IS". 120. A0. IS 12. LEYDSCHE Vrijdag, Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden; Gehad hebbende de verzoeken: i~*. Van Abraham Couvée, Koopman in Olij en Traswonende op de Mare, Wijk 6 N®. 1175, en 8®. Van Martinus Koppeschaar, mede alhier woonachtig. Strekkende ter beko» ming van de vercischte vergunningen als van eerscgemelde om de huizinge, staande en gelegen binnen deze Stad, op de Langegrachi, Wyk 5 N°. 792, tot eene bergplaats voor Olij op Fust') in te rig tenen van de tweede tot het oprigten eener Zeepziedertjin de huizinge tnede staande en gelegen binnen deze Stad in de Rhynsiraat, Wijk 3 N°. 302 Rood. Gelet op Zijner Majesteit besluit van den gisten Januarij 1824, rakende vergunningen ter oprigting van sommige Fabrijken en Tratijken. Brengen by deze ter kennis van alle daarbij belanghebbende, dat tot het hooren der Eigenaars en Bewoners van de naastbij gelegene en belendende Pandenten opzigte der ïnformatiën de Commodo et Incommododoor de Commissie van Fabricage zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Stad, op Dingsdag den uden October aanstaande, des middags ten twaalf ure, zullende de belanghebbenden verpligt zijn, hunne bezwaren tegen ngemeld verzoek cp dien tijd bij genoemde Commissie in te brengenterwijl bij .zuim daarvan zy gehouden zullen worden, tegen de inwilliging van hetzelve zich niet l ebben verzet. Leydendeu 6. October 1842. Burgemeester en Wethouders voornoemd J. G. DE ME Y, Ter ordonnantie van dezelve* v. PUTTRAMMER. NEDERLANDEN. Leyden, 6 October. Uit Gravenbage meldt men van den 5den dezer:| Zijne Majesteit beeft bij voortduring benoemd tot leden van de Hoofd commissie voor de zaken der Israëliten, de heeren J. H. de Castrote VGravenhage, tot Voorzitter en D. M. Ezechiëls, te Rotcerdam. Zijne Maj. heeft aan H. D Kamerheer Mr. L. IV. Baron van der Goes van Dirxland, vergunning verleend tot het aannemen en dragen der versierselen van Ridder der orde van St. Wladimir, 4de klasse, en der St. JiAianniter-orde, hem door HH. MM. den Keizer van Rusland en den Koning van Pruissen vereerd. mTer gelegenheid van hec aanstaande Vorstelijke huwelijk, zal het niec onbe-angrijk zijn eenige genealogische bijzonderheden hier te laten volgen: De vader des Erf-GroothertogsZ. K. H. Karei Frederikregerende Groothertog van Saksen-Weimar-Eisenachenz., is geboren te Welmar den aden Februarij >783; Z. K. H. volgde den I4den Junij 1828 zijnen vader op, verzekerde zijnen onderdanen de handhaving van de op den 5den Mei 1816 daargestelde staatsregelingen liet zich den mden Augustus 1828 door de buitengewoon zamengeroepen Stenden plegtig huldigen. De moeder des Erf-Groothertogs, H. Keiz. H. de Groothertogin Maria Pouwlonaeene geborene Grootvorstin van Rusland, is de derde dochter van Keizer Paul I, en eene oudere zuster van Hare Maj. de Koningin der Nederlanden. Hoogstdezelve is geboren den 4/i6den Februarij 1786 te Pe tersburg, aldaar verloofd den i/i3den January 1804, en in den loop van dat jaar met Derzelver tegenwoordigen Gemaal in het huwelijk getreden. Uu dat huwelijk zjjn gesjvoten drie kinderen; twee Dochters zijn ge buwd als volgt: 1°. H. K. H. Maria Louize Alexandrine (geb. 3 Febr. 1808), met Z. K. H. Prins Frederik Karei Alexander, van Pruissen; 2°. H. K. H. Maria Louise Augusta Katharina (geb. 30 Sept. 1811) met Z. K. H. Prins Frederik Willem Lodewijkvan Pruissen. Z. K. H. de Erf-Grooihertog van Saksen-Weimar-Eisenach enz. de Brui degom van Prinses Sophia, heet: Karei Alexander August Jan, is geboren te Weimar, den 24Sten Junij 1818, en versierd mei het Grootkruis der Groot-Hertoglijke Saksische Huis-orde der Waakzaamheid of van den Wit ten Valk, van de Keizerlijke Russische St. Andreas-orde, St. Alexander- Newsky- en St. Anna-ordeo, de Koninglijke Pruissische Zwarte Adelaars- orde, de Koninglijke Pruissische Roode Adelaars-orae en der orde van den Nederlandschen Leeuw. Z. K. H. is van Moederszij'de een volle Neef van Prinses Sophia, Van Vaderszijde is zijn Oom Z. H. Hertog Karei Bernhard van Saksen- Weimar-Eisenach, die Zich zulk een luisterrijken naam als Nederlandsch ktijgibevelhebber heeft verworven, en die met zijne Gemalin, H. H. de Hertogin Ida en zijn gezinzulk een geruimen tijd te midden der hem zoo wel waarderende Nederlanders