A"- 1843*
LEFDSCHÉ
'!N*. H.
O U R A N 1T-J
r
WOENSDAG*
:i F 'EBRUAR I{J.
"N E D E R L A N D E N.
Le YD EN 31 Januarij.
fcijne Maj. tieefc deh Heer Mr. DAniel TiAoe^ Siegenüeek tor h;ertoe
'Substituut Officier bij de AfroQdissemen.s-KegiOank ainier, tot Officier dier
Regtba.nk benöemti.
Niet alledn heeft bet kunstfoionend ptibfiek Ónzer stad eenige keeren
Het genoegén gehéd, de 'Fransche Tooneèlfsten van Amsterdam alhier
té 'zien apeien,'maar nakr wij vernemen heeft de Dirécteur van de 'Italiaan-
icbe Opera te Amsterdamde heer Ldndi, het voornemen, ora deze week
of in het begin der aanstaandev^ene voorstelling in onzen sc.iouwbürg te
geven. De Toonéellisfen vfcn ile 'Italiaansche *Óper"a 'zijn genoegzaam
ten hunnen voo'röeele bekend door de'schitterende en algemeen bijval ,vtiu
dende voorstellingen, door hen ie Amsterdam'niet alleen, maar ook te Rot
terdam en -Utrecht bij herhaling gegeven, daar het koor eh orchësc ook als
onverbeterlijk geroemd worden. Wij twijfelen dus niet, dat ook voornoemde
Tooneelisten in onze stad met diezelfde toejuiching ten tooneele zullen ver
schijnen en de Directeur daardoor a'angeiboedigd worden óm meermalen
voorstellingen re'gevent
iVlet Veel genoegen verrieerfit men, dat er sedert eenige dagen vah
de bezetting "cavbllerie uit tfhze ktad én Uit 's Gravenhagepatrouilles
'tot beveiliging der ingezetenen lén plaittin lande', in Onderscheidene rigtin.
gen w rdeu uitgezonden.
Giste/en is te 'Amsrerdam, de Jaarfijk'sche Afgeineene Vergadering vah
de Konmgiijke Academie van Beeldende Kensren gehouden, onder Voör#
znierschap van den Vice-'Presidenc de PosfPz.
Uit VGra'venhage meldt tfiën Van den jjosten dézer?
Zijne Maj. heeft het volgende besluit'genomen^
WIJ WILLEM II, enz.
•Gezien bet rapport' van Onzen Minister van 'Koloniën van den 23 Januarij
1843, litt. B N°. .22Ons daarbij met zijne consideration en aavies aan
dienende* één aantal s'tukkeh, rakende het denkbeeld om ih de kolonie Suri
name de proevë Ce nemen eëtfer Ëuropesche kolonisatie, bevindende zich
onder dié stukken een adres vah A, van den Br andhof Ez.J, li, 'Betting eh
D.Cpijnréspectivelijk HerVorinde Predikanten te Eist, Beest eh Wnnis',
zfrchop de daarbij Ontvouwde gVondèh eh voorwaarden aanbiedende, oih
zich aan'het ft'oofd te stellen van éerie dusdanige kolonisatie, aanvankelijk
te bepalen op een getal van (Wee honderd huisgezinnente kiezen uit de
klasse dér verarmde landbouwers in de *plattèlatfdi geineenten':
Overwegende datvoor den Staat In hec algemeen en Voor tie kolonie
'Suriname in het bijzonder, gunstige Uitkomsten kunnen worden vérwa'cnt
van eene welgeslaagde kolonisatie, en dat hèc daarom geraden is de deswege
bestaande onzekerheid op te heffen door èëne proeveQirgfèbrefd genoeg
om te kunnen leiden tot oeslissende gevolgtrekkingen.
Hebben bestoten en besmifelO
Art. 1. Het aanbod der drie in den boofde dezes éermelde Predikanten1,
om zich te verbinden aan eene proeve van 'Eoröpesche kolonisatie in Sun
name, wordt in het algemeen door Ons aangenomen, onder betuiging vah
Onze 'góëÜkëüYing wegéns den door heo betoonden ïóftelijkén geest vah
onderneming.
