kennisgeving. kennisgeving. BURGEMEESTERS en WETHOUDERS der STEDEN DELFT en LEYDEN, brengen bij deze ter kennisse der belanghebbenden', dat, ce beginnen met Zondag den i. October aanstaande, de Veerschuiten tusschen beide Steden zullen afvaren, als volgt! Van DELFT op LEIDEN t Des morgens ten half zeven ure, "W ,,re- half elf ure. 5, namiddags half drie ure0 half vijf ure, t avonds zeven ure. Van LEYDEN op DELFT c es morgens ten zet «re. fi 99 n half acht ure. half elf ure, namiddags half één ure. drie ure. avonds vijf ure. Aldus gearresteerd bij Burgemeesrers en Wethouders der Steden Delft en Leyden, den 28. September 1843. van BERKEL. DURIEU. Ter ordonnantie van dezelve P. J. van der C O L F F. v. PUTTKAMMËR. BURGEMEESTERS en WETHOUDERS der STEDEN HAARLEM en LEYDEN, brengen bij deze ter kennis der belanghebbenden, dat, ie beginnen met den 1. October aanstaande, de Schuiten in het Veer tusschen Leyden en Haarlem zullen varen, als volgt! Van LETDEN tot HAARLEM'. Des Voortniddags ten negen ure. Namiddags ten twee ure. Van HAARLEM tot LÈTDEN-. Des Morgens ten half acht ure. Namiddags ten vier ure, Haarlem en Leyden den 28. September 1843. Burgemeesters en Wethouders voornoemd, C. J. de BRUYN KOPS. DU RIËÜ. Ter ordonnantie van dezelve, Ter ordonnantie van dezelve H. J. GER LINGS. v. PUTTKAMMËR. NEDERLANDEN. Leyden, October. Zijne Maj, heeft herbenoemd en bij continuatie aangesteld tot derzeiver tegenwoordige betrekking in het kanton Leyden: tot Kantonregter Mr. J. B. C. P. Cau, tot Griffier Mr, H. Gevers en tot Plaatsvervanger Mr. P. G. Hubrecht. Xot Conrector van het Gymnasium te Arnhem is benoemd de heer D. J. van StegereConrector te Kampen. Te'6 Gravenhage verspreidde zich het gerucht, dat de Minister van Justitievan Hall, voor goed met de portefeuille van Financiën zou belast worden en in zijne plaats als Minister var. Justitie de heer Mr. Schooneveldf lid der Tweede Kamer, zou optreden. Het Provinciaal Geregtshof van Zuid-Holland heeft den 28 September Gijshert van Dijkbeschuldigd van moedwilligen doodslagna rgeds te voren wegens misdaad veroordeeld te zijn geweest, verwezen tot de skraf des do.ods, met het zwaard, uit te voeren binnen 's Gravenhage, De organisatie van het Departement van Marine aan den Helder, is heden bepaald, en zijn benoemd tot Directeur en Commandant der Marino aldaar de Schout bij Nacht D. Buys; tot Equipagemeester de Kapitein ter zee Jonker5 tot Onder-Equipagemeester de Luitenant te zee fste klasse Speelman5 tot Commies bij de directie de Adjunct-Commies Lohman; tot A< junct-Commies bij de directie de iste klerk Meijers; tot Anjunct-Commies bij de contructie de klerk Graafen tot Adjur.ct-Commies bij de uitrusting de klerk Adriaan. De Onder-Directeur Kapitein ter zee N. de Vries en de Onder-Equipage" meester de Kapitein-Luitenant ter zee Merkuszijn heden eervol ontslagen, met toekenning van den tituiairen rang van Schout bij Nacht en Kapitein ter zee onder genot van pensioen overeenkomstig hunne dienstjaren. Te Noordbroek, In Groningen, zijn den25sten twee woningen afgebrand bewoond door vier huisgezinnen, welke al het hnnne, hetgeen niet verze kerd was, verloren hebben; de woningen zeiven waren geassureerd. Uit s' Gravenhage meldt men van den 29Sten: In de avondzitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ven gisteler! zijr. de beraadslagingen over de begrootingswetten voortgezet Het woord hebben over dezelve gevoerd, de heeren Mutsaers, van Goltstein, \Buma, Star Busman, de Jong, den TexNedcrburg, van Rosenthal, van Sasse van IJsselt, Bruce en Barna. De verdere beraadslagingen worden op Vrijdag den apsten bepaald. