a0. 1s43.
leydsche
in0. 69.
courant.
,V
VRIJDAG,
10 JUNIJ.
NEDERLANDEN.
Leyden, 9 Jung.
Uit *5 Gravenhage schrijft men van den 8sten dezerj
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van lieden, zijn ingeko*
men «enige verzoekschriften, als: i°. van Notarissen uit verschillende deelen des Rijks,
over de aanhangige wei nopens het Notariaat; a®. van[Kymmell en een aantal ingezetenen
uit Drenthe, bedenkingen oehelzende tegen de aanhangige voordragten nopens het stern
en kiesregt; 30. van den heer Sassendie bezwaren inlevert tegen het bestaande Geldei*
sche polderreglement. Verzending naar de Commissie.
De Voorzitter geeft kennis dat de heer Fretsin het laatst gehouden comité-generaal,
\iet onlangs door hem gedane voorstel, nopens het aanbieden van een adres aan den Ko
ning ten behoeve van de nationale zeevisscherijenheeft ingetrokken. Aangenomen
voor kennisgeving.
De centrale afdeeling doet verslag, nopens het ontwerp van wet, betreffende het batig
slot der Oost Indische geldmiddelen. Op verzoek van HH. Excc. den Minister van
Koloniën en van Financiën, worden de beraadslagingen over dat ontwerp bepaald op aan*
staanden Maandag, des morgens ten half 11 ure.
De Commissie tot de verzoekschriften heeft overleg gedaan
I. Bij monde van den heer Schoor,eyeldop drie verzoekschriften van Notarissen in
Noord-Braband, Zuid- en Noord-Holland, die hunne bezwaren voordragen tegen het
ontwerp nopens het Notariaat, Ter griffie en drukken van het verslag.
II. Bij monde van den heer van Ryckeyorsel: op drie verzoekschriften van Notarissen
en aspirant-Notarissen te Alkmaar, Loenen, enz., die hunne bedenkingen in het midden
brengen tegen art. 3 2, nopens het Notariaat, omdat daardoor de vooruitzigten der
aspirant-Notarissen worden vernietigd. Gelyke besluiten.
III. By monde van den heer Uitwerf Sterling: op negen verzoekschriften, alle gerigt
tegen het Gelderscbe polderreglement, zoowel omdat men hetzelve voor ongrondwettig
houdt, als dewijl dat reglement inde toepassing tot groote onregtvaardigheid en willekeur
zou aanleiding geven.
In deze requaesten waarvan sommige van een groot aantal handteekeningen voorzien
zijnworden veelvuldige klagten over de onregelmatige wijze van uitvoering van het
reglement aangewezen. Men beklaagt zich evenzeer over de verhooging dér dijklasten en
van de aanslagen, en dit zonder dat men eenige byzondere rampen te betreuren heeft.
Men dringt op eene herziening van het polderreglemént aan en hoopt dat het van gebreken
moge worden gezuiverd. Men vleit zichdat de tusechenkomst der Kamer dat gewenscht
gevolg hebben zaldat Zijne Exc de Minister van Binnenlandsche Zaken den Koning
Verzoeke, dat H. D. den' Staten van Gelderland magtige tot eene algemeene herziening
van het Palder-Reglement over re gaan. Sommigen beweren,dat de grondwet geschonden
is, en roepen de tusscbenkomst der Kamer in, om de staatsregeling te handhaven. Eenigcn
verlangendat de behoeften der ingezetenenin dit opzigtaan den Koning worden
enderworpen. Anderen beklagen zicli over de willekeurige beschikking over hun eigendom,
en meenen dat de weg van regten voor hen gesloten is. Men beklaagt zich, dat men bij
de administratieve autoriteit wordt afgewezen, en dat men geene schadevergoeding wegens
ondervonden nadeelen kan bekomen. Men hooptdat de Koning het reglement verloochenen
en liet niet erkennen zal. Met krachtige kleuren ontwikkelt men de dringende behoefte
iao voorziening in dezen. Men hoopt, eindelijk, dat 's lands wetten, en zelfs het
bolwerk der wetienniet langer dóór de ambtenaren worden vertreden en miskend.
De' (Srinimissie trekt uit al deze verzoekschriften deze slotsomdat al de adressanten het
Geldersch polderreglement als ongrondwettig of als niet wettig beschouwen, en dat zij
jiej in allep gevalle 31$ dringend noodzakelijk beschouwen dat het bedoelde reglement
wórde gewijzigd.
mogt {hebben plaats gehad, het dan zeker de roeping der Kamer is, daartegen op te
komen; dat zijderhalve, voorstelt, alle de ingekomen verzoekschriften ter griffie neder
te leggen ten einde de leden der Kamer desgelijks naauwkeurig kunnen nagaan en over
wegen'of zij tot 'eenig1 nader voorstel dienden aanleiding te geven.
