Vleit zichdat onze groote kapitalistenwanneer rij ontwaren dat het
staats-crediet op stevige grondslagen gevestigd is, hunne gelden Uier weer
in vreemde banken of geldleeningen zullen plaatsen. Zijne Exc. herinnert,
dat er bij de staatsbegrooting op de aflossing dezer schulden gerekend is, en
dat bijaldien het aanhangige ontwerp niet mogt worden aangenomen, de uit.
getrokken post voor rentebetaling niet voldoende zon wezen.
Wat aangaat de middelen, om de voorgenomen aflossing te bewerkstel,
ligen, zegt Zijne Excellentie dat de resultaten van het dienstjaar 1841 nog
niet met juistheid bekend zijn, hetgeen daaruit voortvloeit dat de .begrooting
van dat jaar was eene begrooting vanovergang en een zamengesteld budget.
De resultaten der zamensmelting van de ontvangsten en uitgawen van het
syndicaat en van het Hertogdom Limburg met die van het Rjjk zijn nag
niet bekend. Intusschen kan Zijne Exc. voorloopig mededeelen, dat het
dienstjaar 1840 en 1841 behoorlijk zullen kunnen worden gedekt, uitge»
nomen de een millioen twee honderd duizend gulden, die de O. I. kas minder
dan de raming heeft geleverd. Zijne Exc. hoopt echter, dat wanneer zich
de prijzen der producten zullen staande houden, ook die gelden uit de be.
doelde kas zullen verkregen worden. Hij vleit zich evenzeer dat ook het
loopende jaar behoorlijk zal gedekt worden. Wat echter aangaat het dienst
jaar van 1843, zal men welligt op het aanwenden van eenige middelen moe.
ten bedacht zijn. Mogten er onverhoopt misrekeningen en teleurstellingen
plaats vinden, dan beroept Zijne Exc. zich op hetgeen er in J839 heeft
plaats gehad, toeu er 5 pCt. schuldbrieven zijn gecreëerd, om deze' schuld
vermindering voortgang te doen hebben. Zijne Exc. herhaalt het intusschen,
dat de aflossing alsnu waarschijnlijk zonder nieuw bezwaar zal geschieden.
De Minister herinnert, dat er gedurende de laatste twee jaren 10 millioenen
der schuld van de Handelmaatschappij zijn geamortiseerd. Zijne Exc. schetst
het hooge belang van eene goede overeenstemming tusschen de Regering en
de vertegenwoordiging. Hij hoopt, dat men door vereenigde krachten het
heil van den staat zal trachten te bevorderen. Het is buiten zijne schuld,
dat men zulke hoog gespannen verwachting van hem koestert, Het is zijns
ondanks, dat hij de ministeriële portefeuille aanvaard heeft. Hij heeft die
niet op zich genomen, dan nadat een man, die daartoe grooter bekwaam,
beid bezat, dezelve bad geweigerd. Hij spant voortdurend alle krachten
van ligchaam zoo groot in, om zijne stelling ten nutte van den Staat te
doen strekken. Een ieder tracht het middel op te sporen, om het welzijn
van den Staat te bevorderen. Mogt men dat middel in het nieuwe regle
ment van orde der Kamer gevonden hebben II Bij de Regering bestaat
de meeste ijver en de beste wil, om het algemeene belang te behartigen.
In de ten einde loopende zitting is er veel tot stand gebragt; waarvan men
de vruchten in de volgende zitting hoopt te plukken. Hec is buiten de
schuld des Ministers, dat de onderhandelingen met België nog niet afge-
loopen zijn. Hij vleit zich echter, dat die eerlang het geval zal zijn.
De heer Rijckevorssel verklaart, dat hij, na de ontvangene inlichtingen
des Ministers, en vertrouwende in zijne woorden, voor het ontwerp zal
stemmen.
Het ontwerp In hoofdelijke omvraag gebrtgt zijnde, is heczelve aangeno.
men, mee eene meerderheid van 41 tegen 10 stemmen.
Tegen hebben gestemd de heeren: van Rechteren, de Man, van Rappard,
Bruce, van Panhujs, van Nes, Star BusmanTrompMichielsvan Berdujnen
en van Goltstein,
De Commissie tot de verzoekschriften doet verslag, bij monde van
den heer Schoonereld: i*. op een adres van een kanton-Notaris, nopens de
voordrage van hec notariaat, welk stuk ongeteekend zijnde, ter zijde gelegd
wordt; en a°. op een adres uit Venlo, ten aanzien van den spoorweg in
Limburg.
