S'fcjd.zertfjJl E Y D S C II E C II li A IV T, det WaiiÜUg 'ei'Je door het 't op een driei Marcus ei t op den 2ostcnf A°. 1843. j"„ m" WÖÈttSDAG, de Arkelsche einngen, voor dat de passage ooten weg dei' fugzal viror- n .dat de pas: }yn, voor het N°. 71. i5 JUNIJ. loemd ergaderen te geëxamineerd ie Aeten Vztt ende het ge- geven van en rang met' daartoe gei ten-minste van :nde getuig# Mdtn, dié kersdag derf ten 9 ureg t KËNNISGEVtNÖ. «UBMEéster en Wethouders der. Stad Leyden gelet hebbende op,de circii- hnjssive, van mijnheer den Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland, \an den 21. Justus 1831(Provinciaal Blad N°. n®herinneren bij dezen elk en een iegelijk jM. de Koning, bij besluit van den 1 Augustus bevorens, N°. 72, l.epaald neb je, dat de dankdag of godsdienstige viering der overwinning van Waterloovoortaan dep den derden Zondag der maand Junij van ieder jaar zal plaats hebben, dezelve 0 ditmaal op Zondag den, io>dfzer,maandGodsdienstig zal worden gevierd. Aldus gedaan en afgelezen by H. Bargemeester en Wethouders der stad Leyden, op den 13* J-uny 1842. J. G. de ME Y. •Ter ordonnantie Vati dezelve, v. PU TT KA MM ER. N. HAR- n der treerd, st uit d vin inden.! d zrjn zich Wel- ij kt en te doen emde VB If. n lu :eS| darl du het) NEDERLANDE Leyden, 14 Junij. De aoste verjaardag vin Z. K. H. Prim Hendrik, welke zich thans op D. zeetogc naar Rusland bevindt, ij gisteren alhier op de gebruikelijke jje gevierd geworden. Loterij]Uit *s Graveohage schrijft itiett van den i3den dezers yerte/er/jfjijne Maj. de Koning worde tegen aanstaanden Dingsdag in deze Resi. fotie terug verwacht. Naar men verzekert zal Zijne Maj, Koning Willem Frederik Grsaf van jhuiu, in de eerste dagen der aanstaande week alhier aankomen. H. O. tójf zou van koften duur zijn. Gistereo is Zijner Majs. Hofmaarschalk gifOD tot IVarmenhuizen reeds alhier aangekomen. Tegen het laatst der -j |jind Julij zal Zijne Maj. het Loo verlaten, en naar Silezie vertrekken, 1 zUON de PrinsesAlbert den zomer door te brengen. «- In de zitting van de TWee^e Kamer der Staten Generaal van heden, zijn ingekomen I Verscheidene verzoekschriften, als .van bouwlieden in het district van Rotterdam en j iders in ZiVid-'Hoflahadie bedenkingen inlevefen tegen het ontwerp nopens het fonds Lorden Landbouwvan dert^Raad der stad Almeloover de ontwerpen ten aanzien van htkies* en-stemregr;- vati Notarissen- te Amsterdam Rotterdam, 's Bosch en in Zeeland, crekklfi-1 ever de - voordrage betreJt'k el ijki het Notariaat; van geërÖen, te .Leur, over het: Geldersch Thooet.II,'<^re&?eiP!cl.tt.:ï'k/V35jen;Gjraaf vfin^Rech^eren van Almelo, houdende aanmerkingen op rp'rpp" 11-» ingekomen requaest, ten ópzigtë dér héérlijke regten.Verzending aan de Commissie.' j)e Centrale Afdeeling beeft yerslas gedaan op het ontwerp van wet ten aanzien der- we£ Cé hypothecaire' insthrijVingen.- Beraadslagingen bepaald op aanstaanden^Woensdag, des ernst/gel Borgens ten .half elf ure. Cs beter) beraadslagingen worden geopend over het ontwerp van wet tot Tegcling van het hts den ft iehrM^1 v®n fre* batig slot dérovërzeesehe. geldmiddelen in t&ja. »n *rh»l Dc hee^ foddcrvtaa verklaart zich tegen de voordragt. Ten eerste vermeent hij dat, ke iiidéreivoordrajt over het batig saldo voor 1842', voor alsnog te voorbarig is; Het esetfen.ljs onmogelyk, om in deri loop van dit jaar over dat saldo te beschikken; Er kén thans ("og geene sprake wezen van een batig beschikbaar slot; Ten tweede oordeelt hij, dat |dv voordrage is onnoodigv daar zy niets andërs behelst .dan hetgeen de wet van 14»- Octo ber 1841,houdende de middétet» to&t^tfyding! de^Sta^-uitgaven, reeds bevat. Men ^,7, Muilsser. voor de Koloniën eene" uifdriikkelyke lastgeving te verlëenen, ietdat de bfinistèr ^o^anlVe 'u^drakkelijlle Ten derde oordeelt h\ji, dat het voorstel niet