Art. De wel eerwaarde heer J. Betting zal zrch, zoo spoedrg
mogelijk, vergezeld van twee bekwame landbouwers, door hem aan hec
Departement van Koloniën voor te stellen, begeven naar Suriname, ren
einde feldaar, in ovfcrleg 'met 'Onzèn Gouverneur-Generaal, 'ëëne geschikte
landstreek uit te kiezèn voor de bedoèlde kolonisatieen, ondèr medewér
king der'plaatselijke bülpmiddelènhet noo dïj»è vóór té bereiden, vóór hëc
ontvangen en huisvesten vooreerst van vijftig huisgezinnen-, WelVe ëChceT
'niét van hier zullen vertrekken, dan na bekomen berigt dat de voorbereidende
ïfiaatregeienhierboven b'edoeFd, zijn tót stand gebragc en nadat het in art. 4
Vermelde reglementen door Ons zal zijn goedgekeurd.
Art. 3. Na de vestiging der eerst vertrokken vijftig huisgezinnen, en
Wanneer de dao verkfege'ne ondervinding het voortzèttén der proeve aanb'e
Veelt, zullen dé 'overige..een honderd én vijftig huisgezinnen, bij bekwame
gedeelten, ondèr dé leiding tièr wel eerwaarde heer en A. van dén Brandhóf
en D, Copijn i va'n hier vertrekken na bekomen bengtdat ook tér hunner
vestiging /het noodige in d'e kolonie is voorbereid geWórdeh.
Art. 4. Onze GoU'vern'eur-Gen'eraal der West-Indische bezittingen zal
ïoodra mogelijk,in overleg inet deh wél eerwaarden heer Bêtiitig voo noemd,
zsmenstelleb eh san hec Departement van koloniën inzenden, een op dé
plaatselijke omstandigheden passend ontwerp vah vóorloópig reglement voor
dé voorgenomen kolonisatie; - aanwijzende de vereischten, regten én ver
pligtingen der kolonisten; deft aard vin het over hen te stellen burgerlijke
en kerkelijke béstuur en het verband tusscheö dit bestuur én de reeds be
taande magteh.
- De kolonisten zullen bij* het aangaan hunner verbindtënis schriftelijk tnoeten
doen blijken, dat zij zich zonder eenig voorbehoud aan die reglementaire bepa
lingen onderworpen.
Art. 5. De voordrage der uit te zenden huisgezinnen Wordt overgelaten
aan de in dit besluit gehoemdè geëstelijkendoch tierzelver bepaalde aan
nétulng is afhankelijk van de goedkéoring van bet Departerheht van Koloniën,
hetwelk de vereisebte maatregelen nemen kan ih het belang éener goede
keuze van personen.
Art. J6, Wanneer de té hemen proeve hëc getal van twee honderd huisge
zinnen zal hebben bereikt, zal Onze Minister van Koloniën Ons zoo spoedig
mogelijk een naauwkeurig vérslag aanbieden van de verliregene uitkomsten
eh Van de bestaande verwaöhtingeh voor het vervolg, alles ih verband toe
de oprigting éeber particuliere vereeniging, bestemd om zich met de verderé
kolonisatie te bélasteti onder tie bijzóndere bescherming van der. Staaten
onder toekenning vah zoodanige voórdéelëh éh gunsten kis kullen worden
nood?g geacht.
Art. De uitgaven, aan de eersté proeve vérbontieh, zolléh uit dé
koloniale geldmiddelen Worden gekweten, öp zoodanigeh vóët én wijze als
nader door Ons zal wórden bepaald.
Zijne Maf. hééft dén Lnitenaüt-ëolonel F, A, ifr, de Groote en den
miNtfliren Onder-Intendant }V, Craaijbenoemd tot Ridders der Örde van
één Nederlahdschen Leeuw.
Zijhe Maj. heeft aap den Cónsnf-Gèneraal van Saksen-Weimar Èise
fiach en Saksen-Gobnrg^CrOtha te Amsterdam, vergunning verleend om de
Ridderorde, hem door Z, K* H. den Hertog van Saksen-Coburg-Go.ha ver
léendt te drageu;
Zijne Maj. de Koning heeft het bestaan goedgekeurd van eene ber
vormde afgescheidene'gémeehte te Medembhk.
