gelijk buiten bezwaar «5er ingezetenen te voorzien, bovenal buiten bezwkaf van den middenstand, die bereids zoo veie drukkende lasten re dragen heeft; terwijl het opleggen van nieuwe lasten, naar zijne meening, niet mogelijn is. De redenaar neemt deze gelegenheid te baat, om te doen zien, dat de mede |deelingen door den Minister^ nopens dén óuden achterstand én liet nieuwe jekort gegeven, volledig en allezins begrijpelijk waren, en dac derhalve de eden, die voor de conversie-wet hébbén gestemd, niet op blind geloof en onbepaald vertrouwen zijn afgegaan; maar dac zij behoorlijkinlichtingen en ophelderingen hadden erlangd. Hij deelt eene opgave mede van den stand van 's Rijks geldmiddelen op s Januarij 184/, waaruit iViikt, du er op dat tijdstip eett tekort van ruim 30 millioenen bestond, het Welk echter door de geldleening des jaars 1840, groot 18 millioen, gedeeltelijk wordt gedekt; zoodat er ruim 12 millioen ongedekt gebleven zijn. De redenaar achc hét pligt, bij deze gelegenheid deze cijfers én daadzaken te contracterenómdat de Minister van Financiën weldra zal aftreden en Hec dan vast moet staan, welke inlichtingen en mededeelingen de Kamer heefc verkregen. Te goeder trouw gelooft hij, dat dé gegevene ophelderingén overeenkomstig de wsar- beid waren® Hij achtte hec te meer noodzakelijk dit te doen uitkomen; Bij de optreding vnn eenen nieuwen Minister, die tot dusverre geheel vreetad aan de Financiën van den Staat was. Er bestaat bij hem géenë reden, óm ten aanzien der financiën eenig vertrouwen te koesteren, zóówel de ontvang s en als de uitgaven van den Staat worden door de Rekenkamer verantwoord. Het jaarlijks verslag vatl dat collegie6 alsmede de jaarlyksfche rekeningen, moeten aan de Kamer worden medegedeeld. De heer Luybcn beschouwt dit ontwerp als de eefe wrange vrucht van de in zijn noodloctige verwerping van de conversie-wet. Hij betreurt alsnu, in de eerste plaats, de vermeerdering der rente vsn de nationale Schu d, in Stede van de aanzienlijke vermindering, die door de aanneming zöudë zijn herkregen. Mij uit den wensch, dac weldra betere tijden zullen aanbreken, ten einde tot schulddelging en vermindering van rente te kunnen overgaan/"Even als de vorige spreker, vermeent ook de heer Luybkh, dat het tekort genoeg zaam is gejustificeerden tevens, dat dit tekort werkelijk aanwezig is. IIij zegt.de overtuiging daarvan door cijfers en berekeningen te hebben verkre gen. Welk vertrouwen hij ook in den Minister van Financiën nïogt hebben, zegt de spreker ook ten deze niet door een blind vertrouwen te Zijn geleid. Spreker zegt dac de Regering door een fait accompli (de afstemming van de conversie-wet), in moeijelijke omstandigheden is gebragt, téft gevolge waar van zelfs de tegenwoordige Minister van Financiëfi, zijne portefeuille heeft vermeend re moeten nederleggen. Hij betreurt zulks, omdat die Minister, in wien hij vertrouwen stelde, de overtuiging had, door die conversie'sRijks financiën op te beuren en de lasten der natie te verminderen. Ofschoon dit ook door de meerderheid der Kamer is wedersproken, zoo veel ech'tèr is reeds thans zeker, dat *s Rijks uitgaven alomme worden verlaagd. Hij ver meent, dat alsnu moeijelijiter het verbroken evenwigc tusschen uitgaven en ontvangsten zal worden hersteld en uit de vrees, dat de Regering tot berei king van die doel, tot het voordragen van zware impopulaire belastingen hare toeviugt zal moeten nemen. Ofschoon dan ook diép betreurende de gevolgen der verwerping van de conversie-wetzege de spreken troost te vinden in' het bewustzijn, dat hij door zijn votum de Regering niet in d'êze móeijelijké omstandigheden heeft helpen brengeri, Hij verheugt ziéh, dat de Regering alsnu alleen de creatie van eene vlottende schuld heeft voorgedragen. Hoe