aan de wet van 14 October 1841 voldoet*. Die wet toch spreekt wel van eene nadere wet, strékkende tot regeling van-de sommen, die het batig slot zullen uitmaken maar er wordt van geen vermoedelijk batig slot gespro ken. Indien dit de wet moet zijn, die de gemelde sommen regelt, dan mag men veilig zeggen, dat de financien in Nederland gemakkelijk te regelen vallen. Ten vierde heerscht tr in de antwoorden der Regering, nopens dit ontwerp, eene ongrondwettige strekking. Het bewind vermeent daardoor aan liet voorschrift van art. 59 der grondwet te voldoen doch rtien behóórt zich te herrauefen het antwoordhetwelk in Maart 1840door de Régering zeLve, nopens dat gewijzigde art; gegeven is, waarvan de slotsom was dat over ijet verkkijk batig slot by de wet zou worden beschikt. Zijns inziens is het noodig om door eene cordate afwijzing van het voorstel, de Regering op den constitutionelen weg terug te brengén. Eindelijk, ten vijfife, acht hij bet voorstel, in deszelfsstrekking, gevaarlijk. Het geldt thans de vraag, of de bijvoeging, aan art. 59 der Grondwet aan- gebragt, nog iets of niets beteekenen zal. Neemt men de voordragt nu aan, dan is het geschilpunt voor altijd opgelost, maar dan ook In stryd met de welbegrepen belangen des Volks. De, heer Tromp besehouwt de contracten tussclien de Regering en de Handelmaatschappij gëslotep. voor niet geldig, daar zij zonder medewerking der Staten-Generaal aangegaan 2yn. Hij geeft tóe, dat de contracten voor beide de.contracterende partijen verbindende 2y*i, en darde Regering daarop geene inbreuk maken mag. Maar bij vermeent, dat die verbindbaarheid, zich ook beperkt tot hen, die de contracten hebben aangegaan, en dat «an niemand buiten hen daarbij cenige verpllgting kan worden opgelegd. Hij oordeelt, dat er by dié contracten in de regten van de Staten-Generaal getreden is; dat uit dien boófdé die contracten voor de wetgevende magt niet verbindende zijnen dat het van het fclterste belang te beschouwen is, dat het gebrekkige dier contracten alsnog by de wet worde herstelden dat er tevens zorg gedragen wordedat de sluiting van zoodanige oyereenkomsien in het vervolg worde voorgekomen. Hij vermeentdat men het algemeen daarvoor houdt, dat de beschikking over het batig slot tot bet gebied der wetgeving be hoort. Hy vreest, dat wanneer men te de2en niet met voorzigtigheid te werk gaat, er, op gelijke wijze, tusschen de Regering en de Handelmaatschappijovereenkomsten nopens de voorziening in de Staatsuitgaven kunnen worden aangegaan. Op gelijke wijze zou over het geheéle batig slot naar willekeur kunnen worden beschikt. Hij vreest wel niet, dat zoodanige verbindtenissen zullen worden gesloten. Hij is in de gelegenheid geweest, den gang der administratie in de O. 1. geldmiddelen meer van nabij gade te slaan. Het goed vertrouwen is bij opklimming steeds toegenomen. Dë Commissien belast met het onderzoek van de rekeningen en staten nopens de O. I. geldmiddelen heeft de overtuiging yerkregen, dat alles aangewend wordt, om de bezittingen en bare geldmiddelen tot voor deel van den l'ande te doen strekken. Doch het beste beheer kan het beginsel niet wetti- rféhr, waarvan de grondslag uitmaakt, dat de Koning ajleen het regt heeft, om over de inkomsten der O. I. bezittingen te beschikken. Spreker'herinnert hierbij, hoe de schuld van 39 millioenen bij de Handelmaatschappij ontstaan is, en welke er de gevolgen van ^weest zijn; de Regering bad goedgevonden, om eigenmagtig uit de O. I. hulpbronnen, Uitgaven van den Staat te bestryden. En toen die bronnen niet meer toereikende waren ófiVs'tpjid het droevige te kort, tot welks aanzuivering men zich in 1839 tot de Kamer vkneide. Overigens" acht hij het geradendat men in het vervolg geen op eene raming ,ge!irond batig slot, onder de Rijks middelen rangschikke. ffc Aè heer de verklaart zich