Ten half twee ore kondigde een deurwaarder het naderen des Konings lin. Er heerschte op dat oogenblik eene plegtige stilte; maar toen Zijne Jl'ïaj. binnentradwerd met onbeschrijfelijke geestdrift de kreet van: Leve ie KoningI aangeheven en telkens herhaald, 's Konings gelaat droeg de spo. ren van diepe smart. Hij moest stil blijven staan, alsof de tranen hem dreigden te verstikken. Ook bij het beklimmen van den den'tróon wankel den zijne schreden; maar telkens verdubbelden de kreeten ter zijner eere. Eindelijk plaatste bij zich op den zetel: de Hertogen-va» Nemours en van Aumale waren aan zijne regterband, de Prins van Joinville en de Hertog 'van Montpensier aan zijne linkerhand gezeten. Hierna hield Zijne Maj. de reeds medegedeelde troonrede. -Het legitimisiitch dagblad, la Gazette de Francebevat, omtrent de Verhandelingen, die bij de Regering omtrent het Regentschap plaats hebben, let volgend artikel: Het denkbeeld van Lodewijk Philips was geweest om, in geval van zijn vroeger afsterven, her Regentschap over het Koningrijk aan zijne eerbied waardige levensgezellin na te laten. Deze combinatie, die niet zonder voor- Standers gebleven zou zijn, beschouwde hij als een middel om de voortdu ring van het tegenwoordige regeringstelsel te verzekeren, Maria Amelia Veeft zich zelden met staatkunde bemoeid; getvoon alleen door de oogen Van Lodewijk Philips en van de Prinses Adelaide te zien, zou zij met blind bntzag den raad 'harer schoonzuster ontvangen hebben en hare leiding gevolgd Zijn. De heer Pasquier, wiens voorzigtigheid bij Prinses Adelaide in hooge achting staat, gaf aan deze combinatie zijne volle goedkeuring en stelde zich borg, dat zij door den Graaf Moiidoor de meest invloed hebbende leden der Pairskamer, door de nieuwe Kamer der Afgevaardigden en door een deel van het diplomatieke ligchaam gebillijkt zou worden. Doch dit ontwerp is tegen den drom der tegenwerpingen van allerlei aard, welke het heeft doen oprijzen, niet bestand geiveesc. Men heeft hierop eene tweede combinatie in overweging genomen. Vol gens dezelve zou men het Regentschap opdragen aan de Hertogin van Orleans en die Prinses door eenen Raad van Regentscnap doen bijstaan. Dit denk. beeld is door de lieden, aan welke men met de meeste oplettendheid het oor leent, sterk bestreden geworden. De heer Guizot en zijne behouders waren er tegen, door hunne pas ontstoken liefde voor de Salische wet en voor het beginsel der erfopvolging, hetwelk zij thans wel zouden willlen versterken, aa daaraan in 1830 zulk eenen zwaren stoot te hebben toegebragt. De heer Maarschald Soult heeft zich almede tegen het Regentschap der Hertogin van Orleans verklaard, doch om andere redenen; hij wil aan het hoofd der Regering een* man van den degen. Over het algemeen is men van oordeel geweest, dat Prinses Helena, eene Duiische van landaard en daarenboven gewoon de denkbeelden van wijlen den Hertog van Orleans aan te nemen, weinig neiging voor Engeland had; dat zij zich begoochelde omtrent de mogelijkheid om verbonden met de Duiische Mogendheden en wel voornamelijk met Pruissen aan te gaan, dac Zij te veel stoutheid van geest en eene levendige verbeelding heeft. Er is ook gezegd, dat zij te groot vertrouwen aan den heer Thiers verleende. 0.11 een eind aan de zaak te maken, heeft men de hoofd-bedenking tegen, geworpen, die der godsdienst, Alstoen is 'men 'het eens geworden om het Regentschap aan den Hertog van Nemours toe te kennen. Mm zegt echter, dat de heer Pasquier de zaak noch goed- noc'h afgekeurd heeft en dat ae heer Moli dezelfde terughou dthg in acht heeft genomen. Wat den heer de Cazes betreft, na eenige korte aanmerkingen heeft hij bet ontwerp uitmuntend gevonden. De Ambassadeurs van twee groote Mogendheden hebben, toen zij over hetzelve geraadpleegd werden, niet geantwoord. Zij zeiden, dat zij oor. deelden geenen raad te kunnen geven, en dat zij in allen gevalle niet