IV €5.
C O IJ R A
Rijs
A°. 1843.
LEYDSCIIE
NEDERLANDEN.
fRr,
den,
r'gten,
e VOJ
itvan
*mh ii
ertrous
\NUJ
'DEN.
is sen
SSEN
Cermii
n de Rn
en 4
onwil
IDS 911,1
Mei,
WOENSDAG,
u
r. 1 c a f 1 E.
nde di
MERi
in
1 Chin]
rand
re voij
Mnhtj
eekenï
wegdn
raat Q,
VY.
RU
een c
<oth.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS jjrr STAD LEVDEN, waarschuwen hij
dezen een ieder, wien lier zoude nio<*eo aangaan, dat ingevolge de besraande w.rten, op
de aanstaande Kermisgeene Horoskonptrekksrs Planeetlezers DobbelaarsRij fel Jars
Draaibordenof diergelijke 'schadelijke spelen zullen worden "toegelaten-, en dat onder
voorwendsel of schijn van iets te vertonnen als anderzins, geene bedelaarsverminkte of
gebrekkige personen alhier zullen worden gedoogd, maar dadelijk door de Agenten der
Policie opgevat, ten einde omtrent'dezelve naar bevind van zaken zoude kunnen worden
gehandeld. Terwijl wyders aan allen die in de termen der wet op het Patent-regt
vallen, bij deze nadrukkelijk wordt herinnerd, dat zij niet zullen worden toegelatenten
jij van een behoorlijk Patent voorzien, waaruit tevens blykt dat het diensvolgens door
hun verschuldigde regt is bttaald. Dat eindelijk, niemand, gedurende deze^ Kennis,
met iets zal mogen voorstaan, op de straten vertooncn, of daarmede rondgaan, zonder
daartoe niet alleen, lier vefeischte consent verkregen te hebbenmaar ook het deswegens
verschuldigde marktgeld aan de" Marktmeester te hebben betaald. Wordende den Heer
Directeur en Commissarissen van Policie bij deze gequalificeerdom voor de executie
dezer te zorgen.
Aldus gedaan en gepubliceerd, bij H. h. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyderiy op den 22. Mei 1843.
DU RIEU.
Ter ordonnantie van dezelve,
v. PUTTRAMMER,
k K'EtR Nfl S G E V I N G.
BURGEMEESTER rn WETHOUDERS der STAD LEYDEN, gelet hebbende op
den Wet van den 24. April 1843 Staatsblad Nö. 16), ror aanvulling en wijziging der
Wetten op het Regt van Patent, van oen 21, Mei 1819 en. 16 Junij 1832, brengen ter
kennisse van de onderstaande patentpligtige ingezetenen, als:
i°. Slijters in wijnensterke dranken en likeuren, welke hunne wijnen of andere dran
ken, in het klein, dat is, doorgaans nier minder dan 11 flesschen (10kannen) verkoopen,
IN.
alÏdJ
ia Wei-
rD.
ÜD.
nen
(en l||
dankc
ten ni
:j gelui
K:
eet\{ê
Milt
Moii-
■ansche
OKTE
BUSÉ,
dat ij
MER.
zuilei
wordti
'den.
Dingt,
TANE
Wol.
F, be.
k dei
c uit
Junij
jinnes
inge.
Werk.
oodi,
E vu
annel
»ning,
fjjk 8
orden
rkoo.
B,
:n:
itDE
zin-
UFT
0.80.
htiif
050.
GD;
d ii,
3.jo.
'n de
3.30.
[ertr.
3.40.
gn,
ju me-le de slijters van bieren, welke gewoonlijk niet meer dan twee vaten tevens uitslaan,
a\ Tappers, wijnhuis-bierhuis' eri kroeghouders, en zij, welke fijne likeuren in
hunne huizen of winkels nitschenken.
3». Kroeghouders en slijters van dranken in het feleih, welke zelve met geene grootere
hoeveelheid dan van eene kan tevens ihslaan.
4°. Koffijhuishouders, zod mede houders van tuinen of buitenhuizen, tot openbare
uitspanning.
Dat ingevolge art. 2 der bovenaangehaalde Wet aan hen het Patent niet zal worden
afgegeven, en zij de bovenvermelde bedryven niet mogen uitoefenen, dan nadat de helft
V3n hunnen aanslag in het\ patentregt over elk dienstjaar zal zftn voldaan, en wijders het
patent vóór'een volgend jaar, mede niet zal worden afgegeven, dan nadat het verschul
digde over het voorafgaande jaar ten volle zal,zijn aangezuiverd.