groot ook de behoeften van het oogenblik zijn moge, zou hij zich nimmer met eene leening hebben kunnen vereenigen. Dej spreker verklaart ten slotte,' met weerzin eene goedkeurende stern te zullen uitbrengen, vermits eene af stemming ook van dit ontwerp hec treurig tooneel zoü opleverön, dat de rente niet met 1 Julij zou kunnen Vordert voldaan. Hij acht zich verpligt de Regering niet in de ongelegenheid te brengen, welke buiten h!are schuld zoude zijn ontstaan en zal mitsdien voor dé wee stemmen. De heer van Dam van hielt zegt, dat de staathuishoudkunde eene voot- treffelijke wetenschap is; hij acht het echter gevaarlijk, de theoriën daar van ten allen tijde in practijk te willen brengen, zonder op'tijden en óm' standigheden het oog te slaan; kunnende men zich op dié wijze dikwerf aan groote vergissingen blootstellen. Bij gelegenheid der dis'cussiën oVer de conversie wet, is met ophef over die werenschap gesproken. Men herinnert' zich hierbij ae geschiedenis van het schip, waarop eene epidemische'ziekte heerschte etl alle overledenen dadelijk over boord werden geworpen. Nt een dier personen door de wetenschap voor dood was verklaard', werd h|j over boord geworpen, ofschoon hec ook bleek', dar hfl nog vol leven eo te redden Ware geweest. Hij vermeent den val van de convérsië-wet aati eene overdrevene mate van voorzigtigheid eh overdreven wancröüwen te moeten toeschrijven. Spreke^ meent, dat men steeds in het oog houderf moet, het kenmerkend onderscheid tusschen het vertouwen in hét tegen- woordige bewind en hec vertrouwen dat men in deze vergadering aan de oude Regering heeft zien geven. Spreker beschouwt met het fid uit Noord- Braband, het ontwerp als de eerste wrange vrucht der afstemming van de conversie-wet. Spreker had verwacht, dac de Regering nu reeds andere" maatregelen zou hebben voorgesteld, als bi v. eene leening van 5pCt,- aflosbaar in 2 jaren, te vinden uit eene verdubbeling van de personele' belasting en eene verhooging der grondbelasting met 3TCc. In het tegen woordig oogenblik blijft hem en de andere leden geen andèr middel over,-* dan om het ontwerp aan te nemen. Hij verklaart dan ook' bet woord alleenf te hebben opgevat, om ernstig te herhalen, dat de redding van het Vader land niet denkbaar is zonder afdoende herziening der grondwet. De Rege ring staat op dit oogenblik zonder kracht tegenover de Kamers. Eefcè Rege ring mag niet zwak zijn. De staatsregeling moet zoodanig itügerigt wordetfj dat wij eene wezenlyke Vertegenwoordiging hebben. Want,'welke ook dèr meening der ingezetenen van het Vaderland moge zijn, niemand verlangt^ dat de Tweede Kamer, die slechts een tak dér wetgeving is, regfcre. Dit is thans werkelijk het geval. De verwerping van eenige voordrage kan nir dien van het geheele ministerie ten gevolge hebben, zonder dac mén over tuigd zij, dat het Volk het gevoelen van de meerdèrheid der Kamér deelt. Had er eene onblndbare Kamer bestaan, de staatsman, die «lleen de ver antwoordelijkheid van eenen uitgebreiden maariégel op zich genomen had, had zjjne betrekking welligt niet nedergelegd. Zijne Exfc. heeft daartoe besloten. De redenaar uit den wenschdat de oorzaken, welke tot dé aftreding van eenen Minister van Financiën hebben geleidZijne Exc. en' de Kamer nimmer zullen berouwen. De spreker dringt er ten slótte op aan dat eene herziening der grondwet, vóór de behandeling-van alle andere fioaniiële voordragcen, plaats vinde. De heer van den Botch betreurt het irihig, dat dé wers-ontWefpentot regeling van de geldelijke aangelegenheden van den Staat, uit hoofde van redenen, geheel vreemd' aan het onderwerp, worden afgestemd. Tèn ge volge van de verwerping der conversie-wetzullen et' eerlartg- andere maatregelen worden voorgedragen en welligt eene verhoöging van belas