geloof, den, dat hunne hoven gaarne zien zouden, dat zij zich, ai ware het slechts zijdelings, met een vraagstuk bemoeiden, dat van zoo teederen aard en zoo ie'er zwanger van nog onberekenbare gevolgen was. Deze laatste woorden jijn, letterlijk, door eenen dier hooge diplomaten gesproken geworden. De heer Thiers heeft zich ontevreden getoond, dat men ook hem niet ge. mcpleegd had. Men verzekert, dat Lodewijk Philips hem door eenen ge. wezen Secretaris van den heer de Talleyrand heeft doen weten dat hij op zijne ondersteuning rekent en mee vertrouwen hoopt, dat de man, die zes jiten lang zijn Minister geweest is, dit onderpand zijner verknochtheid aan de dynastie van Orleans zal geven. Maar de heer Thiers is overtuigd, dac bij onder het bestuur van den heer de Nemours geenen invloed hoegenaamd op het beleid der zaken zal hebben. Hij weet, dat de heer de Nemours jeene de minste genegenheid voor hem heeft, en herinnert zich eenige schimp, schoten, waarvan hij in der tijd net voorwerp geweest is. Ook schrijft men hem eene uitdrukking van dubbele beteekenis toe, die op den smaak van den heer 1ie Nemours voor paardeniijders-oefeningen zinspeelt: Ik heb het niet, moet de heer Thiers gezegd hebbenop een manége-gouvernement. Wac den heer Odillon-Barrot betreft, die na 1830 groot vertrouwen in het lot der destijds opgengte regering gesteld heeft, men zegt, dat hij aan bitter birtzeer ten prooi is. Hij vreest dat de parlementaire regeringsvorm, waaraan bij zoo veel heeft opgeofferd, misschien eene begoocheling kan geweest :ijn, welke hij zal moeten opgeven, gelijk hij het zoo vele andere gedaan leeft. Het toekomstige lot der vrijheid maakt hem ernstig bezorgd. Voor geenen prijs ter wereld zou hij een militair Gouvernement terugwenschen hij herinnert zich wat zijn vriend, wijlen Charles Comte, in 1815 van de sabel- en knevel-heerschappij zeide. Bitter berouwt het hem, dat hij tot de Parijzer fortificatiën heeti doen stemmen. De Minister kent den weêrzin der heeren Thiers en Barrot tegen het regent- ichap van den heer de Nemours. Maar hij zegt, dat hij niet, door het roer van staat in handen eener vrouw te stellen, de hoop van staatsznehtigen wil aanvuren, die misschien Espartero zouden willen naapen. Zulke redenen verbitteren Thiers nog gedurig meer. De gezindheid van dezen laatsten baart vrij ernstige beduchtheid. Eenige weken geleden wilde de Maarschalk Soult zijn afscheid nemen. Zijn hooge ouderdom en het verzwakken zijner gezondheid, zeide hij, waren voor hem waarschuwingen, dat het tijd was, de zaken van staat te laten varen. Op aandrang van Lodewyk Philips heeft hij echter bewilligd, een deel van den last der omstandigheden te blijven dragen. Hij blijft, omdat hij denkt, dac men hem noodig heeft om den heer Thiers te weérstaan. Wat er van zij, slaagt de oppositie om het ontwerp, waarbij het regent, ichap aan de heer de Nemours wordt toegekend, te doen verwerpen, zoo lou het zeer wel kunnen gebeuren, dat de Kamer ontbonden wierd. De heer Ooizot is overtuigd, dat, zoo er in de nieuwe omstandighedendie zich opgedaan hebben, eene verkiezing gebeurde, het Ministerie eene sterke meerderheid zou hebben. In welk eenen tijd leven wij! Lees de ministeriele bladen en gij zoudt Jeuken, dat de rouw vele harten overstelpt had. Maar schuif den sluijer, welke die officiële smart bedekt, eens ter zjjde en gij zult zien hoe hartstogt in staatszucht woelen rondom eene doodkist. In het Journal des Débats leest men het volgend artikel: Afgevaardigden der linker zijde hebben, ten getale van omstreeks 70, den en 27 bijeenkomsten ten huize van den heer Odillon Barrot gehouden. Men verzekerde dezen avond (den 27Stendat, na eene zeer levendige woordenwisseling, besloten was, dat de linker zijde geenerlei amendement noch op het adres van antwoord, noch op de wet van het Regentschap zou voorstellen, maar nog in den loop der thans geopende zitting