De heer Cornelie neemt deze gelegenheid waar, om de belangen van het
Hertogdom Limburg aan Zijne Exc. den Minister aan ce bevelen. Hij doet
daarbij zien, dat de handelsbetrekkingen mee Nederland nog weinig te be
duiden hebben; dac het hoofdvertier cot dusverre naar Belgie is; dat er
echter vrees bescaac, dac ook dit vertier zal bemoeijelijkt worden; dat het
«Izoo niet te verwonderen is, dat de landbouw achteruit gaat, en dat hij
derhalve inlichtingen verlangt, ten aanzien van den stand der onderhandelin.
gen met Belgie; bijzonder ten opzigte van hec Hertogdom.
Zijne Exc. de Minister van Financiën verklaarc, dat er met Relvie a>»i
«Iegelijk uvei 11c ocuuciue onoerwerp worot genanoeia, maar aac er nog
andere punten moeten geregeld worden, en de beslissing nopens het eerste
tot die over het laatste moet wachten. Zijne Exc. voegt er bij, dac hij hec
strijdig acht met die ontwikkeling aan de nijverheid te geven, om vele tollen
op de rivieren te heffen, en dac het de bedoeling der Regering is, om de
vaart op de Maas zoo goedkoop mogelijk te maken. Zijne Exc. betuigt,
dat de toeneming der welvaart van Limburg aan allen zeer ter harte gaat.
Hij hoopt, dat de middelen, die daartoe zullen worden aangewend, niet
vruchteloos zullen blijven.
Daarna wordt de openbare zitting gesloten en veranderd in eene vergade.
ring iu committé-generaal.
In die zitting met gesloten deuren heeft de Kamer aangenomen het ontwerp
van bet nieuwe reglement van orde der Kamer. Er is heden dienaangaande
rog eene algemeene beraadslaging gehouden. Men verneemt, dac zich onder
de tegenstanders bevonden de heeren Luzac, van Goltstein, van Rechteren en
eenige andere leden. De heer van Goltstein heeft heden nog in het breede
het onvoldeende van het thans vastgestelde reglement aangecoond. De min.
derheid heeft er op aangedrongen, dat het regt tot het amenderen der voor.
dragten van wet, in het reglement zou worden opgenomen; en dat er daarin
ook eenige bepalingen zouden voorkomen tot hec op beteren voet brengen
der betrekkingen tusschen de Regering en de Kamer. Intusschen verneemt
men, dat het reglemenc slechts voor den tijd van drie jaren is vastgesteld.
Men verneemt, dat de heer Collot d'Escstrj zich roe de Provinciale
Staten heeft gewend, met verzoek om bfl de aanstaande verkiezingen voor
de Tweede Kamer der Staten-Gencraalniet meer in aanmerking te komen.
yan den aden dezer. In de zitting van de Tweede Kamer der Scacen-
Generaal is uit de notulen met gesloten deuren van gisteren gebleken, dat
het ontwerp van het reglement van orde, gelijk bereids gemeld is, met eene
meerderheid van 38 tegen 13 stemmen is aangenomen; dat er besloten is, dat
dit reglement van den aanvang der volgende zitting in werking zal worden
gebragt, en tevens dac hetzelve zal worden gedrukt, met eene inleiding van
den Voorzitter der Commissie, welke met de vervaardiging van hetzelve is
belasc geweest.
Is ingekomen een request van den Notaris Bruno Tydeman, uit Amsterdam,
betrekkelijk het ontwerp van wet op het Notaris-ambt. Dit worde, ter inzage
der leden, op het bureau nedergelegd.
De beraadslagingen over die ontwerp worden geopend.
De heer Romme zegt, nat er reeds lang behoefte heeft bestaan, tot eene
herziening der wet op het Notariaat. De voordrage heeft aanvankelijk vele
bestrijders gevonden. Sedert zijn daarin vele belangrijke verbeteringen ge
bragt, waar voor hij der Regering dank weet. Hij had echter nog vele
■verbeteringen gewenschi waaromtrent hij zich thans bezwaard gevoelt. Die
bedenkingen zijn acht in getal1°. De bepaling, dac een Notaris, wanneer
hij zich langer dan veertien dagen van zijne standplaats wil verwijderen,
daartoe aan het Openbaar Ministerie verlof moet vragen. De Notaris, geene
vaste bezoldiging genietende, heeft er zelf te veel belang bflom op zijn
post te blijven. Wil men intusschen een verlof tot verwijdering, dan was
de Voorzitter der Regtbank hec meeste gescnikt hetzelve te verleenen.
a°.De afschaffing van den leertijd. Gedurende denzelven was hij, die zich
op hec Notariaat wil toeleggen, het meest in staat zich te oefenen.
