A0. 1842,
L E Y I) S C II E
1-3
O R A N
WOENSDAC»
NOVEMBER.
NOTIFICATIE.
Oproeping der Verlof gangers voor de Nationale Militie
Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, roepen bij deze op, i'nge-
Vólge eene aanschrijving van Z. E den lieer Staatsraad Gouverneur van Zuid- Holland,
Üe verlofgangers van de Nationale Militie, welkt van liunne corpsen zijn terug gekomen,
óta te Compareren op de Plaats van het Gasthuis aan de Aalmarkt.ten eindeingevolge
art. 181 der wet op de Nationale Militie, van den 8. January 1817, 111 verband gebragt
met art. 10 der wet, van den 28. November 1818, door den Heer Colonel Militie-Gom
missaris te worden geinspe'cteerdvoorzien van de klteeding- 'en kleine équipement stuk
ken welke zij van bun corps behouden hebben, alsmede van hunne livrets en verlof
passen feil zulks op Dingsdag den 8. November aanstaandes morgens ten elf ure.
En geven Burgemeester en Wethouders voorno'emd wijders bij dézen kennis, dat, bij
aldien zich thans in deze Stad ook verlofgangers mogten bevindentot andere Gemeenten
of Districten behoorende, deze almede gehouden zijn. 0111 ter voorscnïeveii plaatse en
tijd te compareren; Mét vermaning and alle verlofgangers van de Nationale Militie,
om naauwkeurig aan deze oproeping te voldoen; terwijl jaan diegenen, welke zonder
wettige, en doóte Burgemeester en Wethouders aangenomene redenenvan de inspectie
mogten weg blijven, door den Heer Militie-Commissaris een arrest, van,twee tot. zes da
gen, in de naastbij gelegene militaire provoost zal worden opgelegd. Zullende de attes
ten wegens ziekte, door Geneesheeren of Heelmeesters, aan verlofgangers afgegeven,
uit hoofde van welkte zij belet mogten Worden de inspectie bij te wonen, ter Secretarie
tnoetèn Wórden ingeleverd, uiterlijk op Maandag den 7. November bevofensvóór éétf
uur des middags; terwijl andere wettige redenen van verschooning, door de verlof
gangers mede op dien dag 's morgens ten 11 ure aan H. H. Burgemeester en Wethouders
gullen moeten Worden Voörgtedragenten einde over dezelve te kunnen oordeelen.
Zullende er door den Heer Colonel Militie Commissaris aan niemand vrijstelling worden
Vferlecnd.
Aldus gedaan en gepubliceerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden, op den 3isten October 1842.
T. G. D E M E Y.
Ter ordonnantie van dezelve,
v. PUTTKAMMER,
NEDERLANDEN.
Leyden, i November.
Uedeii morgen om half negen ure is uic ónze Stad haar 's Gravenfiage
vertrokken, het regiment zware Dragonders, hetwelk sedert onderscheiden
jaren in garnizoen alhier gelfegen had. Hetzelve werd uitgeleide gedaan
door H. H. Officieren der Schutterij en' der Infanterie alhier in bezetting!,
met de muzijk dër Schutterij aab het hoofd. Quizende mênschen waren
|reeds vroegtijdig op de been, om dat schoone corps, hetgeen zich in vele
ópzigten de achting der ingezétenen had waardig gemaakt, te zien vertrek,
ken en hetzelve aldus een laatst bewijs van dezelve te geven.
Met den middag rukte alhier binnen het iste en 2de escadron lansiers komende
van 'sGravenhage en nam bezit der kazerne tot hiertoe door de Dragonders
bewoond. Wij spreken zeker den wensch van onze stadgenooteii uit, indien
wjj de hoop te kennen geven, dat tusschea dezelve en het corps lansiers,
ook die eensgezindheid en welwillendheid móge plaatshebben, waardoor
zich het cotps Dragonders zoo zeer aanbeval en waarvan de laatste mededee.
lingen in ons blad, zoowel van de leden der Sociëteit Amiciïiaals van
die van her Mnzijkgezelschap Musis-Sacrumde onwederlegbaarste bewij.
kón zijn.
-1— Bij arrest van het Provinciaal Geregtshof in Zuid-Holland van den
28 October van dit jaar zijn Pietor Raina en Abraham Jacobus Fredericus de
Jong, schuldig verklaard aan diefstal bij nacht door meer dan dén persoon
In een bewoond huis, door middel van valsche sleutels en inwendige braak
gepleegd en zblks, wat den tweeden aangaat, na bevorens wegens misdaad
Veroordeeld te zijn geweest, met verbordeeling van den eerste tot tepronk
stelling gédbrende een bur, en van den tweede tot geeseling en brandmerk
inet den strop om den hals, belde straffen binnen de stad Leiden uit te
voeren, wijders tot Confinement in een (tubhthuisde eerste voor den tijd
VSii zeven en de tweede van acht jaren. Aanleiding tot deze veroordeeling
gaf de diefstal den iöjanuarij van dit jaar in de woning van haak Labor dus,
koopman in turf oj> de St, Jakobsgracht alhier gepleegd.
