- Volgens een kabinets bevel 2ijn de havens van Wellington, Auckland
«n Russel in Nieuw-Zeelandtot vrijhavens verklaard;
De nieuwe dokken, te Newport in Monmoncshiré9 welke 150,000
gekost hebben, zijn den loden mee groote plegtigheid geopend.
Een Londensch blad deelt het volgend schandaal mede;
Een genoegzaam als fatsoenlijk persoon gekleede man, zijne vrouw even
als een kalf of geit aan een eindje coriw om den hals, uit de herberg het
Schip naar buiten leidende, prees haar luide aan, roemde in het Veede al
hare verschillende deugden en eindigde mee haar in ce stellen op den prijs
van 10 shè Men aarzelde in den beginne, want het uiterlijke der vrouw
bewaarheidde te klaar het volksgezegde, dat een schoon ligchaam zelden
eene schoone ziel omsluit; evenwel waagde eene der omstanders een bod te doen
daarop bood een tweede, vervolgens een derde en eindelijk werd zij voor
26 sh. aan eenen ouden matroos toegeslagen. De echtgenoot gat alstoen het
eindje touw aan den pikbroek over, die zich volkomen geregtigd achtte de
hoedanigheid van wettigen man ce aanvaarden, terwijl ook de verkochte
vfouw hem gereedelijk huiswaarts volgde.
■i-:— De openbare bondgenootschappelijke schuld der Vereenigde Stagen,
welke den 4 Maart 1841 slechts 4,137,172 dollars bedroeg, was mee 1 Sep
tember 1842 tot 31,494,999 aangegroeid.
FRANKRIJK.
Paeijs den 14 October. HM. Belgische MM. zijn alhier aangekomen en
hebben de onderscheiden Ministers bij zich ontvangen.
Het medegedeeld berigt van den officier, welke onder de rijtuigen
van de famielje Orleans en den Graaf van Parijs verplet zou zijn gewor.
den, is onwaar bevonden; die officier is wel van zijn paard gestort, doch
heeft, buiten eenige kneuzingen, geen letzel bekomen,
Wederom is de aanbesteding van het eerste vak des spoorwegs van
Parijs naar de Belgische grenzen even als de vroegere mislukt, daar er
voor het werk, hetgeen op 906,608 Ir. benoemd was, van 20 tot 40 pCc.
hooger is ingeschreven.
Het rapport der deskundigen, benoemd tot het doen van onderzoek
naar de aanleidende oorzaken van het ongeluk van den 8 Mei, aan den linker
oever van de Seine, ziet thans het licht. Uit hetzelve blijkt:
1°. Dat het ongeluk niet kan toegeschreven worden aan eene der oorza
ken, die men in de eerste oogenblikken daarvoor heeft opgegeven; s", dat
het gebruik maken van eenen stoomsleper met twee assen van niet den min-
Sten invloed op het ongeluk is geweest; 3°. dat het breken der beide assen
Van dat werktuig geenszins het gevolg is geweest van de slechte kwaliteit
van het ijzer, of van de ontbindiog of verplaatsing van deszelfs bestaDddee.
len, veroorzaakt door deszelfs oudheid of door den aard van de dienst, maar
dat de oorzaak geweest is het geweld van den schok, waaraan niets weer
stand zou hebben kunnen bieden; 40. eindelijk, dat het gebruik maken van
wee sttoomslepers van ongelijke krachten, de zwakste den anderen voor
uitgaande, wel verre van de gevolgen van het ongeluk verzwaard te hebben,
integendeel medegewerkt heeft om dezelve, zoo veel mogelijk, te verminderen.
De eerste inventaris van de diamanten der kroon werd onder het
Keizerschap in 1810 gemaakt; daarna werd dezelve onder Lodewijk XVIII
bij zijne terugkomst uit Genttoen die juweelen tijdens de honderd dagen
verplaatst waren geworden, andermaal opgemaaktnit eene naauwkeurlge
opneming en weging is toen gebleken dat die juweelen waren ten getale
van 61,312, wegende 18,751^ karaten, begroot op eene waarde van 20,900,260fr.
De nieuwe inventaris, nu onlangs opgemaakt, heeft hetzelfde getal, gewigt
en waarde opgeleverd.
