W E S T - I N D I E. iè leer Ds, C. Gapt belcloto den predikstoel, en teekende, "in eenlge jlgemeene trekkende geschiedenis van het doofstommen-onderwijsdaarbij evens beltnoptelijk ontwikkelende de leerwijze, welke hier wordt gevolgd; erwijl de spreker den afloop van dit feest bestuurde, en telkens vooraf eene uitlegging gaf van de proeven, welke door de kweekelingen werden verroond. De bloeijende gezondheid van iSl aanwezige kweekelingen, hnn Vfolijk voorkomen, hunne nette kieeding alles getnigde van de zorg, wélke de Hoofddirectie, voor deze door de natuur misdeelde kinderen!, zoo |iéfde?6I draagt, terwijl hunne vorderingen een blijk gaven, dat de ouderwijzers en onderwijzeressen van verschillenden rang, aan dit Instituut verbonden, Vodt hunne taak wel berekend zijn. De premiën werden, tusschen betdeo,door den President d£r Hoofddirectie uitgereikt, gelijk mede aan achttien kweekelingen hnnne acten van drieslag, vergezeld van een boekgeschenk. Van deze 18 kweekelingen heUbéU','till onlangs, twaalf hnnne geloofsbelijdenis naar de leer der Hervormden afge legdtwee, in de Roomsch Katbolijke godsdienst opgevoed, zijn tot de II, Communie toegelaten, en twee Joodsche kweekelingen hebben, vooi de Israëlitische godsdienstige Schoolcommissie, voldoende blijken gegeven van ervarendheid in hnnne geloofsleer; terwijl eindelijk twee kweekelingen, wegens geringe verstandelijke vermogens, het zoo ver niet hebben kunnen brengen dat zij leerstellig godsdienstig onderwijs konden ontvangen. De vorderingen in het spreken en in het duidelijk lezen in teekensvfe. len ditmaal bijzonder in het oog, en de pantomimische voorstelling der ge- geschiedenis van Jozef overtuigde de aanschouwersdat de kweekelingen dit treffend verhaal niet alleen begrepen, maar in schilderachtige gebaarden wisten nit te drukken. De altijd vreugdewekkende vertooning van zoo vele verschillende proeven van handwerken en ambachten voldeed op nieuw, en gaf de overtuiging, dat aan de keus var, teder leerling, om een ambachc aan te leerenin over leg met ouders of voogden, gevolg kan worden gegeven, zoo lang de bier gevestigde meesters en bazen zich het lot cier ongelukkigen willen blijven aantrekken; hetgeen velen hunner, wier lof dan ook openlijk door den spreker vermeld werdj steeds voortgaan met aanhoudende liefde te doen. Moge deze instelling haren verkregen'' roem in en buiten 's lands blijven behonden, waartoe voorzeker de Hoofddirectie de krachtdadigste hnlp blijft inwachten, niet alleen van 's lands Hooge Regering, maar ook vanNeêrlands weldadige ingezetenen, wier aanmoediging, wier jaarlijltsche ondersteuning, wier ruime ruime geschenken, ook bij overlijden, nog nooit hebben om. broken, en ook nimmer, neen, nimmer zullen ontbreken. In het afgeloopen schooljaar zijn op het Instituut voor Doofstommen te Groningen opgevoed en onderwezen 163 kweekelingen, ais: 92 jongens en 71 meisjes; 83 jongens zijn in het jongens kosthuis, 63 meisjes in het meisjes kosthuis, en 9' jongens en 8 meisjes in het Israëlitisch kosthuis verzorgd. Van dezen zijn: 101 Gereformeerdeerd37 Roomsch-Katholjjk, 3 Doop», gezind 4 Evangelisch-Luthersch1 Remonstrantsch 13 Hoogduicsch lsra. ëlitisch4 Pormgeesch Israëlitisch. Van deze 163 kweekelingen zijn nit de provincie Znid-Holland 33, Noord- Holland 45, Vriesland 20, Groningen 18, Gelderland 12, Overijssel 6, Utrecht 10, Noord-Braband 3, Drenthe 8, Zeeland 7 en Limburg 1. Het volle kostgeld 250) wordt betaald voor 2, toelage van 100 tot beneden de 150 voor 6, toelage van 10 tot beneden de 100 voor 30, en geheel voor rekening van het Instituut zijn 125. Van de jongens leeren het kleermaken 20, het schoenmaken 13, het letterzetten 9, het boekbinden 3, het kuipen 7, het schrijnwerken 6, het wagenmaken 6, liet mandemalten 4het zadelraaken 2het blikslagen 2, het zeilraalten i,hët