tingen worden vastgesteld. Hij geloofc echter niet, dat' de Regering den moed heeft, eene verhooging van belastingen, of eene verpligte verminde ring van renten, voor te dragen. Dé K&rner zai eerr en ander niet dan in volstrekte noodzakelijkheid toestemmen. Er moeten middelen buiten béi zwaar der Natie gezocht worden, alvorens tot eenigen wanhópigen maatre gel te besluiten. De redenaar meent dat hec ongegrond is, de redding5 alleen van bezuinigingen te verwachten. Door den onophoudelijken aan drang tot bezuiniging en de verpligting der Regering, om daartoe over te gaan, zijn er steeds te korten ontstaan. De lieer Enschedé verklaart, nog geenzins overtuigd te zyn geworden, dat hij bij de beraadslagingen der convcrsie-wet, ten voordcele waarvan hij gestemd heeft, gedwaald heeft. llij zal het thans aanhangige omwerp goedkeuren, daar er toch op dc eene of andere wijze fondsen moeten worden gevonden 0111 de zaken aan den gang te houden. Daartoe bestaat dringende noodzakelijkheid. Zijus inziens kan er niet over het gemis van naauwkeurige opgaven betrekkelijk den achterstand, worden geklaagd, t-i over min volledige kennis drr financiën van den Staat. Het is toch, onder atiï bekend, dar in de 30 millioehcn ouden achterstand door de in 1840 daargesteldesi voor 18 millioenen is voorzien, en dat de bewindslieden verklaard hebben, daif overige 12 millioenenzonder dar de betalingen daardoor behoeven te lijdent] ontberen. Er bestaat dienaangaande geene achterhoudendheid. Mqgt, men later rol hermunting overgaan, dan zal then de middelen daarvoor dienen te leveren, nj is eene aangelegenheid van latere zórg. Hy beschouwt de uitgifte van schatkist-L als het getaedSte middel, om voor het oogenblik in het cekqrt van 184.1 en 1849 95 milhoenen .groot, te voorzien. Ér is geen tijd van beraad. De iste Ji||jjl handen. Hij deze gelegenheid acht hij zich verpligt, zijn leedwezen te betuigen! naar het schijnt, eene afiligelegeiiliejd van het hoogste gqwigtde vereffening Jer!, ten lakte yait Belgie, vooreerst op dén achtergrond is geplaatst. In het waarachtig; van den Staat is uitstel ten dezen onverantwoordelijk De mogelykheid tot vcjre; bestaat óp dit óögenbh.k zonder eenig bezwaar. Maar de schuld zou groot geyaart lopnen indien hiiiteii 's lands eenig voorval vhn gewigt in de staatkundige wereld v'Ónd. liecfls bedraagt onze rentebetaling ruim .4.1 millioen guldens. Waar zou hei indien meii weder voor 4 millioenen Zou moéten zorg dragen. Eene bankbreuk F het gevolg van zijn. De hewjndsmandie zielvaan hec geldelijk beheer van den., onttrekt, licëft het irigézien. Ilij heeft de, Belgische schuld tot eene liquide schuld gei Éii hij heefc getracht om va;, deze zeldzame gelègenheid gebruik te maken, oe] tén Voordcele Van de schatkistte doen tittloopen Heni blijft het aangename bew.-, óverook die gewigrme dienst ddii het Vaderland te liebben willen bewijzen. De heef den Tex acht eene beschouwing Óver de conversie wetbij de behandel!;, ecii ontwerp, hetwelk de strekking heeft, om in behoeften der schatkist tydeif vóófzien, ontijdig en ongepast. Wat aangaat de toepassing der wetenschap djidèi aangelegenheden, meent sprekerdat die wetenschap, waar zy kaïi tóegepast wordenj in practijk gebragt en hooggéschac., Zijne Exc de Minister van Financiën vangt aan met te herinneren datjiij, bijji vaarding zijner hooge betrekking, dén tëd gëzworen heeft, die met zijne gevoel; wenschen overeenstemde, van steeds eprbied voor de grondwet te zullen betoonen,) eerbied brengt ook méde eerbied voor de uitspraken der Kamer. Z.ijne Èxc. eertó dezejve steeds en zal dit ook opliet tegenwoordige oogenblik doen. .