heeft doorgebragt. Het Stedelijk Bestuur dezer Residentie, overtuigd van de deelne mlng der ingezetenen Id de vreugde van het Koninglijk geslacht over de te voltrekken echtverbindtenis van de geliefde Prinses Sophia der Nederlanden met Z. K. H. den Erf-Groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach en reeds van vele kanten bekend gemaakt met hec verlangen, om daarvan door eene verlichting der huizen openlijk te doen bikken, beefc ter kennisse der inge zetenen gebragt, dat, vermits zeker al wat van hec algemeen genoegen en tevredenheid wegens die Hooge echtverbindcenis bewijzen kan geven aan Zijne Maj. en verdere Hooge betrekkingen, niet dan welgevallig zijn zal; tot de voldoening aan bovengemeld verlangen gelegenheid zal gegeven wor den op Zaturdag, den 8sten dezer maand, des avonds van 9 ure tot mid dernacht. Van wege de stad wordt, voor de algemeene verlichting, die Zaturdag avond alhier zal plaats hebben, eene prachtige kolom op de Plaats, tegen over den Vijverberg, opgerigc, en in eene daartoe ingerigte tent zal een korps mnzijkanten van het garnizoen zich doen hooren. Wijders zullen verschillende gedeelten der stad, op eene Inisterrijke wijze met groen en bloemen versierd worden. Alles schijnc derhalve aan te kondigen, dac de te houden feesten schitterende zullen wezenen ook een groot aantal vreemdelingen berwaarta zal zamenvloeljen. Uit Amsterdam melde men van den 4den Wij vernemen dat een der geschenken van de stad Amsterdam, ter gele geilheid van hec huwelijk van H. K. H. Mevrouw de Prinses Sophia der Nederlanden met Z. K. H. den Erf-Groothertog van Saksen-Welmar-Eise. tiach, beataat uit acht prachtig gewerkte zirveren kroon- en vier en twin tig zilveren gewone kandelaars. Uit Haarlem meldt men van den 5den dezer: f Heden is, na het houden van eene plegtige dienst In de Roomsch-Katho Hjke kerk, gezegd aan het Klokhuis, binnen deze stad, door den H. E. W. beer Baron van W'ijkerslootBisschop van Curium, de ee ste steen gelegd «1\' COURANT, 7 OCTOBER. aan eene nieuwe Roomsch-Katholijke kerkwelke, gewijd aan den H. Anto nius van Padua, en gelegen aan de Groote Krocht of Groenmarkt, bestemd is, om de eerstgenoemde te vervangen. De Bisschop is daarbij verzeld geworden door een aantal geestelijken. De plegtigheid is bijgewoond door Commissiën uit het provinciaal en stedelijk bestuur, en afgewisseld gewor. oen door de muziik van de schutterij, en het alhier in bezetting liggende 2de regiment zware dragonders. Deze is de tweede nieuwe Roomsch-Katholijke kerk, welke, 8edert verleden jaar, binnen deze stad uit den grond wordt opgebouwd, en waartoe ook weder uit de stedelijke geldmiddelen is bijgedragen. Een wind-korenmolen te Appenbroek, bij Brielle, Is den aden Octo« ber geheel afgebrand; dezelve was tegen brandschade verzekerd. T U R K Y E. Berigten uit Konstantinopel behelzen de bevestiging der tijding van de be. noeraing van Rauf-Pacha tot Groot-Vizier en tevens van Mehemed-Ali tot Groot-Vizier titulair. De Moniteur-Ottomandie benoemingen bekendmz. kende, bevat de volgende toespraak des Sultans tot den eerstgenoemde: 7, Door de gunst der Goddelijke Voorzienigheid zijnde rusten de welvaarc van al onze onderdanen zonder onderscheid in geheel de uitgestrektheid van ons Rijk verzekerd, en dienvolgens moet thans al de oplettendheid der ste. dehouders en van al de overige bewindvoerders op het behoud van dat goed gerigt zijn, terwijl het ook uwe bestendige opmerkzaamheid en uwe ijverigsten waakzaamheid vordert. Alle bemoeijenissen der Regering hebben ten doel, om hec welzijn des Rijks op hechte en duurzame grondslagen te vestigen, het geluk en de rusc der bewoners zonderonderscheid te verwaarborgen en zoodoende den vurigste onzer wenschen te verwezenlijken. Op u ligt derhalve de verpligting om alle maatregelen te nemen en uit te voeren, die geschikt zijn, om dien geluttki. gen staac van zaken tot stand te brengen en te bevestigen. Eindelijk moec gij met alle zorgvuldigheid en oplettendheid trachten om de betrekkingen van vriendschap en volkomene overeenstemming, die tusschen mijne Regering en de Doorluchtige Europesche Hoven op eenen vasten voet gevestigd zijn, nog naauwer toe te knoopen. Moge de Allerhoogste u de hulp van Zijnen Goddelijken bijstand verleenen