borstelmaken 4, het broodbakken 1 ,het stoelenmaken 2, het smeden 1, het timmereD 1, het zilversmeden 1. Nog op geen ambacht waren 9. Van de meisjes leeren het wollen- en linnennaaijenborduren, enz. 58, het breiden 13. Uit Maastricht schrijft men van den 2osten: Wij vernemen, dat het plan om een standbeeld van Karei de Groote aan den ingang van de kapel diens Keizers, in de kerk van Servaas op te rigten, tot uitvoering zal komen. Gisteren is de vermaarde Belgische beeldhouwer Gcefs, met het pleister-model des standbeelds in onze 6tad gearriveerd. Hec zal een der bewonderenswaardigste gedenkieeken zijn, welke men immer heeft aanschouwd. Overeind staande, ia de eene hand zijn zwaard klem mende, waarop hij steunt en met de ander den wereldbol, het zinnebeeld zijner magt, houdende, zal de groote Keizer zigtbaar wezen door die gan- sche fraaije kerk, wier bouw onder zijne Regering een aanvang heeft geno men. Hij is gekleed in een harnas, over hetwelk een achtingswaardige baard afdaalt. Op zijn hoofd schittert de Keizerlijke kroon, waarop een kruis, want hij was de eerste Vorst, die dit teeken der verlossing als openbaar blijk |van zijn geloof droeg. Een mantel dekt de schouders van Karei de Groote en ruime vouwen van dit omhulsel! dalen majestueus tot op den grond. De uitwerking, welke dit standbeeld moet ce weeg brengen, wanneer het tegenover het schip der kerk op deszelfs piëdestal is geplaatst,zal onbegrij pelijk grootsch zijn. Pointe a Pitre den 14 Jnnij. Zie hier de aanspraak, met welke de Sehout-bij-Nacht Goubeijere, Gouverneur van Guadeloupe, de jaarzitting van den Raad dier kolonie, op den I2den Jung II,, geopend heeft: „Mijne Heeren! „Nog oeeft de grondt Wij stappen te midden der bouwvallen. In al wat ons omgeeft, in al wat wij zien, hervinden wij de sporen van de ramp, die onze ongelukkige kolonie den 8scen Febrnarij geteisterd heeft. „Hoe komt het evenwel, dat de gebeurtenissen, die dezen verschrlkk-etif* keu dag gekenmerkt hebben, reeds tot ver verwijderde tijden schijnen te behooren? Hoe komt hec, dat de droeve denkbeeldendie zich daaraan hechten, zich reeds onder onze oudste herinneringen gerangschikt hebben?' Dit komtmen moet hec erkennendoordien 's menschen verbeelding ver geefsche pogingen zon doen, om af die onheilen, die In een enkel oogen- blik hebben plaats gegrepen, al die ontroeringenal die in uevetttfg seconden zaamgepersce bedroevingen, gelijktijdig te omvatten; hierdoor gevoelt ons onvermogen, om de lange reeks van onze rampspoeden in haar geheel te overzien, de behoefte van zich op te strijden, dac dezelve zich niet in eenen enkelen dag heeft kunnen vervullen; het heeft daarom gevoelt, dat hec slechts uit een verwijderd, aan de toekomst ontleend, gezigtspunt was, dat het dac uitgebreid tooneel van verwoesting bij mogelijkheid kan overzien. Voor ons. Mijne Heeren, heeft de aardbeving van den Sscen Febrnarij alzoo jaren lang geduurd; voor ons is er eene eeuw verloopen, tusschen hec oogenblik waarop ik cot u spreek en het noodlottig nur, hetwelk voor ons allen had moeten zijn, wat hec voor onze vrienden geweest Is: het uur der teuwigheid. „Mijne Heeren! er is alzoo eene eeuw verloopen en wij hebben zich de herinnering aan de wreede door ons doorgestane beproevingen zien verzwak ken; maar wij hebben niet vergeten, nimmer zullen wij vergeten de tredende deelneming van onze broeders van Martinique en van het smaldeel der Antil les, die ons de eerste hulp en de eerste vertroostingen hebben aangebragt. „Nimmer zuilen wij die edelmoedige vreemdelingen vergeten, die met de wakkere inwoners van Martinique wcdijv.cdcnoin ons In onze rampen bij tc staan, Eere aan de Denen en Zweden,, aan de Noord-Amerikanen'en j Het nat gisu vt ook san de Dultschers, die, van Caracas af tot aan Mienw-York tos, dit groote werk van weldadigheid deel hebben