Wij zijn officieel verzocht onze stadgenóoten opmerkzaam te maken
Op dé personen van J. Delfiaas en M. Sampiemön, echtelieden, welke eeh
zeker soort van boekjes aan de huizen aanbieden, zich doen voorkomen,
éls door vele wédêrwaardigbedèn hun brood te hebben verloren en met hun
talrijk gezin tot ellende vervallen te zi)n,énte berigten,dat de vrouwin 1834
én 1835 wegens opllgtlng en misbruik vin vertrouwen en bedriegerij alhier, is
Veroordeeld gewordende man nimmer katoen-fabrijkarit geweest is enthans,
hoewel in 's riage woonachtig, eene aanmerkelijke toelage génieten van de
Roomsch-Katholijke armen dezer Stad
Uit 'sGravenhage meldt men van den 3tsten dezer:
Bij besluit vin 29 October, n°, 8, heeft Zijne Majesteit, ter aanvankelijke
uitvoering van het bepaalde bij art. 3 van het besluit van 20 October jl.
benoemd, b(j de Koninglijke Akadenrie ter opleiding van Burgerlijke Inge
tieursenz.te Delft:
Tot Administrated, den heer C. C' Ühtenbeck, gewezen Burgemeester te
Voorborg
Tot riooglegraar in de hooge Wiskunde, den heer Lobattodoctor in
de Wis- en Natuurkunde, Adviseur voor dê zaken der maten en gewigten
hij het Departement van Binnenlandsche Zaken, met bepaling, dat hij gé-
fnelde betrekking van Adviseur zal behouden:
Tot Leeraar in de Wiskunde, den heer VP. L. OverduynDoctor in de
Vfis- en Natuurkunde, adjunct-Adviseur in werktuig- en scheikunde bij
het Departement van Binnenlandsche Zaken, met bepaling, dat hij tevens
de laatStgemélde betrekking Zal behouden.
Zijnde tevens bepaald, dit de heer Lipkens, Staatsraad in buitengewone
dienst, bij besluit van 8 Jannarij jl. benoemd tot Directeur der gemelde
Akadetirie, evenwel zal behouden zijne betrekking van Adviseur in werk
tuig- en scheikunde bij het Departement van Binnenlandsche Zaken.
-Zjjde Maj.- heeft H. D. Kamerheer F, Baron van Brienenbenoemd
K>| Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw.
Zijne Maj. beeft aan H. Opperhofmaarschalk F. C. C. Graaf van
Heerdt van Éversbergde vergunning verleend tot het dragen van het Groot
kruis der orde van den Witteu Valk, hem door Z. K. H. van Saksen IVeim'a,
Eisenach vereerd.
Heden heeft eene deputatie der Staten-Generaal, zamengesteld uit leden
der beide Kamers, op de gebruikelijke wijze, Zijne Maj. den Koning ovér.
gebragt het adres der Staten-Generaalin antwoord op de aanspraak, waér.
mede Hcoqstdezelve de tegenwoordige zitting der Katners heeft geopend.
Dit adrés luidt als volgt:
Sire!
„Met belangstellende deelneming behhfen de Staten Generaal de kennisgeving 'derecht-
verbindtenis omvangen, door Uwer Maj. beminde Dochter mei den Fri-Groothertog \ai)
Saksen-Weimar-Eisennch gesloten, Hartelijk wcnschen wij. dat die verc.cnigiiig het
geluk der geliefde Vorstin moge bevorderenen wy ven rouwen dat zij, eenmaal op
den Groothertogelijkcn troon geplaatst ook dan den' vaderlnn'dschc'n g'ror.d niet zal ver
geten.
Nederland liceft steeds behoefte aan rust en aan. vrede. Met genoegen hebben wy
alzoo Vin Uwe Majesteit vernomen dat de betrekkingen tusschen Nedirlard en.de
vreemde Mogendheden zich door vriendschappelijke verstandhouding en welwillende be
langstelling kenmerken.