Men verneemt dat het Zijne Maj. den Koning behaagd heeft, eene
gift van y*!to?ooo uit II D. ëigerié fondsen te verjeenen voor de oprigting
eener school voor kinderen, wiéï" ouders door de Diaconie der Hervormde,
Gemeente bedeeld 'worden. Zijne Maj Koning iPilïem FrederikGraaf van
Nassau, hééft tot hetzelfde loffelijke einde eene som van ƒ5000 bijgedragen.
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden
zijn ingekomen vier verzoekschriftenals; i°. van landeigenaren van hec
vierde district 'der 'proviicie Zeeland, die zich behagen over tie wijze
van toépassirïg van artikel 19 van het cractaat in 183^ iiiet Belgie geslo*
ten'; 2C. Van landbouwers in Zeeland; bie dispensatie verzoeken'van art. aó
4 dér wet óp de personele belasting, voor zooverre betreft de paarden,
die 'zij tot de uitoefening van hun bedrijf gebruiken 30. van verveeners te
WilderVank Veéndam Pekel-A en ost-V/eddeprovincie Groningen, die
hunne bedenkingen voordragen tégen de bepalingen van pet tractaat van
5 November fl., ais begunstigende te zeer den uitvoer van Belgische steen
kolen en 'die verzoeken, dat 'ttf het tractaat niet worde goedgekeurd, óf
tfat de nijvemeid cfèr adressanten van tie bekende bezwaren ontheven worde.
Verzending aan de Commissie tot de verzoekschriften', die, bij monde vaii
den heer van Panhüys óp het laatste dezer stukken reeds verslag doet. Op
voorstel der Commissie wórdt besloten dit verzoekschrift ter griffie neder te
léggen én hetzelve bij 'afschrift üsétfe te'dèelen aan 'Zijne Ekc. den Minister
van Buitenlandsche 'Zaken.
De centrale afdeeling heeft haar verslag uirgebragt nopens het ontwerp cera
aanzien van bét tuss'cben Nederland en Belgie gesloten cractaat. Dit verslag
vangt aan iöet eene geschiedkundige heiinnering van hetgene sinds 1838 mee
dpzige tot de regeling der 'geschillen tusschen de beide Rijken heeft plaa.s
gehad. Daarbij is onder anderèn aangemerkt, dat her verdrag tier '24 artike
len, na de aanneming daarvan door de Nederlandsche Regering, in 1839 eene
voor Belgie n'adeelige 'Uicleggirfg Peeft bekomen. Daarna deelt de centrale
'afrfëelitVg mede al hefgéné sedert de aanbieding van hec onderhavig wetsonc.
werp fusschén de Regering ea de Kamer heeft plaats 'gehad. Daaruit blljkc
dat, na Péc opmaken vhn hec omstantiig verslag, en de antwoorden tier Re
geiihg 'deswegé1, tfe groote meerderheid van de leden verklaard had, dat de
bekomen 'inlichtingen der Regering de bestaande bezwaren, zoowel tegen
den vorm van het ontwerp als tegen de bepalingen van het tractaat, niec
hsdtien weggenomen, zöödai men zich niet in staat achtte hec voorstel goed.
of af te keuren'.
Ten gevolge van hec te kennen gegeven verlangen, heeft de Kamer ïri
drie Zittingen'met gesloten déuren van de Ministers nóg nadere inlichtingen
bekomen. Gisteren Peeft de ceritrkle afdeeling haar 'verslag opgemaakt, eii
besloten kortelijk de slotsommen óp te geven van hecgeoe door de léden na
de laatst ontvangen inlichtingen nog is in hec midden gebragc
l°. Wac aangaat den vottn, hebben eenige léden de meening^ blijven voor
staan, dat de bevoegdheid der Kamer zich niet zoo ver zob uitstrekken öirx
eene geheele góed ot afkeurirg op het cracèaat te geven.