De heer van Goltstein kan zich met het voorstel der Commissie niet vereenigen en
dringt op eene verzending van de requaesten, welke eene klagte over schending der
S rond wet inhouden, aan den Minister van Binnenlandsche Zaken aan. De punten, in
èze adressen vervatzijn van het hoogste belaHg. Daarin wordtonder andereneene
'a'tnranding van het eigèndomsregt beweerd. Mogten de klagten, welke deze adressen
behelzen, gegrond zijn, dan zou er werkelijk eene overtreding van sommige bepalingen
d.r grondwet begaan zijn. jde Kaïper rust de verpligting te onderzoeken, in hoeverre
4.1e klagten gegrond zijij. Het éenige middel, dat daartoe leiden kan, is eene verzending
der requaesten aan den Minister van Binnenlandsche Zaken. Daardoor wordt de aandacht
van dien Staats-ambtenaar op dit onderwerp gevestigdhij zal aangespoord wordente
dien aanzien een onderzoek in te stellen. In allen gevalle kan er nader van de zijde der
Kamer aan den Minister verzocht wordennopens deze klagte van schending der grond
wet^ te worden ingelicht.
De heeren TrompLuybenLuzac en VerweyMejan hebben het voorstel van den heer
Goltsteinom deze adressen aan Z\jne Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken te
verzenden, ondersteund.
De heer Tromp meende, dat de Kamer met bevoegd of buiten magte was, om zelve
<le gegfóildheid van vele der aangevoerd wordende klagten tc onderzoeken, of daaraan te
gemoet te komen. Uit dien hoofde acht hij eene verzending van de requaesten zeer wen*
schel yk. Daar er echter in deze requaesten ook over schending van het regt van eigen*
Üdrfr'geklaagd wordt, zoo verlangt dit lid, dat deze adressen ook aan Zyne Exc. den
Minister van Justitie worden verzonden.
De heer Luyben vermeent, dat, wanneer de klagten over schending der grondwet aan
•de Kamer worden bekend gemaaktzij niet raag stil zittendat de Minister aan zynen
pligt zou te kort doen, indien Zijne Exc., na met oie klagten bekend te zijn gemaakt,
deswege geen onderzoek instelde;.én dat welhgt dat onderzoek, waartoe door den Minis
ter, naar hy hoopt, zal worden overgegaan, Zijne Exc. zal doen besluiten, den Koning
voor te stellen de veranderingenhoudende goedkeuring van het reglementin te trekken.
Beheer Verwey-Mejan geeft te kennen, dat hij, ten vorigen jare, tegen deverzending
van gelijksoortige requaestenals de onderhavigegesterad heeftomdat de zaak destijds
bij den Hoogen Raad aanhangig was. Dit thans het geval niet zynde, gelooft hij dat het
ibloót renvooi der requaesten aan den Minister, het juiste, het eenige, het doelmatigste
middel is. Hij herinnert daarbij, dat het den Ministers steeds verboden is, een gemoti
veerd renvooi van eenig stuk van de Kamer te ontvangen. Wij kunnen en moeten, zegt
de spreker, naar mijn begrip het gewoon renvooi aan den Minister doen, naar den ver
antwoordelijk eu Minister, naar den raadsman des Konings, die, acht Zijne Exc. het
geradenHoogstdenzelven kan voorstellen, het bestaande reglement of de daaruit voortge
vloeide veranderingente schorsen.
