenige inlichtingen nopens wachtgelden, die, zonder eenige vermindering, in pensioenen veranderd zijn. Do-beer Peréej Mejan heeft het groote belang aangetoond, dac er een kundig ep ervaren man definitief aan he; hoofd van het Departement van Buiteniandsche Zaken worde geplaatst, omdat daarvan de leiding, aan onze diplomatie te geven, afhangt, Zi)ns inziens, bestaat er op dit oogenbltk eigenlijk geen Minister ad interimdie aan het hoofd van het Ministerie geplaatst is, i De, heer van Rosenthal .treedt in eénige ontwikkeling over de diplomatie van den tegenwoordigen tijd en trèkc daaruit het gevolg., dat hij,: die thans eene natie vertegenwoordigtoos den geest en den toestand van het volk representeert. De heet Luzac deelt volkomen het gevoelen van den vorigen spreker en verklaart zich even als yóó' 2 jarenop. gelijken grped tegen het hoofdstuk. De lieer van Dam van hielt geeft tp kénnen, dat hij tegen tfit .hoofdstuk scepiraen zal, om de redenen vroeger door hem bloot gelégd doch dat zijne afkeurende stem niet moet worden 'oegeschreven .aan.de redenen, door de twee laatste redenaars opgegeven. De eer van het vaderland moet niet ge zocht worden in eene karige betoldig'ng.zijner dienarenvooral buiten *s lands. .Zijne Exc. de Minister van Buiteniandsche Zaken ad interim heeft hec ijl .hoofdstak verdedigd. De heeren Lubben en Schoóneveld hebben daarop nog het woord gevoerd. Ter stemming overgegaan zijnd.e, ts bet ontwerp met eene meerderheid van 34 tegen 19 stemmen aangenomen, .Tegen hfttben gestemd de heeren; van Rechteren, AnemaetBareel van Hoogelanden, de Man, van Rosenthal, Bruce, Routinevan Sasse van IJ-selt, MutsaersMichiels van VerdunnenGouverneurvan Dam van Isselt vari Panhuis, IP ar inLuzac, van Gohtein, Petit, van Nagel en Perwey Mejan, Zijne Exc. de Minister van Buiteniandsche Zaken ad interim oordeelt bet oogenblik geschikt, om aan de aandacht yan de minderheid te onderwerpen, dat hec ligt zou kunnen gebenten, dat bijaldien zij moge volhouden, om alle hoofdstukken af te stemmen, ook die, deelen der begrooting zouden kunnen vallen, waartegen bij baar geene aanmerkingen bestaan. Zijpe Exc. gelooft, dat, daar het nu bij herhaling gebleken is, dat de meerderheid der Kamer de geheele begrooting niet wénscht te verwerpen.de minderheid het besluit der meerderheid moest eerbiedigen en harer bijzondere begrippen ten offer bren- gep moest. Wanneer de minderheid zich niet telkens onderwerpt, vooral! wanneer het gewigttge belangen geldt dan zal het eene onmogelijkheid worden, eene meerderheid in de Kamer te verkrijgen. Gaarne eerbiedigt hij ieders gevoelen, maar ware hij in de plaats dkr minderheid, lijj zou van nu af elk hoofdstuk afzonderlijk beschouwen, onder aantegjtening van protest tegen het door de meerderheid genomen besluit. Op die wijze is het alleen mogelijk, het gemeen overleg en 's lands belang te bevorderen. De heeren Bruce, Gouverneur, de Man, van Panhuys, Mutsaers, van Ro senthal, l'eiwey Mejan, van Dam van [sselt, Luzac en Romme verklaren, achtervolgenidac zij ook zonder den aandrang des Ministers, voornemens geweest waren, om. te verklaren, dat, daar het ge.voelen van de meerderheid der Kamer nu by herhaling was gebleken, zij van hun voornemen, om alle de hoofdstukken af te stemmen,,of zonden afzien, of reeds afgezien haddet/ en dac zij derhalve van nu at elk hoofagtuk afzonderlijk zouden beschouwen en hec zouden goed- of afkeuren, naar mate van de innerlijk waarde vats' eik. dec hoofdstukken. Hierna gaat men over tot de beraadslagingen over het IV hoofdstuk, het Departement van Justitie. De heer van Panhuys zal tegen het ontwerp stem men, om dezelfde redenen, die hem nu twee jaren geleden, daartoe hebben' bewogen. Er zyn betrekkingen daargesteld, die door de wet niet worciêR gecoidetd. eLejf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 1