eene gunstige gelegenheid zou zoeken, om het ministeriële vraagstuk te behandelen, of niet andere wöordenom een staatkundigen twist met het ministerie aan te vingen. Men voegde ër bijdat de heer Barrot zich had voorbehouden om het voorwendsel, dat hern het meest gepast voorkwam, te kiezen, én o® het eerst daarover het woord te voeren. Ind en deze narigten juist zijn, dan wordt daardoor blootweg bevestigd wat de bladen der tegenpartij dezer dagen aankondigden. Er zou dan niets veranderd zijn noch in het besluit om met algemeene stemmen aan te nemeti wat Jiet regereid stamhuis betreft, noen om, tot welken prijs ook, het ministeriële vraagstuk te behandelen. Weiken vorm men aan dezen laatster: strijd geven zalweten wij met, maar is ook tot nu toe aan de tegenpartij nier bekend, Wij hebben vroeger reeds verklaarddat de bedreigingen der tegenpartij aan de behoudende partij geen schrik aanjoegen; wij hebben toen ons ver. trouwen in de standvastigheid en eendragt der meerderheid uitgedrukt. Thans hebhen wij geen enkel woord in onze te voren ontwikkelde denkbeelden te veranderen. Wij zullen zeer geduldig het voorwendsel den dag en het uur van den staatkundigen strijd afwachten waartoe de heer Barrot het sein moet geven. Het ministerie heeft het mogelijke gedaan, om aan de tegenwoordige zit- ting het karakter van geheel aan het vraagstuk omtrent het regerend stamhuis gewijd te zijn, te geven. De tegenpartij oordeelt, dat het anders moet zijn. Öp haar drukke de verantwoordelijkheid harer besluiten en handelingen. Van twee zaken zijn wij zeker: dat het ministerie thans voor niets ter wereld een staatkundigen strijd zou willen uitlokken, maar tevens, dat het dien strijd niet vreest. Naar het schijnt heeft de linker zijde besloten, om alle hare stemmen, bij de verkiezing van den Voorzitter der Kamer, op den heer Odillon-Barrot te vereenigen. Men schrijft uit Nantes vau 23 Julij: Ten gevolge der meer dan buitengewoon aanhoudende droogte en de wel» nige hoop, die thans over blijft op tijdige regens, is het te vreezen, dac ia onze gewesten de oogst van boekweic dit jaar geheel en ai verloren zal gaan. Hec weinige hetwelk van het vorige gewas hier en daar nog over is, wordt reeds met drift tot verhoogde prijzen weggekocltc. Daarentegen hebben wij dit jaar overheerlijke schoone tarwe; het weder was voor den oogst zoo uitmuntend, als zulks bü ons slechts enkel plaat» vindt; wijcwijfelen geenszins of men zal tarwe kunnende vinden wegende van 78 cot 80 kilogrammen per beccoliter. Inmiddels is de hoeveelheid uiterst klein, vooral in vergelijking mee het vorige jaar; over het geheel genomen zal de tarwe-oogst een derde in quancireic minder opbrengen dan in gewone jarenhetwelk een zeer belangrijk ce kort daarstelt. Onze prijzen zijn ook zeer vast; aan daling is niet ce denken, te meer daar door hec mislukken van de grovere graansoorten, hec gebruik van tarwe zal toenemen. Ofschoon van tijd tot tijd is gemeld geworden, dat onderscheiden Afrikaansche stammen zich aan de Franschen onderworpen hebben, bljjfc echter de vrees van afval gedurig bestaan. De Gouverneur-Generaal Bugeaud ontveinst dan ook niet, dat de betoonde onderwerping alleen door de kracht der wapenen is vetkegen; dac de bewoners des lands gretig elke gelegenheid zullen aangrijpen, om zich weder aan het gezag der Franschen te onttrek ken; dac zij alleen door eigenbelang en eene goede behandeling kunnen wor. den bewogen, om zich deze heerschappij re getroosten; dat dit, in elk ge. val, tijd zal vorderen; dac de Franschen inmiddels eene naauwkenrige en onafgebrokene waakzaamheid zullen dienen in acht te nemen, en derhalve altijd bij detachementen zullen moeten marcheren, terwijl de dienst vancou. tiers en van afzonderlijk reizende militairen sceeds door bevriende en ver. trouwde Arabieren zal moeten worden verrigc. In Spanje was het in den laatsten tijd zoo heet geweest, dat arbeiders