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaalvan heden, heeft de heer van Hoorn van Burgh, namens de Commissie, belast om gezamenlijk met die der Eerste Kamer, aan Zijne Maj. den Koning, het adres van gelukwenschingwegens de bevalling van H. K. H, de Prinses van Oranje aan te bieden, verslag gedaan.Daaruit bljjkt, dat Zjjne Maj. op het adres het volgende antwoord heeft gegevens „Edel Mogende Heeren! „Met "welgevallen ontvang Ik de betuiging der gevoelens en wenschen, door de Staten-Generaal bij de geboorten van Mijnen tweeden Kleinzoon, ook uit naam der Natie, in dit adres uitgedrukt. Ik neem die betuiging met ver. trouwen en in dank aan. „Mijn streven, en Ik honde Mij daarvan verzekerd, ook dat der Ouders van den jongen Prins, zal steeds daarheen gerigt ziju, om Hem vroegtijdig tot alie goede hoedanigheden op te leiden, en Hem te bezielen met liefde voor het Nedetlandsche volk, waaraan geheel Mijn Huis met innige gehechtheid verbonden is." Daarna zijn de beraadslagingen over de ontwerpen der staatsbegrooting voor 1844 en 1845 voortgezet. Zijne Exc. de Minister van Justitiead interim belast met het beheer van het Departement van Financien, vangt zijne rede aan met aan te toonen, hoezeer de gevoelens gedurende drie dagen blootgelegd, uiteenloopen. Wan neer hij zich de verschillende meeningen voor den geest brengt, dan stelt hij vertrouwen in den uitslag dezer beraadslagingen, en dan vleit hij zich, dat met de medewerking der vergadering, aan hare vastberadenheid en vaderlandsliefde, het behoud van het Vaderland zal te danken zijn. Zijne Exc. hoopt, dat de Kamer een stap voorwaarts zal doen tot regeling dar financieD en tot vaststelling der begrooting voor de volgende dienst. Die regeling is geheel afgescheiden van de afdoening van den achterstand. Van die regeling hangt weliigt de vaststelling eener toettomstige conversie-wet af en in het bijzonder de verzilvering der Belgische inschrijvingen. De Regering hecht aar. de vaststelling der begroeiing, omdat derzeiver aanne ming, immers grootendeels de eerste stap is tot verdere regeling van 'a Rijks financiën. Zonder dezeis het herstel van de geldmiddelen, van deu Staat niet mogelijk. Wij zullen ihans tien eersten steen leggen, wa:rop fieikcuïnl ciële gebouw zal worden opgetrokken. Wat aangaat de houding, die de Regering tegen ovet de Kamcr^or jf gelooft hij niet, dat de Kamer de mecning van sommigen zou deeleffl!(ree een krachtig ministerie haar zou kunnen of moeten leiden. Zijne Exc.o^eo het, dat de Kamer immer de lijn, haar bij de grondwet aangewezeLjo '1 willen overschrijden. De behoefte aan het Koningschap is daartoe ij, joo bij de Natie ingeworteld. De grondwet verlangt gemeen overleg etjn ntei geene zwakheid, noch van de Regering, noch van de Kamer, »je||e, ieder op hare beurtzonde kwetsing van beginselen, persoonlijke geiioereu teil offer brengt. Wanneer men daartoe niet in staat mogt zijn, y;CT 3' roeti den naam van Staatsraad niet, of moet rneti geen Minister in eieowi tegenwoorriigenden sus.- zijn Trachtte men zich dikwerf niet te v», t,ez en persoonlijke denkwijze som? ten offer te brengen, de wetgeventeimd zou spoedig de nieigevenrte roagt worden. Maar de Ministers des limpt, trekken zich het verwijt van zwakheid niet aan. Hun afgetreden w'ai schaite ambtgenoot heelt geen bewijs van zwakheid, maar veeleetfcirag, groote vasthoudendheid gegeven. En zal onze standvastigheid, in oefet on'i woordige moegelijke Oogenbllkkenvraagt de Minister, in uwe ie E: ring, belooning vinden? De taak der Regering Is moeijelijkzq yt Zuil ondersteuning der vergadering ailezins noodig. Zij kan er geen welt» die in scheppen, die zoo noodlottige onzekerheid, dier er bestaat, [Jaden voortduren en alzoo de moeijelijkheden die het oogenblik aanbiedt joeging meerderen. 