3°.IIec niet meer afgeven van Certificaten van goed gedrag door den Notaris
bij wien de Candidaat zijn* leertijd heeft doorgebragt. 40. Het formulieJ
van den eed. Een eed is eene zaak van het hoogste gewigt. Men no-
daarmede niet te kwiscig zijn. De bepalingen van den tegenwoordigea ei.
zijn té uitgebreid; de woorden te menigvuldig.5°.Hec niet behouden
der bevoegdheid om eene acte voor twee Notarissen te passeren. Het »t,
vaar, dat men zich hiervan voorstelt, zal thans ook door eene acte, d0oJ
getuigen onderteekend, kunnen beloopen worden. 6°. De voortduren
verpiigting om elke doorhaling in eene acte afzonderlijk te doen paraphere,
Dit ii weinig vertrouwen in den Notaris stellen. 70. De geringe straf'
die er op gesteld is, wanneer de Notaris niet voldoet aan eene der vereis^'
ten, bij art. 26 van het ontwerp voorgeschreven. 8°.Het bepaaldel»
art. 59, dac de ambtenaren der registratie verpiigc zijn de overtredingen itI
Notarissen op te sporen. Het geldt hier geen openbaar belangmair d„
van bijzondere personen. Begrijpen deze, door een verzuim van den Notsid
Schade ce lijden, dan zullen zij liem wel in regten weten te vinden.
De heer Luyben denkt over het algemeen gunstig over de voordrage, dotj
heeft nog eenige bedenkingenen deswege opheldering noodig. Hij vru((
of onder de gevallen, waarbij de Notaris zfln Ministerie kan weigeren, ooi
behoort eene weigering van oelanghebbenden tor hec betalen van voorschot.
ten. Een cweede bezwaar van den redenaar ligt in de bevoegdheidjei
Konings, om dispensatie te verleenen voor de bepaling van art. 8, datj,
Notaris niet tevens eenige plaatselijke betrekking vervulle. De redeem
hoopt, dat Zjjne Maj. daarvan een schaarsch gebruik make. Zulke dispet,
satien zijn verderfelijk, vooral op plaatsen waar meer dan een Notaris h,
Over deze bezwaren zou de redenaar ecbcer heenzien. Er is intusscheo eci
punt, waaromtrent hij groot bezwaar heeft. Het ligt inde bepaling vanart
26, volgens hetwelk een Notaris, wanneer hij den grootsten misslag in eemi
acte begaat, slechts met eene geringe geldboece zal gestraft worden. Dit
bezwaar weegc bij den redenaar zoo hoog, dac hij, wanneer hij deswegedoor
den Minister niet gerust gesteld wordt, tegen de voordrage zal stemmen.
De heer Frets verdedigt de voordrage. Na al de daarin gebragte wijti.
gingen, achc hij dezelve allezins aannemelijk. Hij becoogc hec wenschelijt:
eener algeheele Nederlandsche wetgeving.
De heer den Tex verdedigt mede de voordrage. Er Is aan dezelve dt
meeste zorg besteed, zoowel van Regeringswege als bij hec onderzoek
door de Kamer. Over de kleine puncen; waaromtrent de gevoelens ver,
deeld zijn, moet men ten deze heenzien. Hec ontwerp berust op hec be.
ginsei der wet van Vemöse. Het is echter geene slaafsche navolging der.
Zelve. Wat daarin verkeerd was, is verbeterd. Als zoodanig verdedigt de
redenaar het atschaffen der kamers van Notarissen, het niet weer passeree
van acten voor twee Notarissen, bec niet meer overgaan van minuten vis
den eenen Notaris op den anderen, enz. Hij heeft slechts één wensch, dit
men in eene zaak van zoo veel gewigc als hec Notaris-ambc zich bejjvete
den wets-scijl door duidelijkheid, juistheid ett bondigheid te doen uitmunten,
en alzoo in dit opzigc den Franscben wetgever na te volgen.
Dé heer Rijckevorssel deelt in tie bedenking nopens art. 26. De afschif,
fing van den leertijd kau mede zijue goedkeuring niec wegdragen. Op bet
nocarieel kantoor wordt de Candidate als bec ware gevormd. Een gegn.
dueerde behoeft, volgens de voordrage, geen examen af te leggen. Intus.
schen weet men, hoe regtvaardig dikwijls de examina op de hoogescholes
worden afgenomen. Art. 11 tot 14 der voordrage laten ook eene leemte over,
vermits daarbij niec bepaald worde, of de leden der Commissie, welke de
examina afnemennaasce bloedverwanten mogen zijn. De bepalingen
nopens den Eed kunnen eindelijk de goedkeuring van den redenaar mede
niet wegdragen. De aanroeping aan den Almagttge is eene zaak van bet
uiterste gewigt. Men moet daarbij niet ligtvaardig ce werk gaan. Hoe ge,
makkelijk nu kan een Notaris een enkel formulier weglaten, en voor zoo»
danige kleinigheid zou men hem een meineedige moeten noemen*
De Voorzitter geeft kennis, dac hij ontvangen heeft eene missive vin
Zijne Exc. den Minister van Justitie, inhoudende dat art* 26 der voordrigt
zoodanig gewijzigd wordt, dat elke aece, waarbij naam, plaats enz. over
geslagen is, slechts zal gebruikc worden als een onderhandsch geschrift,
mits hec door de belanghebbenden onderteekehd zij.