tegen dit en alle volgende wetten, houdende beschikking toffer dé. .Oost-Indische geldmiddelen, zoo lang de contracten, tusschen de Regering en de Handjdni. aangegaan, niet aan het onderzoek en de bekrachtiging der Kamers zullen zijn ÖrolrvéófpëiL Hy merkt op dat de wijzigingen in het kapitalisatie-contract onder de WfikVng dér niéuwe grondwet is tot stand gebragt. Hij stelt het grootste vertrouwen op inmi, dié zich op dit oogenblik aan het hoofd des departments voor de koloniën bevindr, doch dit neemt niét wegdat men geen grondwettig beginsel over het hoofd ftóg $en. Hij ontkent de bevoegdheid der Regering, om zoodanige overeenkomst met tfe fJandeJm.zonder vooritehnis óf rrièdevéerking der Staten-Generaal te sluiten. De fPAi^ftagt voldoet niet aan de bepalingen van art. 59 de grondwet. De zelve bevat een wankelbaar en bij gissing gesteld saldo. Bij den tegenstanddie dit ontwerp fit:de.aWéèlingfeh ondervonden beeft, zou hy het wcnschelijk geoordeeld hebben, dat de vAordragt ware ingetrokken. Hij vermeent, dat de beschikbaarstelling van het vermoe- d^yk batig, sjotzonder eenige verdere inlichting of ophelderingmet den geest der gVnncftvet strydt. De heer Sthooneveld vindt vele der tegen de voordragt gemaakte-bedenkingen niet van da* groot belang om dezelve r uit dien hoofde^ alleen, af. te stemmen doch hij ziet zich daartoe vefpligt ..wanpeer %x geen bill van indemniteit voor dc met de Handelm. geslotene oónifsè'i'éff gevraagd'en verleend wordt. ö.aat het- bégiaéel 4aor„- flat rocn uitgaven doen kan, zonder toestemming der Sta ten-Generaal en ze door ohbekeftcfe middelen bestrijdt, dan kan ook alles aart hunne Cognitie orttfokketr worden. Ook hij houdt zich overtuigd, cat er onder het tegenwoordig bewind geene vrees behoeft te bestaan voor de hernieuwing der onregelmatighedendie er vroeger hebben plaats gehaddoch wie waarborgt het Vaderland, zegt de spreker, dat er altijd aan het hoofd van het departement voor de koloniën een man zal staan van zulk eene pensonelijke en staatkundige integriteit als de tegenwoordige, wie waarborgt ons, dat cr altijd aan het hoofd van het Indisch bestuur een man zal staan als de. Baron Merkesdie ik tro.sclr ben mijn vriend te noemenen die zich door zijne groote onafhankelijkheid, zelfstandigheid en uitgebreide kennis, in algemeene achting staat. Personen gaan voorhij, maar geen antecedent behoort er te bestaan, dat «r overeenkomsten zonder goedkeuring der Staten Generaal worden aangigam cn daarbij over eeu groot deel der Indische baten wordt beschikt. Reeds heeft de Kamer zoo veel met den mantel der liefde bedekt. Spreker twijfelt niet, dat zij ook de bill van indemniteit, die hij voorstaat, bij acclamatie zal aannemen. Het crediet zou daardoor worden gehandhaafd en versterkt. De heer van Goltstein is insgelijks van begrip, dat de tegenwoordige voordragt niet aan de voorschriften der giondwet voldoet, welke de beschikbaarstelling vordert van een aanwezig en niet van een vermoedelijk batig slot. Mogten er niet wettige uitgaven geschied zijnwelke niet voor de volkplantingen gestrekt hebbenmaar die veeleer voor het Rijk bestemd warendan kunnen de plaats gehad hebbende uitgaven niet erkend wordendan kan het batige slot niet goedgekeurd worden. Dit is, onder anderen, het geval met de op de overgelegde staten voorkomende uitgaven voor de stooinsleepdienst op de Wial, voor de Militaire Akademie te Breda, en voor het werfdepót te Harderwijk. Hij betoogt wijders, dat de contracten met de Handelm. niet zonder medewerking der Staten Generaal hadden kunnen worden aangegaan. Hij twijfelt er aan, of bet O. I. bestuur zoo bereid geweest is, die Lands schuld als O. I. schuld aan te nemen. De heer Ryckeyorssel stemt met de vorige leden in, dat de voordragt aan de voor schriften van art. 59 der grondwet niet beantwoordt. Er bestaat