A\ IS«. leydsché N" 'C O R A N tv MAANDAG^ •trdfgdei e Mtreo vrijhei! uicipraal meenten remen i egeitian s uitroe aeemc di adeloupi iee-ofli inieeke op welkt volgen, Zimelinj KENNISGEVING, eilant Tweede Zitting van den Militieraadover het Kanion Leyden V°. 15. >00 in d; jjurgemEESTER en WETHOUDERS der STAD LEÏDEN, geven 'jij deze Biennis aan de Gotelingen dezer Sia'd, behöorehde tót de ligcing van het jaar 1843 dat |e Tweede Zitting van den Militieraad voor deze Stad zal plaats heboenop h"t Raadhuis \lhitr op DonderdagVrijdag en Zaturdagden 23, 24 en 25sten Maart aanstaande -"' "i 11 m0rgens ten 10 uremet vermaning, om op die dagen en uren, voor bovengemelden R.aad te verschijrteh', ten einde himne vrijstelling op hunne ingediende reclames, of wegens personele ongeschiktheidris vernemen v terwijl zij, bij gebreke hiervan (al ware Geb|,j,et dat het biljet tt>t oproeping van ieder derzelve in 't bijzonder, niet behoorlijk aan 1' 5^r«heu m»gt zijn bezorgd), ingevglge art der wet, van den aksten April 1820, zullen iico'lgeacht worden geenerhande reden tot vrijstelling te hebben, en voor de dienst finaal n~iVorden geresigneerd. 4 V/% Aldus gedaan eii gepubliceerdbij H. H. B ordemeester en Wethouders der Stad Leyden, óp deh 13, Maart 1843. ia8{ D R 1 E u. Ter 'ordonnantie van dc/el.ve, v. PUTTK A M M E R. I 00 r NEDERLANDEN. Leyden, 19 Maart. I9i\ Uit '1 Gravenh'age melde men van den tpien dezer: Hue Majesteit de Koningin heeft aan den heer Schrammonderwijzer (n 34f de schilde kunst en hofschilder van Saksen- Weimar-Eisenacn, eene prachtige -9{ inmfdoot doen overhandigen; Het is bekend, dat deze zoo geachte kunste naar, die Duitschland 'in den rang zijner eerste schilders van sq larelle'n pisarstgedurende zijn verblijf alhier, onderscheidene poriretien vervaardigd heeft, waaronder die der P.insen van het Koninglijke gezin, die, uit ver schillenden hoofde de bewondering der kenners heeft uitgemaakt, en die den beer Sckrimm de meest vleijende en vereerendste goedkeuring hebben doen ten drelei vallen. Men verneemt, dat de heer Schramm zich binnen kort, op l imoo-'iging van eenige aanzienlijken aldaar naar Amsterdam zal begeven, maar nat ni)na er de -portretten voltooid te hebben, waartoe men hem derwaarts heeft geroepen, nog eenigen tijd in de Resideutie zal doorbrengen, ilwaar hem nieuwe arbeid wacht. Gisteren zijn alle de afdeelingen van de Tweede Kamer de/ Staten- G-neiaal vergaderd geweest over het voorsiel van den heer van Dam van liult, betrekkelijk het drukken der no.a'i van de leden; terwijl twee afdee- lingeti het onderzoek over de ontwerpen van wet, nopens at tarieven van jnsii ie-kosrenenz., hebben voortgezet. Vóór de gisteren gehouden zitting, heeft re centrale aldeeltng eene bijeenkomst gehoudeo over de voordrag! van wet nopens «ter paientrégt. Heden morgen ten half elf ure is de centrale afdeeling vergaderd geweest over het bovengemelde voorstel van den heer van Dam Ten elf ure he it er eene zitting met gesloten deuren plaats gehad, waarin Znne Exc. de M nister van Koloniën beantwoord heeft eene nora welke onlangs, in 3no- coimié-eenerasldoor een der leden was overgelegd, en waarover roen aetunöeld -erd. Na de afloop dier vergadering, zijn alle de afdeelingen ran dtbtjeengekomenom met het onderzoek vin de voordragt van wet, wegens BONTtde leteling van 's Rijks openbare schuld een aanvang te maken. oe Em Morgen ochtend zal de centrale afdeeling met de rapporten s verga Anderen over het ontwerp van wet nopens de patenten. Ten elf ure zullen tssemtfa Ie de afdeelingen het onderzoek voortzetten over de