Ëen brief uit Tunis van 16 September bevat het volgende:
Dezen ochtend hebben onze landgenooten eene lijkdienst bijgewoond,
die voor de zielerust van den Hertog van Orleans in de kapel van den heiligen
Ëodewijk werd gevierd. Men weet, dat men de oprigting van die gedenk,
teeken aan Koning Lodewijk Philips verschuldigd is, die liet te midden der
bouwvallen van Carthago, op de plaats zelve, waar de waarlijk vrome en
ongelukkige Lodewijk XII den laatste» adem uitblies, boutven liet, en dus de
nagedachtenis van dien dooriuchtigsten zijner voorouders op eene waardige
wijze vereerde. Thans had onder de gewelven van dien kleinen tempel eene
roerende plegtigheid plaats, waarvan de gehengenis lang in het gemoed van
al de in Tunis gezeiene Franschen gegrift zal zijn. De kapel was inwendig
mee driekleurige vlaggen, met rouwfloers omwonden, versierd Onze beide
oorlogs-stoomschepen le Lavoisier en le Rainier hadden voor de plegtigheid
van den dag eene wacht van matrozen geleverd, die zich door hunne uitste.
kende houding onderscheidden. Het verbrande gelaat dier zeelieden teekende
kalmte, maar diepe droefenis. De stoet, die zich naar het bedehuis begaf,
bestond uit den Franschen Consul-Generaal en zijne onderhoorigentwee
Ministers van den Bey van Tunis, beiden Genuezen van afkomst en Christe
nen, de te Tunis gevestigde Fransche kooplieden, eenige dames en eindelijk
de bevelhebbers, officieren en Kapiteins van de twee oorlogsschepen en van
ai de koopvaarders, die ter reede van Goletta lagen. Nadat allen in de kapel
vereenigd waren, heeft de dienstdoende geestelijke eenige toepasselijke en
roerende woorden gesproken, waarna de mis voor de dooden is aangeheven.
Godsdienstige ernst heerschte onder al de aanwezigen. De Lavoisier heeft
een salvo van 21 schoten doen hooren, terwijl vervolgens van half uur tot
half uur een kanonschot gelost werd; 's avonds had er een nieuw salvo plaats.
Na de plegtigheid heeft men zich in eene tent vereenigd, waar twee dicht
scukken op den dood des Hertogs van Orleans werden voorgelezen. Zoo
heett men op het Afrikaansche strand, waar eenmaal Karthago stond, den
dag van heden gevierd.
Te Manilla, in de provincie van Mallaga, woont een man, Bernardo
Morales genaamd, die bijna honderd jaar oud is; hij heeft kinderen bij twee
vrouwen gehad, als ook uit zijn derde huwelijk, hetwelk hij, nadat hij ze
Ventig jaar oud was, nog aangegaan heett. Het laatste van deze kinderen
is tl jaar oud, hetzelve werd geboren toen hij 89 jaar oud was. Deze man
Is nog zeer ving en leest nog zeer gemakkelijk eo zonder bril. Zijn leven
Is needs zeer werkzaam geweest. Het vorige jaar nam hij zijne vrouw nog
filet zich voor op het paard, waarmede hij uitreed.
MENGELINGEN.
oVer de degelijke zamenstelling van het
ottomannische rijk.
Men verhaalt ons dikwerf, dat er thans nog op den bodem van het aloude
Griekenland eene natie bestaat, waarbij niemand eenen eigen wil of zekeren
eigendom heeft, alwaar een enkel mensch over alle anderen beschikt, die
Zich zeiven voor hem afzweren; men moet den verbaier vragen of de be.
doelde bevolking niet veroverd Is geworden, of de man, waarvan hij spreekt,
biet het hoofd dier oude veroveraars is, de opperste vertegenwoordigers der
verovering; en zoo men dan antwoordt, dat dit volk wel ver van veroverd
te zijn geworden, zelf veroverend is; dat het op door hetzelve overweldigde
grohden leeft; dat de man, onder wien het als slaaf bnktniet vreemd is
aan deszelfs ras; dat het integendeel de afdeeting der oorlogshoofdén is, die
deszelfs voorzaten tot de verovering hebben aangevoerd; dat men daaren.
boven sedert de verovering geen tijdstip vindt, waarop dit hoofd zicli tegen
deszelfs eigene natie gewapend heeft, en et met behulp van het overige
een gedeelte van onderworpen heeftdan moet gij de daadzaak d. r
slavernij ontkennen, en, a priorsvolhouden, dat de natie, waarvan men u
spreekt, dat de Turkkscbe natte, niec van de vrijheid beroofd is.