(jcen.woftj verwijt of verdriet over eene Omstandigheiddie voorbij is. Dit meent Zijnet mopren verklaren, dat het eenigè goede stelsel, dgt hém, Ministerbekend wu 'sRijks financiën te herstellen, de goédkeuring van dé meerderheid der Jtaiyer niel mogen wegdragen, Vaji den dag eq het oogenblik dat dit besluit is gevallen] Zijne Exc, beproefdói', niet het beïjoud Van het stelselop eene eenigzins andere] hetzelfde doei zou kiiimeri bereikt worden;, het doel, tot welks bereiking hij zoo .1 zyne rust zou liebben óp'geófferd. Dóch Zijne Exc. is tot,de slotsom gekomen,; geen beter middel tot opbeuring der financiën kende en dat Zijne Exc. geene kon^ dragen, die strijdig zouden zijn met zijne overtuigingen zijne vroeger afgelegd fineen. Het is uit dien hoofde, dat Zyne Exc verzochtheeftdat de leiding; geldmiddelen van den Staat aan een ander wierd toevertrouwd. Alvorens daartqe sldan, rustte ,op hem dé pligt,, te zorgen, dat 5.lands credict staande gehouden. De behoefte der schatkist was dringend. By het tekort op dén oudèn acluerstaad, het nieuwe tekort., waren de ontvangsten van dit jaar niet toereikende,.om den taling van i°. Julij te dekken. Ter beantwoording, der bedenking, dat er genoi middèlen in de .schatkist voorhanden zouden moeten, zynt zegt;iZijne Exc.,i bedrag der ïn dezelve gedeponeerde fondsen, dat op i° January 1842, 17 mil beliep, ten gevolge der uitkceeringén voor den Rijn spoorweg ien voor de,droog; van bet Haarlemmermeer, niet méér,dan ruim 9 millioenen beloopen. Bij debt d/ingende behoefte, was dé, daarsteilïng eeuer vlottende schuld het doelmatigstevt Zijne Exc. vertrouwt, dat daardoor in aè behoefte van het oogenblik zal wordet zien, Hy hóópt, dat er Ja tér gelegenheid zal bestaan, dit tydelijkë papie,r wedt trekken, daar hy het niet raadzaam beschouwt, dat zoodanig papier voor zulk een lange iji'.omloop blyvé. Hij h'oopt^ dat de daafstelling dezer wet het mitldelzt óm het eensgezind Óvéfleg in den boezem van de Staten-Generaal zelve, en tussc Regering en Óe. S'fa'ten-Géneraal tot stand te brengen, en Op die wijze de toeku verzekeren. Al tnogt hém in zijne nieuwe betrêltking meerder rust en geluli, ajjne tegenwoordige te beurt Vallen, zekér Zou di't het g'ëVal niet zyn, wane* het yaderTand niet Wel ging. By deze laatste gelegenhei'd) dat Zijne Exc. tó de vergadering bet wpórd voen de Minister het met ondoelmatig, kortelijk éenigè Jioofdpunten te herinneren van' door hem is Véfrigt. ïn een zeer moeijelyk tydsgewricht aanvaardde ZyneE Ministeriele betrekking., Hij deed dit .niet, /.onder te hebben aangenomen de moe taak, van den staat; dér nnancien zónder eenige achterhoudendheid te doen kent óin het Amórt.-Synd. af te, schaffen, Geriist durft Zijne Exp. liét beweren, dat; de staat dé/ financiën zoo in hét algemeen als in het bijzónder, zóó zeer bekend; i'sals tegenwoordig. Dit hébben de jongste beraadslagingen bewezen. De voilé én naauwkeurigheid dèr opgaven met cijfers aangétoond. By, cené .gfzonderliji is nog in den laatsten tyd de juiste staat van den pilden achterstand opgegeven, fihitievé regeling daarvan was vóör het einde des jaars door Zijne Exc. toegezegd, Exc. stelt er prjjs op, dat dit zoo veel mogelyk nog vóór z^np/ftrediiig plaats Üit dien hoofde légt £ytie Exc. nog eene nadere nota over. Daaruit zal Ijetsu blijken, dat die achterstand tot 30 millioenen is teruggebragtdat 18 millloeffeaifjji gedekt zyh, en dat de 12 millioenenvoörloopig liög niet worden gevorderd, Hï| hfceft Zync Exc. eenè niéuwe Instructie voof de Rekenkamer tot stand gebragt aanzien der perisioenen heerschte eép te groot vpfschil van'gevóélenzelfs lp de dat hij Ijct mogelijk geacht heeft, dien aangaande nader eene vóordragt aajité bied bestaande pensioenen zullen'naar de grondslagendoor eene Staats-Commissie, leden der Kamer behoorden, worden' herzien. Zyne Exc, heeft getracht, deni belastingen' op de meergegpedën over te