'Jjaderlü Men wil de toezegging ontvangen, dat de grondwet zal worden[jeene b Reeds heelt Zijne Exc. de beschouwingen der Regering daaromtrtit otim kennen. De zieke heeft rust noodig. Geene trommen of trompetten^ laags denzelven verontrusten. Hij zou ook niet weten, waarheen zoodan') bon w, zienihg zou leidenen welken invloed zij op de begrooting zou»» bev uitoefenen, daar sommige haren voorstanders zeiven verklaard hebbt zijne daardoor geene groote bezuinigingen zouden worden verkregen, oLc|,roeV| belastingen voorgekomen. Aangenaam was het hem geweest, in dei,fa b dnrlge beraadslaging op te merken, dat de overgroote meerderheidjeoor/0c Kamer ten volle met de Regering instemt, dat het oogenblikomiLrzienir danige herziening over te gaan, ongeschikt is, en dat vóór mengnirjaea denke, de fioancien behooren geregeld te zijn. Wat den staat iii-, geldmiddelen betreft, er Is dienaangaande alles aan de Kamer medejj|aen, wat er roede te deelen was. De staten, die laatstelijk zijn o»t:uCD 'm( hebben ten duidelijkste aangetoonddat er geen gebrek aan openyoordrau onder den voorlaatsten Minister bestond. De laatste Minister wista» 0vei inderdaad niethoe hij den stand van zalten duidelijker kon opgeven d» Le Ex was. Ten bewijze, hoe hoog noodzakelijk het is, om tot de rege 110 iep de financien over te gaan, herinnert Zijne Exc. dat de eerste teraio; irder ui Belgische inschrijvingen zich nu reeds gedurende acht maanden in e« ,|oed 1 anderlijUen staat bevindt; dat de tweede termijn niet voor de afdoe»mei to zaak van den eersten kan worden ontvangen, en dat over de geldtt eaeven eerste voortvloeijende op geeneriei andere wijze dan bij de wet k« eboorlij beschikt. De Minister vreest: dat wanneer de begrooting niet in eiwege toe stand gebragt zal knnnen worden, men alsdan nog den weg van aD(|e j, en verdere inkankerlng der financiën zal moeten inslaan. Hij I u hei er voor, dat een nienwe Minister tegen de zware taak van de beboet de eener staatsbegrooting zou opzien. De vaststelling dier begrootin; e fa g nieuwen Minister niet belemmeren. Wat zou er wel moeten gi :c bezw indien een zoogenaamde vaste Minister kwam te overlijden of 1 eiden 1 biunen twee jaren zou neerleggen? (|JS, p>|t Overgaande tot de beantwoording van gemaakte bedenkingens rj verri steeks tot de begrooting in betrekking, zege Zijne Exc. dat er ing en gelegenhe'd geene sprake kan zijn van posten tot den achterstand bei ewigtige en dat het niet regelen van eenige financiële punten geen grond kn ijn om renom de behaneeiing der begrooting voor de volgende dienste; betwur t zetten. Is eenmaal de volgende dienst geregeld, dan kan men zitten deen regeling van den achterstand bezig houden; dan kan men op de mje«j roiu der Belgische inschrijvingen bedacht ztjn; dan kan men daarmede» besisa versie-wet in verband brengen; dan kan men tot eene amortisatie 1 let het g overgaan; dan kan men de toekomst, die van dat alles afhangt, vi tlijk ast Nopens een en ander bestaan denkbeeldenwelke natuurlijk bj et kusset schende onzekerheid, nog niet tot eenige vastheid gekomen zijl ie minis; men zooveel mogelijke onderwerpen bij de vaststelling der begrs ijr.e Exi wenschen geregeld te zien, men zou gevaar loópen alles door el in grond verwarren. Die