voordragt van wet, betrekkelijk de regeling der openbare schuld. (bf, Bij het eerste onderzoek, hetwelk in de afdeelingen van de Tweede Kamer oer Staren-Generaal heeft plaats gehad ten aanzien van het ontwerp „..ran wet nopena de personele belasting, heeft de groore meerderheid der '".J: leden verklaard, niet te kunnen goedkeuren dat de Regering zich bij de 7 Mjii tegenWourdige voordragt bepaald heeft tot eene partiële wijziging van de ^""bestaande wetten up het pereoneel, in plaata van te besluiten tot eene gebeele herziening dier in vele opzigten gebrekkige wetgeving. Men had gewenscht, dat de Regering zich door de mislukte poging van den jare PAM840, om een geheel nieuw atelsel van penonele belasting bij de Kamer ISSE1 ingang te doen vinden, niet zoo hebben laten «IchriKken van het destijds schier door alle leden aangeprezen doel, om, met behoud van de grondsla. gen der bestaande wet, hare gebreken te verbeteren, de toepassing daarvan gemakkelijker te maken en eene meer gelijkmatige werking der belasting te hgis bevorderen, Htetaan nu beantwoordt, naar het gevoelen van de meesie Mie «Heden, de voorgedragen wet niet genoegzaam; zij zal strekken tot wijziging JREÜvan enkefe bepalingen; geenszins tot verbetering van het geheel. seheni Eenige vrijatellingebdoor verhoogingsn ruimschoots opgewogen, maken 'iticvn den hoofdinhoud van dè voordragt uit, waarin men te vergeefs naar eene 1 van énkele belangrijke wijziging beeft gezocht tot opheffing van een der gewig- cr-pot tigc bezwaren tegen de beataanoe wet, op welke de Kamer reeds meermalen de aandacht der Regering gevestigd beeft, en welke men gewenscht had ^allhin bij de s'snbieding eener nieuwe wet omtrent deze materie in opzettelijke oor a overweging genomen tuogten zijn. Zoo hadden ooder anderen, de meeaten tindii gewenschtdat dé Regering gehoor mogt hebben gegeven aan de zoo dik wijls en ie regt geuite Itlagten wegens het vermogen, bij de bestaande wee aosi aan de adroihistracie toegekend, om in sommige gevallen zelfs de belasting schuldigen voor een zoogenaamd aanvullingsregt naar welmeenen aan te slaan, ndageieene bevoegdheid, die door velen geacht wordt van zulk eenen bedenke- /leni lijken aard te zijn, dat zij uit dien hoofde alleen eene herziening der wet I Vot noodzakelijk zouden oordeelen, indien zonder deze aan het doen ophouden laai. van dat vermogen niet gedacht mogt kunnen worden, o Men beeft in de voordragt ook bezwaar gevondennit hoofde zij ten ?A»viti gevolge zal hebben, dat bij de twee reeda bestaande wetten omtrent de .eidic personele belasting wederom eene derde gevoegd zal worden, waardoor het roogi voor de belastingschuldigen indedaad eene zeer moeije.ijke Zaak zou wezen n hui om zich ten aanzien van hunne verpligtingen de noodige kennis ie verschaf fen. Men vérlairgde derhalve, dat de wet van 29 December 1835, waarvan hij het onderhavig ontwerp de gedeeltelijke intrekking wordt voorgedragen, ■tari 'daarbij geheel worde ingetrokken, met overbrenging zoo veel noodig in de e,et nieuwe wet van de bepalingen der vroegere, welke men zou meenen te kplat moe en behouden. Men verlangde voorts dat, wanneer eenmaal de thans send voorgedragen wet uitgevaardigd zal zijn, alsdan van Regeringswege worde ek- Èorg gedragen voor de uitgave van den samengetrokken tekst der beide wetten; aihb be leden hebben algemeen Verklaard, zich zeer wel te kunnen vereenigen foei het denkbeeld, hetwelk de Regering bij de onderhavige voordragt heeft geleld, om namelijk hei aiukkende van de belasting voor de minvermogenden ie verligten, en om, ter vergoeding van de