Het was ons hoogst aangenaam, van Üwe Maj. de verzekering te ontvangen, dat de
Gevolmagiigden van Nederland en van België omtrent de grondslagen der Schikking zijn
overeengekomenaie de algeheele tenuitvoerlegging van het Londenschc traktaat tui
gevolge zal hebben. -
„Na de langduiige onderhandelingen, tusschen de beide rijken gevoerd, wehscben wij
dat Uwe Maj. ons spoedig het gesloten traktaat zal kunnen medcdcclcn en, daar zoo
wel Nederland als België bij betrekkingen van goede nabuurschap liet hoogste belang
hebben, houden wij ons overtuigd, dat hetzelve, ter. goeder trouw uitgevoerd, hiertoe
zal kunnen leiden ten liet handelsverkeer der beide volken bevorderen,
„Wij vernieuwen den wensch, dat de zoo noodigc.regeling der geldelyke aangelegen
heden, ter zake van het Groothertogdom Luxemburg, spoedig ten einde zal wordi'n
gebragi.
„Aan de zeeinagt van den Staar was Nederland zijne opkomst en grootheid verschul
digd, en ofschoon de geldmiddelen des rijks bezwaarlijk eenig'e vermeerdering van uitga
ven gedooge»zullen wij nogtans nimmer vergetendat eene behoorlijk ïngerigte zcemngt
voor de verdediging des lands en onzer koloniën alsmede voor de bescherming van onzeti
handel onontbeerlijk is. Dit gewigtige onderwerp aan de belangstellende zorg van Uwe
Maj. aanbevelende, hopen wij dat een doelmatig gebruik der toegestane middelen zal
medewet ken tot de verbetering onzer active zeemagt.
Met genoegen vernemen wij dat de geschiktste middelen worden aangewend om de
verdediging des lands in goeden staat te brengen.
„De' Nederlander waé steeds bereid, om tot de verdediging van den vaderlaiids'cheii
grond, tot het behoud zijner onafhankelijkheid, goed en bloed ten offer te brengen. Die
gevoelens bezielen hem nogen zoo de omstandigheden liet vorderdenzoude Uwe Maj.
de Staten-Generaal bereid vinden, 0111 binnen derzelver grondwettige bevoegdheid daartoe
met al hun vermogen mede te werken. Doch wij vertrouwen dac Uwer Majesteit regefingi
bij de tegenwoordige gesteldheid vail 's lands geldmiddelenmet ons de overtuiging zal
deelen dat voor dit onderwerp geene meerdere gelden kunnen worden bestemd, dan eene
volstrekte noodzakelijkheid,gebiedt.
„Wij zien de wets-ontwerpen op de militie en schutterijen, en hetgeen wegens de
regeling van de zaken der maatschappij van weldadigheid zé 1 voorgedragen wordenmét
v.erlangen te gemoet. Wij zullen het tweede gedeelte van het wetboek van strafregt met
al de aandacht en al de naauwgezetbeld onderzoeken, die liet gewigt der zaak vordert.
Wij hopen dat de zamenstelling van een nieuw tarief der regten op den in-uit- en
doorvoer weidra zoo ver zal zijn gevorderd, dat het aan onze overwegingen onderworpen
zal kunnen worden. Wij verwachten dat daarby niet uit het oog zal worden verloren
dat matige en doeltreffende regten de algemeene welvaart bevorderen cn dfer schatkist
voordcelig zijn,
Wij mogen Uwer Maj. onzen wènscli niét verbergtendat de Regering eerlang instaat
zal worden gesteld öm de nieuwe voordragten van wet betrekkelijk het verkiezing-stelsct
aïn «nze overwegingen te.onderwerpen. Zij zijn van het uiterste belangen wy vertrou
wen, dat daarbijmet naauwgezette inachtneming der grondwettige beginselen, ècnè
vrijzinnige dccli voorzigtige toepassing derzelven gemaakt zal worden.
Het verheugt ons dat er bene gevvcnschte rust in Nedèrlandsch Oöst-diuliè hecrscht.
Wij vleyen ons dat de Regering door gepaste maatregelen de nadeelen zitl kunnen herstel
lendie het schokken van het credietstelsel aldaar heeft veroorzaakt. Wij hopen dal
eene verbetering vUn de prijzen der producten bijdragen tot de middelen van hei moeder
land uit het Oost-Indisch batig slot zal veroorlovenzonder dat ilit batig slot worde
opgevoerddoor het nalaten van uitgavenin het welbegrepen belang der kolonie nood
zakelijk.
Bij herhaling Sife bevelen wij liet löt der West-lndisclic koloniën aan Uwe Maj. ami,
Hare welvaart is verminderd., hare producten zijn bij voortduring met inkomende regten
bezwaard. Het is billijk en wcnschelijkdat eindelijk maatregelen in haar uelahg worden
genomen
Êr„Wij gevoelen met Uwe Maj. de noodzakelijkheid óm de fcoliciè re verbeteren, l ét
is een bnflerwerp van zeèr tèedefen aardhetwelk tflet dè meèsuhogelijke 2org en om-
zigtigheid zal beliooren te worden gerégeld.