Het problema der Turksche maatschappij beeft niets exceptionneelshec
is niet anders dan dat der Frankische maatschappij van Gailië, van Je Sak
sische in Britanniëvan alle kleine Germaansche maatschappijen, veroveraars
van Italië, Spanje en Romensch-Afrika. De omstandigheden van eene en
andere zijde dezelfde zijnde, heeft alles gelijk moeten ziin en is het ook
inderdaad geweest. Gelijk de Franken in Gallic zijn de Turken 111 Griek ui-
land gelijk, als veroveraars, elk voor bun aandeel, van het volk dat zij in
het gemeen bezitten. Zij ziin net ras waaraan de degen geehe ucustvs
gegeven heeft; en zij die tot hun ras worden toegelaten, herkrijgen de vr'i-
heid, zoo als diegenen, welke Frank onder de Franken werden. De ovn :e
overwonnenen, zonder onderscheid van ras, onder de algemeens benaming
van Kaya's begrepen, zijn in denzelfden toestand, als die menig", welke
de barbaren, verovertars van het zuiden van Europa, onbepaald lijfeigenen
werklieden, enz. noemden. De Raya's betalen alleen een jaarlijkse!) hoofd
geld, Kharadge genaamd; hunne Dienstbaarheid is niec gelijk; even ais dra
der overwonnenen van de middeleeuwen. Een gedeelte is huis-slaaf, een
ander bebouwt hec land voor de meesters, een ander meer bevoordeeld ge
deelte, beeft overheden van deszelfs natie en deszelfs eigene godsdiensc
behouden; het wordt door dezelven bestuurd en betaalt de schattingen tier
verovering gemeenschappelijk.
Over deze mannen heerscnen die van Turksch ras, die zich den naam
geven van Osmanlis of zonen van Osmanonder deze bestaan geene klassen;
allen kunnen gelijkelijk naar de booge ambten in hunne maatschappij dingen.
Er is slechts eene enkele uitzondering, ten voordeele van één geslacht,
waaruit men onafgebroken de opperhoofden van het bestuur neemt, omdat
men dit geslacht erfgenaam des eersten wetgevers gelooft te zijn. Maar dit
voorregt vernietigt de vrijheid der Osmanlis niet. Verscheidene hoof.-.en die
getracht hebben de wet, waardoor de regten der natie gewaarborgd zijn,
te overtreden; zijn slagcoffers banner eerzuchtige onderneming geworden.
De steden der Osmanlis hebben een haar eigen bestuur, uic de voornaam
ste ingezetenen zamengesceld, door eenen magistraat Aijan genaamd gepresi
deerd, en door het volk verkozen. Deze stedelijke raad waakt over de ge.
tneene belangen van elke stad; dezelve verdedigt hare vrijheid tegen de ge
delegeerden der cenctale magt in de provinciën, tegen de pachas die, belast
met hec heffen der belasting op de overwonnenen, en hen te plagen tot dac
zij betalen, hunne magc tegen de vrije mannen zouden kunnen keeren. Be
halve deze plaatselijke bestoren zijn er corporation, welke onder hoofden
hunner keuze raadplegen, en wier leden zich wederkeerig tegen onregtvaar-
digheid en onderdrukking verzekeren. De dorpen, die niec van hec grondge.
bied der groote steden afbangen, hebben hunne verkiesbare overheden,
Kiatjas genaamd, en hunnen gemeenteraad. Alzoo kan de magc niet dadelijk
op de ingezetenen slaan, dezelve moec door hunne gedelegeerden gaan,
alvorens tot hen te komen. De belastingen worden gemeenschappelijk ge.
dragen; de Politie wordt gemeenschappelijk gehouden.
De regters behooren tot een ligchaam onafhankelijk van de magt: dit lig-
chaam werft zichzelven aan, na de verschillende beproevingen, welke hec
aan de Candidaten oplegt,
De promotien toe regterlijke betrekkingen geschieden volgens anciënniteit,
en de Sultan zelf kan voor de hooge ambten, de eenigen waarover hij be
schikt, niet kiezen; hij moec de orde der lijst volgen. Het regt wordt in
Turkije niet als een der attributen van hec hoofd des Gouvernements beschou wd
hec spruit niec uit dit hoofd voort; maar uit de wet en de corporatie van
mannen, welke hec publiek knap en regtvaardig genoeg gelooft te zijn, om
dezelve waardiglijk nit te leggen.
Er zijn gevallen, waarin de agenten van het Turksch Gouvernement, de
misdadigers die op heeter daad betrapt worden, zonder wettelijke procedure
straffen; maar deze verhaaste executtën treffen bijna nooit andere dan Raija's.