7iin- o— «"jz'gmg.
De beer Hooft geeft der vergadering in bedenking, dac na deze wijziging
in hec oorspronkelijk voorstel, hetzelve alvorens naar de afdeelingen tot
onderzoek zal moeten verzonden worden.
De heeren Bruce, Kniphorst en Luzac bestrijden deze meening. Zij zeg-
gen dac het hier geene wezenlijke verandering in de wet geldt; dat de wij.
ziging slechts eene betere omschrijving is, en betere woorden voor het.
zelfde denkbeeld uitdrukt, dat er nog meerdere wijzigingen, nog zelfs
heden, waren voorgedragen, welke evenmin aan een voorafgaand onderzoek
waren onderworpen.
De heer Hooft zege dat dan in allen gevalle eenige tusschenruimte had moeten
bestaan, om zoodanige wijzigingen te onderzoeken; doch dat hij bereid was,
daar zijn gevoelen niet scheen gedeeld te wordenzijn voorstel in te
trekken.
Een lid het voorstel echter ondersteunende, wordt hetzelve in omvrsge
gebragt, en met 51 teged ééne stem (die van den heer Ctrver Hoofij be
sloten, de wijziging niet naar de afdeeling te verzenden, en de beraadsla
gingen onmiddellijk voorc te zetten.
De heer Van der Gronden verklaart zich; na de daarin gebragte wijzigin
gen, voor hec ontwerp. Nopens een paar punten vraagt hij inlichtingen aan
den Minister, onder anderen nopens art* 59, betrekkelijk de opsporing via
overtredingen door de ambtenaren der registratie.
De heer van Goltstein erkent wel, dat het ontwerp vele veranderingen ih
hec stnk van hec notariaat brengt, maar meent, dat dezelve geene aanspraak
op den naam van verbeteringen mogen maken. Hij deelt zijne bezwaren
mede over ae wijze, waarop de wetten tegenwoordig worden tot stand ge
bragt, zoodat men tot het laatste oogenblik veranderingen voordraagt. Hij
moet erkennen, dat hij op die wijze de disCussien niet behoorlijk kan volgen.
Hij meent, dac de tegenwoordige wetgeving op hec notariaat zoo slecht niet
is, als men thans voorgeeft. Om dit aan te toonen, gaat de spreker drie
punten na: 1°. wat aangaat de gelijkstelling van alle Notarissen acht hij deze
op de voorgestelde wijze ver van doelmatig. Ter wegruiming van de bezwaren
welke de betcaande wet heeft te weeg gebragc, ware hec wenschelijk ge
weest, dat ér bepaald ware geworden, dat de Notarissen buiten de hoofdplaat»
van hec arrondissement zelve niet mogten instrumenteren; 20, ziet hij groot
bezwaar in de afschaffing der Kamers; 3". bestrijdt hij de afschaffing der
leerjaren. De toelating zal, ten gevolge der voordrage, veel afhingen van
den Candidaat. Hij kan de gewigtige instelling van hec notariaat niet bloot*
stellen aan de proeven, die men thans voordraagt.
De heer Ujtwerjf Sterling is tegen de voordrage. Veel is daarin gewijzigd.
Doch wat beteekenen alle wijzigingen, zuiveringen van taalfouten, wanneer
men met hec hoofdbeginsel niet instemt. Hij voor zich kan zich mee hec
hoofdbeginsel in de voordrage rtiec vereenigen. Zijne hoofdbezwaren zijn
tweevoudig: 1°. wat de gelijkstelling der Notarissen betreft uit de verschil
lende klassen, en 2°. wat aangaat de afschaffing van den leertijd. 'Omtrent
het eerste pnnt had de redenaar wel niet bec behoud van drie klassen ver
langd, maar het billijk geoordeeld, dat er twee klassen zouden zijn aange-
sceld, zijnde de arröndissements- en kantons-Notarissen, waarvan de eerste ia
hec geheel arrondissement, de andere in hec kanton waar zij gevestigd zijn,
zouden kunnen instrumenteren. Door die verdeeling zon aan de eersce geea
groot nadeel berokkend worden, daar het eene zeldzame nitzondering is, dac
de Notaris bulten zijn arrondissement practiseert; terwijl de Notarissen vsn