willen nemen, Eere a; Engelsche kolonisten, die vermengende, w3t het lot behagen had gesel" te vermengen, geen onderscheid tusschen een' door dezelfde ramp geiJ Franschman en Engelschman hebben willen maken, en in de slagtoffer: een en hetzelfde onheil niet anders hebben willen zien dan leden VI-C be! groote menschen-gezindan kinderen van eenen en denzelfden God, Wij zulien vooral, mijne Heeren, wij zullen met opprijssteiling dsjietkla Inneripg bewaren aan die vertroostingen, die van den troon zijn afgedij"0'1 onf dé hoop in onze harten te doen herlevenen daarnevens de herinut -~ aan de deelnemingdie In geheel Frankrijk is opgeweld, toen men er(u«n ongébirkkén "vernomen heeft. |jjtiDj „Ja, even Sis Zijne Maj. de Koning, even ais Hare Maj. de Koningen zi bet moederland hevig geschokt geweest op het herige van al de il^g 01 die hét rampspoedig Guadeloupe hebben overstelpt. De vertegenwot gets van het land hebben de eerste giften, die aan uw ongeluk, hei- eene nationale ramp verklaard is geworden, van de algemeen SChatltln vraagd; in al de kerken van het Koningrijk heeft de geestelijkheid het 1 delijden der geloovigen voor o afgebeden; in al de departementen, im gemeenten, in al onze koloniën en zelfs onder de Franschendie k *s lands wonen, zijn inreekeningen geopend geworden, ten behoeve vr1"1?0' slagtcffers der ramp van den 8sten Febrnarij, De onderstanden ulti .r0 moederland zijn reeds toereikend geweest, om io de meest dringendet"-' druft van het oogenblik te voorzien; weldra zullen nieuwe ondersts®11","'' ons veroorloven, ook ander lijden ter hulp te komen; weldra ook, ia?1' ik vieije mij hiermede, zullen nog meerdere onderstanden n behulp?'^ zijn in het doen herleven, het verbeteren uwer werkplaatsen en zulltK aan het ongelukkige Pointe-i-Picre een nlenw leven bijzetten. ">f,t „Zoo vele blijken van deelneming vermogten niet zonder uitwerkl; yi vérirlijven; zij hebben de grootste moeijelijkheden van het oogenblik ik 1 weg geruimd, zij hebben u, als het ware, het vertrouwen hergeven»?""" toekomsc, die gij van dit oogenblik af zonder schrik knnt te gemoet 1, „Gedurende die lange en pijnelijke dagen van Februarij is hec gij onzer bevolking lofwaardig geweest. Een ieder heefc zijn* pligc grf- de ingezetenen der steden en de bewoner van het veld, de magistraat:^ administrateur, de soldaat en de zeeman; maar wij zijn vooral eenest n ting van hulde verschuldigd aan die uitverkoren mannen, die allen heta-Jv!. beeld van onderwerping en van moed hebben gegeven; aan die gemtt raden, die al de gemeenten van Frankrijk ons benijd zouden hebben; die beide maires, die, zoo hard beproefd, zich evenwel, tegenovtii onheil, zoo groot, zoo trouw, zoo heldhaftig hebben gedragen. Ja,iT Heeren, op de bouwvallen van Pointe-i-Pitre en van het havenkiL hébben de heeren Champy en Muncrot zich onvergankelijke aansprn; worveb op de erkentelijkheid van het land, hetwelk hun die thans mei n. zelfs achting en liefde vergeldt. De geschiedenis, die eene harer schtr. bladzijden voor hen openhoudtzal aan uwe achterneven vermelden, IkLl' f, er u op verstaan hebtgroote deugden en groote burgeren te vereenij,ne6e Biopil RUSLAND. bibbet Omtrent de nieuw opgerigte koloniën voor Joden in het g Cherson, aan de Zwarte zee, worde hec volgende medegedeeld: De Regering had met het vestigen dezer koloniën geen ander doel,; ub., dm de Joden van hun omzwervend leven en van den schagcherhandel,mk,.|„,e 2?ij meestal smokkelarij pleegden, af te trekken, en hen aan landboi'f„ gewennen. In twee kantons van het gonvetnement Cherson bestaanij-i „e, negen Joden-koloniën, welke, In 1809 gesticht, aanvankelijk eeneti. 