Waarschuwende Burgemeester eh Wethouders voornoemd de bovenstaande patentpligten,
om, dadelijk na «ntvangst der aanslagbiljetten de helft dier aanslag ten Kantore van den
Ontvanger der Directe Belastingen te betalen,, en zorg te dragen, dat zij hun bedrijf nier
verder uitoefenen, tenzij voorzien van hun patenthetwelk dagelijks op vertoon det
kwiranrie zal kunnen verkregen worden ter Secretarie de2er Stad, 'svoormiddags van 10
tót 1 urè, ten einde hetzelve, by de eerste aanvrage daartoe gedaan wordende, terstond
te kunnen vertoonenen daardoor voor te komen dat zy ingevolge art. 37 der Wet van
at Mei 1819 niet vervallen in eene boete van niet minder dan 25en niet meer dan 4ooguldens.
En opdat niémand hieromtrent onwetendheid voorwende, zal deze worden afgekondigd
en aangeplakt, alomme waar zulks te doen gebruikelijk is.
Aldus gedaan en gepublicëerd by H. H, Burgemeester 'en Wethouders der Stad
Ley denop den 27. Mei 1843.
DU RIEU.
Ter ordonnantie van dezelve,
v. PUTTK AMMER.
Levden, 30 Mei.
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaalvan gisteren,
lebben nog onderscheiden leden aanreekenlng in de notulen verzocht, dat
rijn zich met het In de vorige zitting genomen besluit niet hebben kunnen
«ereen'gen. Tegen dat beiloit hebben thans geprotesteerd de heeren van
t)om van hielt, Lujben, Mutsaersvan Saste van ffsseltvan Akerlaken
Mime, van Tuyll van HeeZeRomme, Cerver Hoeft, Neder burgGouverneur,
sail Nes en van Bteiswijk,
Is ontvangen eene Koninglijke boodschap, ten geleide van een ontwerp
vin wet, strekkende tot wijziging der wet, houdende instrnctie voor de
Algemeene Rekenkamer. -Verzending aan de afdeelingen.
is Ingekomen eene missive van Zijne Exc. den Minister van Binnenlandsche
Zakendie daarbij inzendt de verslagen van den staat van het hooger, mid.
delbaar en lager onderwijs, alsmede van den staac van het armwezen over
1841. Deze zullen worden gedrukt.
Nog is ontvangen een adres vsn den heer Catste Amsterdam, die op
nieuw het denkbeeld van het 'leggen eener belasting op de effecten aanbe
veelt,Verzending naar de Commissie.
Aan de orde van den dag zijn de beraadslagingen over de voordragten van
vet tot intrekking en vervanging, het eene der eerste afdeeling van titel XVI
boek II, burgerlijk wetboek, en het andere van art. 695, 696 en 698 van
bet wetboek van burgerlijke regtSvorderlngbetrekkelijk de boedelscheidin.
jen, rakende de minderjarigen.
De heeren Romme, Backer, den Tex, van Dam van Isseltvan Rosenthal
en VytwerfSterling hebben het doeltreffende der thans voorgestelde bepalingen
ontvouwd, en aangetoond de noodzakelijkheid van hare daaratellingterwijl
bovendien sommige der leden verklaarden dat, hoezeer zij den vorm waarin
de veranderingen vervat waren afkeurdenzij echter het doeltreffend voorscel
om den vorm niet zonden afkeuren.
De heeren Luzac en IVarin hebben de voorstellen, die zij goedkeuren,
Om den vort» waarin deze vervac waren, gemeend te moeten afkeurenvooral
omdat het hier een beginsel gold, dat voor het vet volg van belang te be.
ichonwen was.
Zijne Exc. de Minister van Justitie ving aan met te doen opmerkendat
de gehouden beraadslagingen het bewijs opleverden, dac de heerschende
Beming bij de Kamer niet is, om de aangenomen wetboeken onaangeroerd
te Uteh liggen, wanneer noodzakelijke verbeteringen daarin Zouden kunnen
gebragt worden. Hij beschouwde het alt tot zijne taak behoorendeom die
verbeteringen aan de Kamers te onderwerpen. Zijne Exc. heeft vervolgen»
de zwarigheden, tegen den vorm van het voorscel Ingehragt, trachten oit
den weg te ruimen, en daarna de bedenkingen zelve tegen het voorstel
vederlegd.