en n alzoo in staac stellen, om langen tijd wezenlijke diensten aan het Rjjk te bewijzen." Hierna gaac de Moniteur aldus voort: Zijne Exc, Mchtmed-Ali-VzFkszstedehouder van Aigypceeen der oudste Vizieren van onze Verhevene Porie, wijdt uit dankbaarheid voor de groote en talrijke gunstbewijzen, waarmede hij tot nu coe van zijnen Sonverein overladen is, onophoudelijk al de pogingen van zijne gehechtheid en zijnen ijver aan de dienst van de Regering Zijner Hoogheid. Zijne Hoogheid de Sultan, de gevoelens van trouw en gehechtheid aan den Keizerlijken troon, waardoor Zijne Exc. de stadhouder van ./Egypte bezield is, op prijs stel lende, heeft hem een uitstekend bewijs van zijne hooge welwillendheid wil» len geven, in de overtuiging, dat deze Vizier, de ingevingen van zijnen ijver en zijnen trouw volgende, voort zal varen, van bij de waarneming der hooge waardigheden, waarmede hij bekleed is, de Keizerlijke tevredenheid te ver» dienen, en, dat hij, naar mate de gunstbewijzen, die hem van de Zijde van zijnen Souvetein ten deel vallen, meer in het oog loopend zijn, ook te meer trachten zal, om zich die door verdubbelde inspanning waardig te maker. Een in de vleijendste bewoordingen opgestelde hattischerif verheft Zijne Exc, Mehemed All-Pacha, uit hoofde zijner langjarige en trouwe diensten, tot den rang eens Groot-Viziers. Dit hooge bewijs van gunst is louter persoonlijk, en geheel overeenkomstig mee hetgeen van oudsher gebruikelijk was, all een in het rijk uitstekend man tot deze waardigheid verheven werd. Dit Keizerrijk rescript en een borstsieraad, overeenkomstig met hetgeen de Grooi-Vizier draagt, zijn, in tegenwoordigheid van Zijne Hoogheid, aan Zijne Exc. Sami-Pacha, die zich tegenwoordig te Konstantinopel bevindt, overhandigd." De Moniteur eindigt met op denzelfden toon te doen ge. voelen, welk eene aanmoediging in het aan Mehemed-Ali geschonken eerbe. wijs voor alle dienaren der Porie ligt, die getrouw hunnen pligt vervuilen. RUSLAND. Men schrijft uit Kasan van 9 September: De beide branden, welke den 27 Augustus en den 3 September jl. onze stad met angst en schrik vervulden, waren slechts de voorboden van hec verschrikkelijke lot, hetwelk de ongelukkige stad den jden dezer trof. Ten 10 ure stegen de vlammen uit het onlangs nlenw gebouwde hótel de Stad Odessa, en werden door den geweldigen storm zoo spoedig over de stad ge. dreven, dat binnen 12 uren tijds 1,309 huizen, 9 kerken en een klooster in vlam stonden, en de golvende vuurmassa een getigt opleverde, hetwelk geene pen vermag te schetsen. Ondanks de grootste krachtsinspanning van den kant der Autoriteiten en ingezetenen, was het naauwelijks mogelijk ietx te redden, daar de itorm al heviger en heviger werd, zoodac men zich ter naauwemood op de voeten kon staande honden, en ook de houtbestrating aanving te branden, zoodat de straten ook daarom reeds ontoegankelijk waren. Slechts weinige der talrijke depóts van goederen zijn door de vlammen ge. spaard gebleven. Dit is insgelijks hec geval met de wetenschappelijke inrig. tingen, hoewel de gebouwen der Hoogeschool zelve voor een groot gedeelte gered zijn kunnen worden. Bovenal becreurc men hec verlies van het Obser. vatorinm, waaruit slechts een gedeelte der kostbaren instrumenten is gered. De Bibliotheek is gelukkiglijk behouden. Zelfs de Kasanka-rivier vermogc de vlammen niet tegen te houden eenige hooibergen aan de overzijde ge raakten in brand en de wind joeg het brandende hooi over de onmetelijke vlakte. Den 6den des morgens lag bijna de helft der vroeger bloeijende stad in puin en asch en tot op eenen afstand van twee wersten zag het oog niets dan rookende bouwvallen. Doch daarmede was het ongeluk der beklagens waardige stad nog niet afgeloopen, want den öden barstte de brand weder geheel onverwacht in de oude Tartarenstad uit en vernielde nog 8 huizen, en nsaurvelijks was men door ongeloofelijke krachtsinspanning denzClven meester geworden, of de vlammen stegen uit de Tartaarsche voorstad omhoog en verlichten den ganschen nacht bet tooneel der verwoesting. Eindelijk brak de dag van den 7den aan, en beloofde eenige rusc aan de beangscigde ingezeten, welke echter denzelven ook niet geheel zonder nieuw offer mog.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 1