'koloniale overheid hadden, maar sedert 1837 onder het algemeen beu.,^ staan. De hoofd-kolonie is Groot-Narcow, in het kanton Cherson, tfomr g; van de hoofdstad des gouvernements verwijderd; zij ligt aan de bei denture van den Ingul, telt omstreeks honderd huizen, en werd In 1809hnimots van allen aangelegd. Tweejjwerscen verder ligt Klein-Nartonren zoovoklr te de overigen binnen eene uitgestrektheid van ongeveer 30 wersten. De kol, |,et Seidimimub, die in 1837 gesticht werd, wordt voor de beste gehouden,„„jg, de Joden die zich hier vestigen wildenwerd ondersteuning verleenden» den aanbouw van huizen, den aankoop van vee, gereedschappen vo«(,]^ landbouw en huisraad; ook werd aan leder huisgezin de noodige hoeveikonjje koren verstrekt; om tót aan den eersten oogst in het levensonderhoud ze, voorzien. In de jaren 1838 tot 1841 kwamen uit al de westelijke go^ nementen eene menigte Israëliten naar Cherson, om zich daar te ve«ge In 1841 waren de meesten derzelve In de nieuw gebouwde huizen derDcmsch kolomen geplaatst; aan 500 huisgezinnen moest echter nog bfj de bewoners huisveiting verleend worden, tot dac ook voor hen wot|(0 e gereed waren. De bevolking dier koloniën bedraagt thans ii.ooó zielecbech't getal is echter nog voor groote vermeerdering vatbaar, daar nog uitgéllE| u' landerijen in dezen omtrek onbebouwd liggen. De koloniën hebben hare eigene Synagoge, schoot, en koren-msgazijn. De bezighedeineJ». kolonisten beantwoorden aan hnnne nieuwe bestemming; zjj bestaan inM m, en tuinbouw, vee- en bijen-teelt. De handwerkslieden onder hen %®D|, zich alleen met hnn ambachc bezig'honden en hebben bij den veld-tli,^, niets te doen. De Regering is voornemens nog vier nieuwe koloniënta de district geheel op hare eigene kosten ie stichten, waarvoor de woa reeds gtootettdeels gereed zijn» ,|utl SPANJE. 0e reden'van Etpartero't aftogt wordt itr het volgend Berfgt vernielt: jjët, 0e Jnnta van publiek welzgn, te Valencia, heelt een iegerberige 0% j00, gen, gedagteekend van Almonza, den nden. Men verneemt, dat, %eieen na dat Eiparfett met zijne troepen van Balazota was opgebroken, zessj» van Luchana, die de voorhoede uitmaakten, zich tegen den Regent M, gepronuneieerd. Vier andere compagnien hadden bevel bekomenRfijj ,0i. noods met klein-geweervnur terng te brengen; ook diere hebben rieh gi%, te, nuneieerd. De Regent heefc toen gewild, dat de cavalerie hen feWE»! zetten, maar de Infanterie heeft zich daartegen verver» De tien gepit cieerde compagnien hebben verklaard, dat zij naar het eerste zich op hl weg bevindende punt, waar men zich reeds gepronuneieerd had, afonrch den. Het meerendeel der achterhoede heeft vervolgens zich verstrooid, Las Penas telde men 13- a 1500 man diBr voorhoede.- Zoo de vijaüd Regent) nog eenige cavalerie bij zich heeft, is deze weinig tot ten gezind. In het Journal de Dibats leest ment Dé Hertog delta Vittoria heeft, onder deze' omstandigheden, -'gWlTet' ■üipl beantwoord aan die faam van veerkracht en vastheid, welke hem de* ping der eerste Katalonisehe beweging had verworven. Hij heeft even de hoop zijner vrienden ais de vrees zijner vijanden bedrogen. Nochds noch de ander zoude hebben kunnen denken, dat hij» na alles gedut hebben om Spanje te beheerschen, zich van het oppergezag zou laten scoocen, zonder eene enkele maal persoonlijk zich in het strijdperk lé'l toonen, om diegenen te ondersteunen, die tot het uiterste toe zijnet hebben verdedigd. De Generaal Narvaez integendeel heeft eene werkd« heid, eene krijgskundige bekwaamheid en eene vlugheid van opvattpONDi aan den dag gelegd, die hem de overwinning hebben verzekerd, en he«^ ongi den held van den dag hebben gemaakt. Sedert lang beschouwde meaH-pitti als den beltwaamscen en kordaacsten der Spaanscben legerhoofden. Espttb— D had, terstond na zijne komst tot het Regentschap, hem tot ballingscsgerho gedwongen. Hij was de man, omtrent wien hij het meest nayverig wu>!hei 1 dé eenige, wien hij vreesde. iwdi ten d

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 2