„Met belangstelling hebben wij den bloei van kunsten en wetenschappen vernomen.
Het openbaar onderwijs moet een aanhoudend voorwerp van de zorgen der Regering
uitmaken, en Uwe Maj. zal ons.steeds bereid vindeh onidés noodig, door wettelijke
bepalingen daartoe mede te werken.
„Het armwezen verdient tèti volle de aandacht van Uwe Maj, Het is niet te önt»
kennén dat dt armoede ook hier te lande toeneemt. Wij hopen derhalve dat de inaatre
gelen Welke door Uwe Maj. worden beraamdhet geweiischte doel zullen bereiken, en
Nederland tegen tie vestiging vün bijzondere belastingen voor dit onderwerp zullen
waarborgen.
„Hét aa'ngtekondSgdè ró kórt, Sire', wij mógen liét niet verzwijgen, lieèft onze be
zorgdheid in eene hooge mate opgewekt.
F »y hopen j dat Ijij de aanstaande tweejarige begropting de middelen tet bestrijding
der uitgaven juister zullen worden geraamd, en dat daarbij, nevens 8e gunstige omstan
digheden, ook de nadeelige kansen voor oogen zullen worden gehouden.
De last onzer schulden is zoo drukkend dat er moelijk aan eenige vermeerdering der
zelven knfi wordfen gedacht. Door spoedig werkende en doelmatige bezuinigingen,' door
Vereenvoudiging van alles, wat vpor vereenvoudiging vatbaar is door het meer gelijk
matig verdeelen der lasien, waardoor ruimere bijdragèn znllen worden gevorderd van
Neêrlands meer gegoede ingezetenenhopen wij te geraken tot het zoo gewenschte doe!
dat onze uitgaven door onze ihiddëTen worden gèdekt.
Wanhnèr dezè wég vvofdt gevolgd wanneer een naauwkeurig toezigt der Algemeene
Rekenkamer eene juiste contróle over alle rijks gelden uitoefent, zal het mogelijk zijn
in het vorvolg en te kort voor. te komen, en welligt juj gunstiger omstandigheden aan
vermindering onzer staadsschuld tc denken. Maar daartoe'zéggen wil het mét nadruk
moeten alle krachten worden ingespannen, en, met voorbijgang'vrin bijzondere belangèrt,
alleen het algèmeen welzijn ifi het oog wórden gehouden.
De toegezegde herziening der pensioenenwachtgelden en toelagen sraat daarmede in
onmiddellijk verbandcn wij vertrouwen, dat de volgende tvveejarigè begroptinggelijk
tnede eene nieuwe voordragt van wet op de pensioenen,, van de zucht tot bevordering van
het algemeen belang, ook re dien opzfgte, dè onmiskenbare bewijzen zal opleveren.'
Wij zullen aan bet onderzoek dier tvveejage begrooting al onZe aandacht wifdth. Wij
gevoelen dat, bij ontóereikéfnde bijdragen uit de OVerzeèsche bezittingen, de noodzake
lijke nïrgavcn door andere middelen moeten worden gedekt.
„Wij zien de daartoe strekkende wetsontwerpen met belangstelling te gemoet, en
zullen dczelven met «nauwgezetheid overwegen. Ook wij, Sire! zouden niets vurigtr
wenschendan dc lasten des volks te helpen verligten maar wij kunnen dè vfecs liict
onderdrukken, Hat, bij de verminderde opbrengst van enkele belastingen, en bij het
lager cijfer der koloniale bijdfagénop dezen oogeriblik aan gcène algemeene vèrminde-
fing vïn lasten is te denken.
Wij. zullen dé rekeningen van 's rijks inkomsten en uitgaven over 1841 en vroeger
met belangstelling ontvangen. Wij hopen tévens dat dé rekening over het loopendc jaar
door de algemeene rekenkamer af te sluiten, op eene eenvoudige wijze zal wordeh itïpe-
rigten, vergezeld van ceii uitvoering vérslag van het gebruik der geldmiddelen in tijds*
aan ons zai, worden ingezondenopdat wij door die mededeeling tot dc kennis mogen'
geraken van hetgeen wezenlijk, gevordérd wordt.
De wonden van het vcrledene te heelenden minder gunstigen toestand van het
oógeimlik te verbeteren, is dc edele taak, aan Uwe Maj. voorbehouden. Daartoe Kan'
voorzeker het gemeen overleg des vorsten met de vertegenwoordigers des volks medewer
kten drtartcré bfergt ook de Regering het hare bij, door naar vaste beginselen het öïge«'