aangelegenheden moeten met bedaardheid wordeni eld, Men vreest de daarstelling van nienwe belastingen, en door gedutj tnegenw maakt men dezelve al meer en meer noodzakelijk. Het komt l ter be ze voor, dat er voor als nog geen sprake kan zijn van den aard der li tg der fi: te stellen belasting. Bij de behandeling der voordrage van weti ijoe Exc middelen, hoopt Zijne Exc. aan te toonen, dat de gemaakte bt gevot ongegrond zijn, en dat de Regering deswege doelmatig heeft ster, zij Hoe dit ook zijde Kamer blijft nopens dat punt volkomen in hu ionen pi De grondwet heeft gezorgd, dat er mogelijkheid bestaat om, ooi a dat gi de vaststelling der begrooting, worat het gevorderddaarop terug!log aan I Er bestaan bovendien ook vele voorbeelden dat men, na de aannt ibeel vre de wet der middelen, later afzonderlijke wetten wegens sommige h deriog in helft daargesteld. Dit is zeker dat er thans onder de middelen eea( k datrof voorkomt, welke door de groote meerderheid der Kamer is verlang!, t isie 01 zou het no voorzeker zijn, indien eene belasting eerst door de0 De heei meerderheid verhngd, thans door de Kamer verworpen werd. Wil (roelens heeft, is vroeger evenzeer geschied. Men stelt namelijk de uiigi lagen, do zonder dat men de zekerheid heeft, dat de middelen, hetzij door d: De heer of door de Eerstezullen worden aangenomen. Door de aadei loorden uitgaven, bindt zich niemand, om juist het middel eeoer beiasi: egrooting inkumsien onder de ontvangsten te begrijpen. Het komt ook men lonen, ht wet overeen, dat eersc de uitgaven, en daarna de middelen wordn in aantal stvld. Art. 123 derzelve stek vast, dat de begrooting der uitgavei toe ander vóót den afloop der tweejarige begrooting aan de Kamers wordt «De heer gen, hetgeen art. 124 nopens de sraais-inkotB3sen geenszins ,vastli ireidon gaven en ontvangsten staan derhalve geheel op zich zelve. In eitikkelen. tutionelen Staat is het altijd de regel, dat men aanvange met de uitDe heer bepalen, en dat men daarvan de inkomsten tracht op te sporen. |(td wege ring kan de teering niet naar de neering zetten. eirste tpre De Minister betoogt dat er op de begrooting alles geplaatst ie, dig bevindt diende voor te komen. Het is mogelijk, dat er zich in het vervolgiDe beer uitgaven zullen opdoen; maar er bestaat geene reden om daan; De heer beducht te wezen. Genoeg is het, dat de begrooting de uitgaan tjjdelij welke thans gevorderd worden. Als een lichtstraal mag Zijne Estjalg heeft verzwijgen, dat de middelen dit jaar van 1842 waarschijnlijk zulleiliierie nie fen. Dit bewijst ten minstedat de teruggang der publieke welflinisters ai gezegd kan worden aan te houden. Het verdient ook opmerkièltreed z opbrengst der eigenlijke consumptieve middelen vermeerderd zijn, Btrzoeket Wat betreft het cijfer der uitgaven, hetwelk volgens sommige:» het gen opgevoerd is, eene vraag, waarbij de natie een zco onmiddiü» door tro heeft, omdat daarvan het uitschrijven der lasten afhangt, zegt Zit de vijan dat, wel is waar, dat cijfer borg is; het gerust de vergelijking ffDe heer i tijden en jaren kan doorstaan. Hij geeft het toe, dat men betiidelijk ge moet durven te gebruiken, maar oordeelt, dat men daarbij ooklen te j-,ef zigtigheid behoort tewerk te gaan. Hij schetst de moeijelijkheden, i kannen invoeren van bezuinigingen oplevert, en beroept zich ten dien i^ge puntei de verklaring van sommigen, dat men reeds te ver zou gegaanijilge begr geeft de verzekering, flat het bewind zich beijveren zal, vooriilene vssth

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 2