De beraadslagingen gesloten verkisard zijnde, worden beide ontwerpen in
omvrtsg gebrsgt. (Het eerste ontwerp is aangenomen met 46 tegen ihet
tweede met algemeene stemmen.
Tegen het eerste ontwerp hebben zich verklaard de heeren IVarin en Luzac.
Vervolgens wsren aan de orde de beraadslagingen over het ontwerp van
wet nopens het tarief van doorvoer.
De beer van Ryckevorsel betoogt het wenschelijkedat men van lieverlede
f f'iTf .'r 'i'; f
\r-i Ci
31 M E I.
terug is gekomen vsn het denkbeeld dir de doorvoer niet rot den eigenlijken
handel zou benooren. Daardoor toch worden grooce voordeelen toegebragt
aan de localiceiten alwaar de doorvoer plaats heeft. De spreker kan echter
niet inzien, waarom de Regering bij het aanhangig ontwerp de voordeelen
van het regt van doorvoer slechts tot sommige plaatsen bepaald en het niet
algemeen uitgestrekt heeft Hij zal daarom'echter niet tegen de wet stem.
men, eerstelijk, om de bedoelde steden niet te versteken van de haar toe
gekende voordeelen tot dac een geheel nieuw tarief zal zijn voorgedragen,
maar ook, ten andere, om re toonendar, wanneer hij eene voordrage wei
gert, dit niet is uit stelselmatige oppositie, en dit wel allerminst tegen den
Minister van Financien, dien hij hoogacht, en wiens pogingen, tot herstel
van *s lands financien, hij gaarne zal ondersteunen.
De heer van Goltitein doet mede hulde aan den Minister van Financien,,
wiens regtschapenheidkennis en ijver hij hoogschat. Hij doet ook Hulde
aan het denkbeeld der Regering, om het voordeel, dat eenigesceden hebben
tot verdere uit te strekken. Hij heeft incusschen tegen de voordragt groote
bezwaren, welke hem zullen nopen tegen haar te stemmen. De spreker
betoogt namelijk: 1°. dat het Mainczer verdrag niet wettig tot stand gebragc
is; 2°. dat er geen privilegie in het stuk van belastingen mag plaats hebben,
en alzoo eenige steden geene voordeelen mogen genieten, terwijl andere een
hooger regt betalen; en 3°., dat geen regt, aan de Wetgevende Magt toe
komende, uitsluitend aan het Opperhoofd van den Staat mag worden opge
dragen. Om al deze redenen verklaart zich de spreker tegen de wet.
De heeren Michiels van Verduynen, van Hoorn van Burghvan Rechtereer
en den Tex hebben zich ten voordeele van het ontwerp verklaard. Eenige
hunner hebben het doeltreffende der daarin voorgestelde bepalingen ontwikkeld,
en Dit aanmerking, dac het hier een tijdelijke maacregel gold, over sommige
bedenkingen heengestapt. Sommige hebben hunne denkbeelden medegedeeld
nopens de grondwettigheid der Maintzer overeenkomsc, het privilegie in hec
stuk der belastingen en het bijzondere regt, bij de voordrage aan hec Hoofd,
van den Staat toegekend.
De heeren Hooft, van Rosenthal en van Dam van Isselt hebben zich tegenr
het ontwerp verklaard, inzonderheid uic het oogpunt, dat er geen privilegie
in zake van belasting mag worden verleend, en dac aan een deel der Wetge
vende Magt geen regt mag worden coegekend, dac aan de gezamenclijke Wee.
geving behoort.
Zoo wel eenige leden die zich vóór sis anderen die zich tegen het ont
werp verklaarden, hebben bij deze gelegenheid hunne cevredenheid kenbaar
gemaakt, dac zij den Minister van Financiën weder in de Vergadering hadden
zien verschijnen, hetwelk, naar zij hoopten, het bewijs opleverde, dac
Zgne Exc,, door de stemming die Zaturdag jl. gehouden ia, niet was afge
schrikt om verder zfine krachten aan hec welzijn van het Land toe te wijden.