nog geen beschikbaar slot over dit jaar. Er kan daarover derhalve niet worden beschikt. De wet is dus ontijdig. Hij uit den vvensch, dat het belangrijke vraagstuk van de geldigneid der kapitalisatie contracten eindelijk voor goed worde uitgemaakt. Het komt hem voor, dat het niet zoo moeijelyk vallen zou, deze zaak te schikken. In het bplang en voor de eer der Hardelm. zelve, ware het wenschelijk dat.de contracten aan het onderzoek en de goedkeuring der Staten-Generaal worden onderworpen. Dan zou het blyken, dat zij de edelmordigheid gehad heeft, om in het belang des Lands, van een deel der dour haar verkregene regten afstand re doen. Hij verlangt, dat de Regering dit punt in ernstige overweging neme. Hij schetst het belangrijke onzer Overzeesche Bezittingen. Hij rekent op de re'gtschnpen- ftéid en standvastigheid van bet tegenwoordige hoofd van het koloniaal bestuurdiebij Edle maatregelen nopens de koloniën, geene persoonlijke begunstiging, maar alleen de nationale welvaart op den voorgrond plaatst. Het oog der Natie ls met angstvalligheid op de koloniën gevestigd. De heer Gouverneur beschouwt het ontwerp als niet voldoende aan de voorschriften van art. 59 der grondwet. Hij ziet in de bepaling wegens het overleggen der staten en reke ningen een naauw verband ïyet de vaststelling van het batig slot. Dit laatste kan eerst na het ontvangen der eerste worden beoordeeld. In dat begrip vindt hij het reeds een grooten sftap voorwaarts, dat bet slot niet naar willekeur kan worden vastgesteld De' heer van Panhuys ondèrzochrhet art; 59, en vindt dat er bij de voorstelling van dat-aft.'^9, bij de grondwet-herziening niet anders bedoeld is, dan bij de tegenwoordige foordragt is geschiedde onderwerping van het vermoedelijk batig slot. In allen gevalle bevindt men zich in-een' toestand, die eischt dat de O. I. baten, al zij bet bij raming, bepaald worden, om dë begrooting behoorlijk te doen sluiten. Tot bepaling van het batig.slot moeten de Staten-Generaal intusschen altijd medewerken; dit geschiedt echter filet zoo volkomen bij de voordragt, als de spreker meent dat gevorderd wordt. Wat dë hoegrootheid van het cijfer betreftmeent hij dat-dë Regering de raming op een ver- keerden grondslag bo#wt door hare berekenlngingen op.de najaarsveilingen te gronden. ;apitalisatiercontract aangaat, is hy vaa mèening dat dezelve alsnog aan de Fi~lV'"";~t'-^*ri-staten-Gëhëraarbehoorfen te wofden onderworpen. In het belang van eMe worde^^aakt: dMtd°°r onzekerheid spoedfg een De heer Frits ziet in het art. 59 der grondwet, wat het hoofdpunt betreft, het uit sluitend opperbestuur der Overzeesche Bezittingen door den Koning, geene vcranderiuv van het vorige art. 60. Dienvolgens oordeelt hij, dat de thans aanhangige voordra«ï volkomen aan den wil der grondwet voldoet. Spreker dringt ook aan aat de tegen woordige bewindslieden verantwoordelijk zijn, en men dus te meer vrijheid heefr ver trouwen in hen te stellen. De voordragt is haren oorsprong verschuldigd aan de naauw gezetheid der Regeringom stipt te voldoen aan de voorschrifteu der grondwet ten einde bj) den aanvang der zitting de rekeningen over de O. I. geldmiddelen over te'leg gen. Rondborstig moet hij het zeggen, al wordt hem zulks ook als vleijerij aangere kend dat de bekrachtiging van de contracten met de Handel Maatschappij aan de Siaten. Generaal niet toekomt. De heer Hooft.meent mede, dat de voordragt niet aan de grondwettige bepalin" lieant. wootdten dat liét onmogelijk is nu reeds een batig slot over het Ioopende jaar vast te stellen. De heer Junius van Hemert beschouwt bet ontwerp als overbodig en als ohti'dig. De heer Uilwerf Stirling is van hetzelfde gevoelen; het ontwerp is doelloos - hoe men overigens over den zin van art. 59 der grondwet moge oordcelen, zeker is bet dat er een batig, dat is een werkelijk bepaald