op het veld bezwekenanderen krankzinnig waren geworden de dolheid maakc groote verwoesting onder het vee en het gebrek aan water is zoo sterk, dac men een' grooten wolf, die zich, om zijnen dorst te iesschen, in de water leiding van eenen molen gescorc hadaldaar heefc doodgeslagen. MENGELINGEN. OVER DE ENGELSCHE RESTAURATIE VAN rötfo. Na den dood van Cromwell kwam er verdeeldheid In het leger, dat vati zijne magc geërfd had en de zncht naar vrijheid deed zich na tien jaren ver drukking weder in Engeland op. De tegenwoordigheid van geesc des Ge neraals George Monck, vernietigde weldra deze hoop. Hij riep de oude mededingers van Cromwell ter hulpe van deszelfs overheerschingeen trac- raat werd tusschen Monck voor het leger en Karei li voor de Koningsgezin - den gesloten; en de zoon van Karei I werd in triomf naar Londen terugge. voerd, door dezelfde benden die Karei l naar het schavot hadden geleid. Die is hetgeen de schrijvers der geschiedenis van Engeland de restauratie hebben genoemd. Gedurende deze dagen van luidruchtige feestvieringen en losbandige uitspattingen, terwijl hec gemeen de overwonnen vrqheid verge, tende, met de overwinnaars dronk, waren de patriotten thans in naam des Konings, even als zij vroeger in naam van den protector vervolgd werden, genoodzaakt zich te verbergen of te vlugten. Sidney en Ludlow staken de zee over; Kane en Harrisson waren gevangen. Na de eerste vervoering, na de verdeeling der posten, pensioenen, titels, voordeelen en eerbewijzen, nadat de getrouwe dienaren der overweldigde tirannie, naar luid van hec cractaat, waren bevredigd geworden, wilde de Koning in strijd mee dat zelfde tractaat bloedstorten, en wraak voorde schande zijner nederlagen uitoefenen, onder voorwendsel van zijnen vader te wreken. Zijne nieuwe hovelingen, zij wier fortuin door den dood van Karei l was gemaakt geworden, boden geene cegenstand aan deze overmaat van kin derliefde. Zij hadden zelfs de onbeschaamdheid van zitting te nemen onder de regters van hen, welke men Koningmoorders noemde, en tien mannea naar hec schavot te verwijzen, die hunne vrienden waren geweest, of die door den Koning te veroordeelenslechts hunne bevelen met de punt der degen gegeven, waren nagekomen. Het was met dit bloed, dat zij de belofte onderteekenden van getrouw te zijn aan de nieuwe magc, zoo als zij dit aan de oude waren geweest. Maar dit was niet genoeg, de natie moest leeren, dac de vaderlandsliefde zonder Koningsmoord en zelfs vijand van den Koningsmoord zijnde, niet min. der den dood waardig was. Henri Kane en Sidney hadden versmaad in deni moord van eenen gevangen Vorst te deelen: Henri Kane werd aan de beulen overgegeven; en bezoldigde moordenaren vervolgden Sidney tot inde balling, schap. Het was madame Henriette, zuster van Karei II, sieraad der bals van Lodewijk XIK, madame Henriette, jong, schoon en gevoelig, die, door haar verblijf in Frankrijk, meer in de gelegenheid om deze expedicien te be. storen, zich belaste om bevelen en eene belooning aan de moordenaars te geven. Elk hoofd van èenen banneling moest met dertig kroonen worden becaald. De onschendbare schuilplaatswelke Nederland aan de Engelsche patriotten verleende, ontstak den toorn des meesters van Engeland; KaretII verklaarde het, onder valsche voorwending van handels-aangelegenheden, den oorlog. Inmiddels vergat hij niet, dat hij allé sporen van onafhankelijkheid in de drie Rijken, welke hét lot hem had teruggegeven, moest uitwisschen. Schot, land had even ais Engeland, eenige hootden zien vallen; maar weldra werd het in massa getroffen. De godsdienst der Schotten was het presbyteriant». mus, eene godsdienst zonder pracht, zonder prelaten, en waarvan de eenig. zins ruwe strengheid, stoutheid en trota aan de zielen gaf. Een dekreec uitgevaardigd te Londen, beval de Schotten om op te honden présbytwUneti

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 3