Zij gaven te kennen, dac zij de groocste achting en persoonlijk vertrouwen
In Zijne Exc. stelden.
Zijne Exc de Minister van Financiën verklaarde in den aanhef zijner rede
dat hij gevoelig en dankbaar was voor de blijken van welwillendheid, hem
door sommige leden gedurende deze beraadslagingen gegeven. Zijne Exc.
kon echter niet toegeven de gevolgtrekking, welke men uit zijne tegen-
woordigheid op heden had afgeleid. Sedert 24 uren had hij zijne zorgen ge
wijd «an de verzekering van den gewigtigen gang des bescuurs. Het is nog
onzeker of hij verder in de mogelijkheid zal wezen, zijne diensten aan den
Koning en het Vaderland te verleenen Zijne Exc. meent dat men geene
taak op zich nemeu moer, wanneer men niet overtuigd is haar in het ver
volg te kunnen volbrengen.
Bij hoofdelijke omvraag is het ontwerp sangenomen met eene meerderheid
van 42 tegen 6 stemmen.
Tegen hebben gestemd de heeren IVarinvan Rosenthal, van Dam van
I.selt, Hooft, van G Itsteih en Hor eel.
Daarna worden de afdeelingen voor de twee volgende maanden getrokken,
en hare voorzitters en iweede voorzitten benoemd. De uitslag is:
iste afdeeling, voorzitter de heer Bruce, tweede voorzitter de heerent
de Man; 2d de heeren van Na en van den Bosch; 30e, de heeren Tromp
en Luyben; 4de, de heeren Unac en Romme, en 5de afdeeliog, de heeren
Van Rappard en Michiels van Verauynen.
De zitt ng wordt daarna gescheiden tot kort na Pinksteren, de juiste dag
nader te bepalen.
De Staatscourant van heden bevat de volgende Circulaire door den
Minister van Binnenlandsche Zaken aan de Gedeputeerde Staten der ver
schillende provinciën gezonden:
Onder het gebied der schoolwet van 3 April 1806, tot in den jare 181I,
geschiedde de aanstelling van onderwijzers bij lagere scholen in de ver.
schillende gewesten, behalve door stedelijke en gemeentelijke besturen,
door zeer verschillende eollegiën of personen, naar gelang der uiteenloo.
pende voorschriften daaromtrent bij de provinciale huishoudelijke school
reglementen voorkomende; welke voorschriften gedeeltelijk waren gegrond
op vroegere regten van eigenaars van heerlijkheden, collatoren, stemgereg-t
tigdenenz.
Door de inlijving van het Koningrijk Holland in het Fransche Keizerrijk
en de invoering hier te lande van de Fransche wetgeving, is alles wat vat»
die regten destijds nog moge zijn overgebleven, afgeschaft en buiten werking
gesteld, en de schoolvervullingen zijn destijds gebragt onder het ressort vat»
het burgerlijk gezag
Bij besluit van den Souvetelnen Vorst van ao Maart f814, N". 2, is de
wet van 3 April 1806 op nieuw hersteld of bekrachtigd, met al de daarop
rustende of daaruit voorgevloeide algemeene en bijzondere schoolverordenin
gen; maar ten aanzien der Schoolvervullingen is bij dat souverein besluit eene
uitzondering gemaakt; zijnde bij art. 2 van hetzelve bepaald, dat de school
vervullingen behoorden plaats te hebben op den destijds gebruikelijlten voet.
In het besluit van den Souvereinen Vorst van 26 Maart 1814, N°. 20
Staatsblad N°. 46), betrekkelijk de heerlijke regten, wordt wel gewag
gemaakt van het regc van collatie of beroeping van Predikanten, doch daarin
wordt volstrekt niet gesproken van de schoolonderwijzers of van de herstelling
van het regt om dezen als van ouds te beroepen of aan te stellen. Bovendien
hield de publicatie van den Commissaris-Generaal voor de Binnenlandsche:
Zaken, van den leden Mei 1814 in, dat het voormelde besluit niet vermogc
beschouwd te worden als dadelijk invoerende de daarin besprokene regten,
en er dus, al ware ook in dac besluit de rede geweest (hetwelk het geval
piet was) van het regc van collatie of beroeping van school-onderwijzers,
dat regt nader had moeten bevestigd worden, hetgeen niet is geschied,
Ituusschen heeft men op vele plaatsen de eigenairs van heerlijkheden