en geen vermoedelijk slot moet bestaan over welks gebruik men hij de wet behoort te regelen. Hy tracht uit de beraadslagingen m de Dubbele Kamer gehouden, aan te toonen dat dit wel degelijk het geval moet zijn. Hier, bij de voordragt, steunt alles op vermoedensop bloote ramingen. Wat aanvaar •liet kapir. contract, is hij van gevoelen, dat dit niet aan de goedkeurt der Kamer°be- hoort te worden onderwotpen. Daartoe heeft hij drie gronden: i°. volgens art. so der grondwet behoort de regeling van al hetgeen; waardoor het batig slot verkregen'wordt uitsluitend tot'sKonings bevoegdheid; 2°. het onderwerp der contracten, gesloten iii Julij en Augustus 1840, onder het voormalig Gouvernement, hetwelk tot geene verant woording verpligt was, gelijk thans, was builen de bevoegdheid der Kamer, en de ver anderingen die onder de tegenwoordige Regering in die contracten gemaakt zijn waren in het belang der schatkisten men moet daarvoor der Handelm. dank weten 3». de schuld welke het onderwerp der contracten zelve isis eene Indische en geene Nederl. schuld zoodat hare regeling tot liet opperbestuur behoort. De Handelm. heeft 40 millioen voorl geschoten voor rekening varf het Indisch bestuur; het contract bepaalt, op welke wijze dat voorschot uit de Indische kas zal worden terugbetaald. Dus is het contract geheel buiten de bemoeijing van de Staten Generaal. Hij eindigt echter met den wenschdat de Regering kunne besluiten, de contracten aan de goedkeuring der Staten Generaal te onder werpen, omdat hij meent dat daardoor liet vertrouwen tusschen Regering cn Kamers en liet Staatscrediet zal versterkt worden. De heer van Hoorn van Durgh noemt de nog bestaande onzekerheid omtrent den zin van art. 59 der grondwet, een gevolg van de ongelukkige wijze, waarop de herziening der grondwet heeft plaats gehad; toen heeft men na veel loven en bieden, en 0111 een einde te maken aan zoo vele uiteenloopende beschouwingen, die destijds bestonden het gewillige werk zoo spoedig mogelijk zelfs afgedaan. Zijne denkbeelden over den zin van art. co der Grondwet mededeelendevindt hij geen twijfel nopens het opperbestuur. Wat aan gaat de mededeeling van staten enz.oordeelt hijdat deze cd informandum worden medegedeeld. Maar wat betreft liet batig slot, daaronder verstaat hij zoodani" slot, dat voortspruit nadat er deugdelijke rekening en verantwoording van gèdane ontvangsten en uitgaven zij geschied. De wet, waarbij bet baiig slot bepaald wordt, is aliltjd eene soort van rekeuwet. De grondwet spreekt van geene ramingen. Hij hoort dat In allen gevalle eens voor al het beginsel zal worden gevestigd daar beginselloosheid het ergste is, en 'slands behoud afhangt van de vastheio der regelen van bestuur. De onzekerheid nopens de contracten met de Handelmaatschappij behoort op te houden. Eens die schuld afgedaan zijnde, zal cr ineerder circulatie verkregen worden, en de Staat weder vrijelijk over de producten beschikken; Alsdan zal de Staat geen gevaar loopendat sommige producten hier voor lagere prijzen verkocht worden dan elders het geval zou zijn geweest. De heer Bruce acht zich verpligt tegen deze voordragt ie stemmenen tevens dé redenen daarvan op te geven, omdat het voorstel afkomstig is van eenen Minister, wiens rondborstigheid en openhartigheid zoo zeer gebleken zijn j en wiens bereidvaardi'beid in liet geven van inlichtingen buiten allen twijfel is. Spreker deelt liet gevoelen dat de Voordragt niet beantwoordt aan de voorschriften der grondwet. Hij schetst de n'deciige gevolgendie uit te hoog opgevoerde ramingen moeten voortvloe'ijenhet is pligt te zorgen, dat er geene nieuwe te korten ontstaan, waaruit slechts nieuwe verwikkelingen der financiën zouden kunnen voortspruiten.. De bctaadslagiugcn zullen morgen ochtend worden voortgezet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 1