verliezen, welke de schatkist rde» daardoor zou komeu te lijdeo» dg beliftipg viudeneergegoedeneenigeim».e 20 MAART, ie verhoogen, Doch terwijl allen hetnlgd-n het doél Ih dezen volkomen té konnen beamen, hebbei- de .n--sren rogtans de meening re kennen gegeven1, dat de voorgestelde bepalingen d'et voldoende tullen worden bevonden om dat doel te bereiken. Imm-rs heeft men zich niet kunnen overtuigen, dac de thans voorgedragen wijzigingen en vrijs ellingen eenigen merkbaren invloed zullen kunnen uitoefen, n ot ontheffing van de lagere volksklasse, daar hec integendeel is voorgekomen, dat die vrijstellingen alleen ten behoeve van de zoodanigen zcuden strekken, die, als zund? buiten liet bereik der belasting, ook geene ontheffing behoeven. Vólgens sommige leden, ware beter aan bet oogmerk voldaan gewende»; indien men, nevens de huurwaarde, als maatstaf tot beoordeeling van het vermogen der ingezetenen, tevens in aan merking had gebragt het aantal kindeten, waaruit het huisgezin van den minvermogenden belastingschuldige is zamengestelden van hetwelk hec minder of meerder bezwaar der belasting grootendeels afhangt. Daarentegen is het voorgekomen, dat de veriioogingenwelke bij hec ontwerp worden voorgesteld', van veel bednidender aard zijn te achten dan de ontheffingen, en hebben sommige leden uit dien hoofde in het ontwerp de strekking meenen te ontdekken om het bedrag der belasting tot stijving van de schatkist eenlgzins op te voeren. Hierin werd door de meerderheid, ujé aanmerking van de omstandigheden waarin Lands finamien verkeeren, geen overwigtig bezwaar gevonden'; doch verlangde men, alvorens tot zoodanige opvoering te kunnen toetredenbekend te worden gemaakt met de wezen lijke behoeften der schatkist en met dé te verwachten uitkomsten van de onderhavige wei. E Ten aanzien van het eerste artikel wu men genoegzaam eenstemmig vsh gevoelen, dat de uitbreiding der vrijstelling, welke In dit art. ten behoeve van de minvermogenden is voorgedragen, als onheduideod en weinig afdoen, de te beschouwen is. Tenzij men het oogmerk hebbe gehad om geheel onvertnogenden te ontlasten, is het niet ligt te begrijpen, hoe men vin de bepaling in dit art. eenige wezenlijke verligting van den druk der belasting zou kunnen Verwachten. Immers meent men ais bewezen te kunnen aan nemen, dat de huizen ten platten lande van f 18 huurwaarde en daar bene den, in den regel, door volstrekt behoeftige huiigezinnen worden bewoond, die van zelve vrijdom zouden genieten, omdat de belasting niet op hen zou kunnen verhaald worden. Men heeft zelfs beweerd, dat in eene geheele provincie niet een enkel huisgezin ten platten lande te vinden zou zijn, hetwelk van de voorgedragen ontheffingen genot zou heboen. Hoe dit zij algemeen is de wensch geuit, dat de volgreeks der huurwaarde, waarbij de vrijdoth zal ophouden, eenigzins opgeschoven worde, en is het gebleken dat de meerderheid die opschuiving van f 18 zou weuschen te zien uitge strekt tot f 25te dien eflecte, dat vrijdom wierd toegekend tot de huurwaarde van 25 in gemeenten ten platten lande en andere beneden eene bevolking van 3,000 zielen, van 30 in gemeenten van 3,000 tot beneden 5,000 zie. len, en zoo verder. Om dezelfde redenen wordt door de meerderheid ver. langd, dat ooit in de overige tarieven eene evenredige opschuiving plaats hebbe. Algemeen heeft het de aandacht getrokken, dat In de bepalingen van die artikel bet kennelijk oogmerk doorstraalt om de grootere steden te begunsti gen. Hieraan ten minste heeft men het opvallend verschil in de graduatie der laatste klasse, hetwelk