bréngen,. Soms is dit den Minister raalij gelukken. O verdrévene fiscaliteit is daar, waar, de wet dit tqestónd,;e. Ipeerj Een nieuw tarief van regten op den in-, uit- en doorvoer is dpor hem vóórbereidt Óen vervroegden overgang dér uitgestelde in wérkelyke schuld, js het nominaal d'cr Staats-schuld met 800. miUioènen verminderd. De verschillen mét' Bélgfe,f byzóndër' ihgewikkeld waren, zijn opgelost' en tot eépe biflyfte.afdoéning gebragt, sthikking rijet Belgte geirotfenhad Zyn? Exc. vertrouwd, hei middel te zullen dat, zou' hébben kunnen strekken, om hét ev^myigt tusschen ontvangsten en uit;, herstellen, zonder' over te" gajsh tót eenige korting van renten,, of to; verlioo» eenige belastingen^ Dat voorstelmpgt de goedkeuring van de, Kamer niet ven Zijné Exc, heeft geen ander middel kunnen vinden, om hetzelfde doel,té bereikt hééft geen mjddel willen voordragen^ dat stryaig was met zijne overtuiging en ié gére dóór' hém afgelegde verklaringerf.Hoe vriendschappelijk pok de toespraken zélfs'yan hén dié tégen de converde-wet gestemd hébben, he^Fyhij gertpend, dat aaji dén Koning', aan het Lahd.en aan zich/elven verschuldigd Was, zy houtslag tt Het' hééft Zijnés Maij. behaagd aan dit verzoek wél te willen voldoen. Zyne Ei klaart, dat hij steedside volbrenging van zyn pligt en het belang.Van hetVaderlaik op het oog gehatï. Indien Zijné Exc. tnogt gedwaald hebben dan h?éft by gedw goeder itrouwè. „vZyne Exc. boputt<<dat de .tpekouist. zyne daden en: handei régtvaardigen. Met leedwezen heeft hij gedurende zijn beheer yeel wantrouwen Móge het. vertrouwen, onder zijnen opvolgertpéughéeren ^fóge deze zyncgt tiak Vèfvullen tpt bevordering van het welzijn vant het dierbare Vaderland. Gods zij over' hem l Om hen rót dejbcd'óelde bevordering in staat te stéllen en de haasww te verzekéren, be,veelt dé Minister het thans aanhangige ontwerp aan/( De heer Van' Nes beeft met diep leed\vezen de aftreding van den hóóggeachten vérnoinen. Imhsschen beschouv/t hi^'z^ne aftreding wijs en doelmatig, Hij had h( mTddel tof hérktel voorgedragcn.'Hy acht gèep ander middel mógelijk. De Minisi» thans de gronden van. den cónstitudonelen r'cgeringsvórin te kennen en te eerbk Hij'hoopt, dat Zjjne Exc. in de nieuwe betrekking, waartoe hy thans geroepen is, bewijzen van bekwaamheid zal gevenwaarvan het Vaderland de vruchten plukkei Ter stemming overgegaan zyndeis hét ontwerp aangenomen 'niet algeineene sik uitgenomen die van den heer Kmphorst. Ddaróa,Wórdt dé'vergadering gescheiden. Tn de zitting van de Eerste Kamér der Sratëit-Géneraa! van tó van de Tweede Kanièr ontvafigen het doof dezelve aangenomen ootMf tijdelijke voorziening in de behoeften der schatkist, Heden 2tjn bij het Provinciaal-Geregtshof van Zuid-Holland,;dt dooijen in zafeè J. C. van Stentsbeschuldigd van vergiftiging^ voofii en ten einde gebragt. Nadat de verdediger van den beschuldigde, t Meimanten' tweeden nfaIe b!èt woprd gevoerd badis de behandeld zaak, die elf teregfzittingen heeft gevórderd, geëindigd. De uittpi» bepaald op Vrijdag aanstaande dés morgens ten elf ure, - Het genootschap; tot bevordering der Bouwkunst, heeft te Aoff hare perste algemeene vergadering gehouden, onder voorzitting van D* D. Buckler. Uit lïet verslag, door den Secretaris den heer Ji fi uicgebragt, bleek y dar het gebóotschap 519 leden teit. S P A N J E.- In eenen bijionderen' brief |olt Midrid wordt vsri den 6den JM meid, dar, daar de bemanning van de Spaansche stoomboot Isabellal de oproerige beweging deel had genomen, de Engelsche schepen waieren van Katalonië door bet Spaansche bestuur gemagtigd ware' op die stoomboot jagt te maken, De gemoederen te Madrid warei het bekend worden van deze magtigiHg ten hoogste ontstemd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 2