De Muzelmannen worden naar hunne regters verwezen, en de soldaten naar
de regtbank van hun corps, of zij verschijnen voor hunne gelijken. Dit
gebruik blijkt niet uit een maatschappelijk regt der autoriteit voort te sprui.
ten, maar uit de voorregcen der verovering, en den exceptionelen toestand
waarin de overwonnenen, die men verachtte en vreesde, verkeerden.
In deszelfs uitvoerende magt door de corporatiën en het vrij bestuur der
steden gestuit, volstrekt niet over de regterlijke magt beschikkende, vimit
het Gouvernement der Osmaniis nog vaste palen aan deszelfs wetgevende
magt. Hetzelfde ligchaam der regters dat over de contestaciët., volgens
het heilige wetboek beslist, beeft de magt de uitvoering der nieuwe wet.
ten, welke het tegenstrijdig met de aloude wet bevindt te zijn, te schorsen.
Het hoofd der wttgeleerdende eerste Muphti, kan zijn Veto tegen een
bevel van den Sultan stellen,) door een schriftelijk antwoord, Fetfa ga
naatnd, en in elke provincie kan een ondergeschikte Muphti op gelijke
wijze met de administrative beslissingen der Pacnas handelen.
Wij komen aan de groote vreemdheid van het Turksch regeringstelsel, en
aan de oorzaak van al de fabelen, welke de reizigers daaromtrent hebben
veispteid. Dikwijls hangen er aan de poorten van net paleis hoofden van
OppetbevelhebbersGouverneurs, Ministers, Groot-Officieren en andere
hooge beambten; de Europeanen, door het barbaarsche van dit schouwspel
en den rang der slagtoffers getroffen, hebben daaruit opgemaakt, dat, zoo
de Suitan ongestraft de hoofden der grootste dignitarissen kon doen vallen,
hij des te meer meester was van het leven der eenvoudige particulieren. Do
reizigers oordeelden natuurlijk over hetgeen zij zagen volgens de gebruiken
van Europa, waarbij de gedelegeerden der magt even als andere ingezetenen
beschermd worden In Turkije bestaac echter de waarborg der wet niet
voor hen; zij worden beschouwd als de slaven van dengenen, die dezelve
benoemd heefi; onder dezen titel behooren hun hoofd en hunne goederen
hem en beschikt hij er over naar willekeur. Maar deze beschikking heefc
hij niet over hen, die zich aan zijne gunsten onttrekkende, zich niet aan
zijne slavernij hebben onderworpen; deze zijn heilig voor hemgelijk htc
ingezetenen voor hunnen wettigen regter zijn. Daar nu niemand genoodzaakt
is eenen post onder hec uitvoerend bewind aan te nemen, en niemand ook,
onbekend zijnde mee den staat van dienstbaarheid, welke deze soort van
posten oplegt, kan degenen, die door de willekeur, waaronder hij zich uic
eigen beweging geplaatst heefc, omkomt, dit alleen aan zich zeiven wijten;
het is een gevaarlijk spel dat hij heeft willen spelen, na de kans berekend
te hebben. Deze harde voorwaarde bereikc den opperregter niet, die, hoe*
wel door den Sultan benoemd, slechts afzetbaar is; wac de overheden door
de steden benoemd betreft, heeft de Sultan nooit gemeend, dac dezelve in
het minsc van hem zouden afhangen.
Die is de grond der dubbele verantwoordelijkheid der publieke ambtenaren
jegens hun opperhoofd en het publiek. Er is zeker veel barbaarschheid in
eene zoodanige wet, maar dezelve brengt geene dienstbaarheid hoegenaamd
van het volk mede. Wat ook de publieke grieven of' de persoonlijke onte
vredenheid van den Sultan mogten zijn, hoe groot ook hec getal misdadigers
moge wezen, wil de Koran, dac men er niet meer dan 14 daags ter dood
hrenge. Deze bepaling is nog zoo slecht begrepen geworden, dat de reizi
gers, op dezelve, een vermeend regt hebben gebouwd, dat de Sultan zoude
hebben, omzonder vonnis, veertien menschen daags te doen omkomen.
Talrijke opstanden hebben getoond, dat de nstie der Osmaniis levendig
genoeg hare regten ten opzigte van hem, dien wij ten onregte haren meeseer
noemen, gevoelt. Sedert de afschaffing der Janitsarendie in deze opstan
den de voornaamste rol speelden, en, om zoo te zeggen, het volk vertegen,
wootdigden, heeft de natte echter veel van hare zedelijke kracht verioren.