anders onverklaarbaar voorkomt, toegeschreven'. Gairne erkent men. dat de hoogere huurwaarde der woningen in bevolkte steden eene matige uitbreiding der vrijdommen volkomen regtvaardigtdoch zou men verlangd hebben, dat tegen de vrij aanmerkelijke uitbreiding, welke thans voorgedragen wordt, tevens eene evenredige uitbreid ng ten behoeve van oe kleinere steden en de gemeeoten ten platten lande ware övergesteld geworden. De bepaling, aan het slot van dit artikel voorkomende, dat een dorp, met eene stad tot ééne gemeente vereenigd, als eene gemeente op zich zelve zal worden beschpnwd, is door onderscheiden leden afgekeurd. Zij meebden datvermits de ingezetenen van zoodanige dorpen in dezelfde lasten moeten dragen als de stedelingen, er geene genoegzsmene redenen Waren om aan de laatsten het voordeel eener hoogere klassificatie toe te kennen, en het aan de eersten te ontzeggen. In allen gevalle wenschte men te vernemen, op weike gronden het voorstel tot zulk eene bezwarende uitzondering voor de buiten-gemeenten steunt Bij de behandeling van art. 2 is het denkbeeld geopperd, dat de vrijstelling, in dézen bedoeld in het belang van den handel, ook zou behooren te wor den uitgestrekt tot bergplaatsen van koopmansgoederen. Men wenschte, dat de Regering de motieven doe kennen, waarom de verlangde vrijstelling, welke OOK reeds vroeger in aanmerking gebragt is, met door baar toegestaan heeft kunnen wórden. Ten opzigte van art. 6 heeft men zich wel kunnen vereenigen met de voordragt, om de bij deze wet bedoelde jagers, welke tijdelijk in diensc Worden gehouden, als georoodde dienaars tot den vijfden grondslag te bren. gen; men oordeelde nogtans dat zij, als eene bijzondere klasse van bedien den daarstellende ook niet gerekend moeten worden rot het getal der overige dienstboden te behooren, en dat mitsdien voor hen slechts eene enkelvoudige belasting behoort gevorderd te worden. Men vraagt of het de bedoeling zij, dat geene belasting betaald zal worden wegens jagers in dienst van houtves ters. Zoo ja, verlangt men te vernemen, hoe éoodanige vrijstelling met dé bepalingen der wet, welke daarvan zwijgt, door de RegeriDg overeen t« brengen zij. Algemeen heeft men het verlangen te kennen geveveh, dat in art; 7 dui delijk besenreven worde, wie bij de wet voor tuinlieden en tuinkhecbiz gehouden worden. Zoo als de redactie thans luidt, vreest men dat ook arbeiders en dagwerkers op buitenplaatsen en in tuinen wonende in de be lasting zouden kunnen vallen, hetwelk men in geen geval zou kunnen goedkeuren. De nieuwe 5 6 van dit artikel zou men wensdben In dien zib verduidelijkt te zien, dat huisbewaarders en huisbewaarsters, uit hoofde van de tijdelijke en afwisselende aanwezigheid van een of meer leden van het gezin, niec met gewone dienstboden der eerste klasse gelijk gesteld zullen worden, indien slechts hét gezin zelf duurzaam afwezig zij. Door de groote meerderheid is de wensch geuit, dat bij het tegenwoordig ontwerp aan de ontheffing, bij litt. i van art. 19 der Wet van 183^, wegens dienstmeisjes toegestaan, eenige meerdere uitbreiding moge gegeven worden. Men heeft verklaard, in het belang van de zedelijkheid, op zóódanige uit: breiding gtooten prijs te stellen. De meerderheid Was van oordeeldat de ontheffing in dier voege zou behooren uitgebreid te worden, dat wegens dienstmeisjes tusschen 15 en 18 jaren oud de belasting slechts voor een gedeelte verschuldigd zu, en zulks met dien verstiodkdit de linillg wegens dè vveiige ntetstbuden niet worde verhoogd,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1843 | | pagina 1