Sómmrgë leden waren van oordeeldat het wetsontwerp meer in overeen^
stemming moest Worden gébragt met art 57alinea 3 der grondwet tere
einde de Tede'n, die 'de Kamer niét békóegd oordèelen om hec geheele c'ractaac
ié behandelen aan het ontwerp hunne goedkeuring zouden kunnen hechten*
Eindelijk meenden sómmigen dat de goedkeuring van het tractaat niec moest!
plaats hebben bij éeh Ontwerp, 'mair bp een adres óf boodschap aan den
Koning'.
2°. VVat aangaat de zaak zelve, hebben vele leden bij de hertiënking
a«n de belangrijke effers, ale aan Nederland sinds i&jjó, tot h.et behoud
van dén vrOde zijn opgelegd, hun diep gevoel van smart betuigd, dat hec
verdrag van 19 April '1839 n,et de eindpaal van die offers geweest is. Wac
betreft het eerste hooias.uk van het cracfaac, het grondgebied zijn'enkele
ïetfeo steéds vhn gë'/oéleii dht tie bèlairgén van 'een 'deel tier Nederlandsche
onderdanen daarbij use hec oog worden verloren. Ten aanzien van het i.id
'hoüfdsiuk de scheepvaart-, waren velen, van óórdeel dac men bij het trac
taat' velè'l verdér 'gegaan was dan bij dac van 1839 was vastgesteld, cii,
voorspélde mén van de, gelijkstelling van dé Belgisène scheepvaart met de
Nederlandsche op de binnenwateren groot nadeel voor den Nederlandsche
h'ar'del Déze féde'n waren d or de bekomen inlichtingen der Regering geens
zins gerustgesteld én bléven bij hüo gevoeien tegèn het 2de hoofdstuk vol-
harden;
Ten opzigie «an hec derde deel van het verdrag, de schuld, is de ver
mindering van Hét 'Bélgi'scfi aandeel in de schuld van 5 toe 4 millioen aan
v'e'en Zeer bezwarënd vóórgekomen.
Onderscheiden leden 'beschouwden de globale aftrekking van 1 millioefi
geheel 'óngepasr. Ook óp nog andere artikelen vah dit hoofdstuk hadden
eenige lédeh nog bedenkingen én wareft zij dienaangaande tióor de Ministers
nfec gerust gfestélti.
De centrale afdeeling ziet zich gedrongen aan het einde van haar verslag
te keh'neh te geven, 'dat in de afdëelingen het gevoel van smart is uitge
drukt, en men het ten érnstigste heeft blijven betreuren, dac de &.egerin£
vermeend heeft tót het sluiten van eene overeenkomst te moeten overgaan;
die, haèr veler meenibg, n'adeéli'ge uitkomsten voor hec Vaderland ten ge
volge kan hebben.
Onderscheiden leden hebben verklaard dat, indien zïjook na al het aan*
gèmfeirkte; voor. het Ontwerp zonden stemmen, zij dit niet zouden doen uit
gevoel van billijkheid of regtvaardigheid. maar alleen uit aanmerking van de
belemmerende omstandighedenwaarin Nederland zich ten gevolge van den
loop der gebeurtenissen geplaatst ziet.
Na hét uitbrengen van hét centraal rapport, is. voorgelezen eenè missive
van Zijne Exc. den Ministef van teoitènlandsèhe Zaken, die daarbij overlegt
een; den 2óscen dezer, alhier gesloten protocol tusschen dë Nederlandsche
en Belgische Gevolmagtigdenwaarbij nog een paar veranderingen in hec
Iden 5 Noveitiber gesloten verdrag gemaakc zijn.
De Voorzitter 2egi, dat hij zich ingevolge de art. 80 en 8ï van hét reg
lement van orde der Kamer, niet bevoegd acht, om de beraadslagingen over
dk ontWerp vroeger te bepalen dan 24 uren na de ronddeeling van het alge.
meen verslag; dat de dis'cussien derhalve eerst overmorgen zouden kuhneti
aanvangen; dat de Regering hem echter schriftelijk den wensch had té ken
nen fcegevcn om de beraadslagingen reeds morgenjtê doen plaats hebben, eii
dat hij dien wensbh aan de vergadering onderwierp.
De hei ren Snouck Hurgronje en Bruce meenen, dit er allezins termen aao-
Wezig zijn; om aan dit verzoek te voldoen; dac het hier toöh ii eene zaak^