De heeren Fr els en van Rappard hebben het voorstel van de Commissie tot de ver-
zoekschrifen ondersteund om namelijk de adressen ter griffie neder te leggen. Zij be
schouwden het voor de Kamer ongeraden om, op een bloot rapport eener Commissie,
dadelijk tot de verzending van adressen aan eenen Minister te besluiten. De heer Frets
mw&ide', dat dë Kamer niet geroepen was, om te zorgen, dat de grondwet, door niemand
worde geschonden. Wanneer dergelijke verpligting bij de Kamer ondersteld wierd, dan
iouden er nog veel meer klagten by haar inkomen. Tot staving van zijn gevoelen in dit
opzigt, haalt de spreker den grondwettigen eed aandie de leden, by de aanvaarding
.Sinner betrekking afleggen
de heer van Rappard treedt in eene ontwikkeling van de wijzewaarop hier te lande
volgëfis de bestaande wetten oF veranderingen klagten over schending der grondwet möe-
MWórden beliandeld. Hy juicht daarby de bepalingen der grondwet, ten hoogste toe,
volgens welke eene geheel .onafhankelijk coHegie, dat levenslang benoemd is, over de
k lag pen te dier' zake; tegen eènen hoogen staatsdienaar ingebragt, uitspraak doet, Hy
begrijpt niet, waartoe eene verrijzing der requaesten van eenen Minister leiden zal,
vooral niet na de jongste uitspraak van den Hoogen Raad, waarbij bet wettige van het
reglement, zoowel wat vorm als wat deszelfs daarscelling betreft, is erkend. Daarenboven
zijn vele der klagten door de vaststelling der wet, nópens de heemraadschappenenz.,
komen te vervallen. Spreker acht zich verpligt de bewering tegen te spreken, dat het
reglement slechts met de meerderheid van ééne stem (en dat wel door de dubbele stem
Van 'sKonings Commissaris) zou zijn aangenomen. Het reglement, dat alsnu nog in
Marking is, is in zijne tegenwoordigheid door de Staten van Gelderland, met eene meer-
■dcrl cid van 46 tegen 20 stemmen aangenomen. Nog wyst de sprekei óp de gevolgen
•eener verzending van deze requaesten. Het zal den schijn doen ontstaan, dat de Kamer
zich eene zaak aantrok, die, vooral na de vaststelling van de wet van 1841, kan be
schouwd wordeiu. tot het .gebied der règferliikc magt-te behoorèn.
Dc heeren Uitwerf SterlingSchooneveld en van RosenthalRapporteur, President en
lid van de Commissie tot de vcrzoekscirrjftep hebben achtervolgens het voorstel der
Commissie verdedigd. Eerstgemelde verklaarde, dat de Commissie het eenvoudig neder-
Icggen der verzoekschriften ter griffie had voorgesteld: i°. Omdat de Kamer, den 15Mei
1841, het voorstel van den heer Trompom gelijksoortige verzoekschriften aan den
Minister te verzenden, reeds met eene meerderheid van 31 tegen 18 stemmen had verwor
pen; zoodat het niet te voorzien was dat de Kamer thans een ander besluit zou nemen;
2°. omdat men het regt en de doelmatigheid van het renvooi in dezen, niet kan inzien.
De Minister kent toch het reglement, hij kent de klagten en bezwaren; hij is van alles
onderrigt, veel beter dan de Kamer. Oe Regering heeft zelfs, ten aanzien van sommige
requaestenreeds eene beslissing genomen en de adressanten aan den gewonen regter ver
wezen. Reeds is de zaak in de requaesten met alle breedvoerigheid opgegevenwelke
meerdere inlichtingen verlangt men dan van den Minister? Spreker vermeent dat, alvo
rens er tot zoodaning renvooi wordt overgegaande vergadering het voor uitgemaakt
moet houden, dat de zaak ter beslissing van de Kamer of der wetsgeving, en niet van de
regterlijke magt staat. Na bet nederleggen ter griffie, kan ieder lid der Kamer een middel
trachten uit te denkenommet volkomene kennis van zakenen volgens de grond
wet, aan de aangeheven klagten gehoor te geven.
De heer Schooneveld dringt het hoog belang aandat er in eene verzending van ver
zoekschriften aan een' Minister gelegen is. Hij vermeent tevensdat in de onderhavige
stukken punten vervat zijn, die tot voordragten van wet enz. aanleiding kunnen geven.
Niets belet de Regering op vroegere gedragingen in deze terug te komenindien men
dit regtvaardig acht. Spreker vindt in deze beraadslaging aanleiding tot goedkeuring van
het denkbeeld, om in het reglement van orde te bepalen, dat er, in bijzondere gevallen,
vooral ten aanzien van requaestenspeciale commissien ad hoe zullen worden benoemd
tot het advijseren aan de Kamer van den door haar te volgen weg.
De heer Luzac betreurt, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken niet tegenwoordig is.
Zijne Exc. de Minister van Justitie geeft als het standpunt, waarop de tegenwoordig
heid der Ministers in de Kamer moet worden beschouwd, op dat, hetwelk zy volgens
art. 93 der grondwet mogen innemenhet uitbrengen van eene adviserende stem. Maar
noch een lidnoch de vergadering heeft het regt te vorderendat de Minister hen stil
zwijgen verbiede, hetwelk hij vermeent te moeten in acht nemen.
Wat de zaak zelve betreft, vermeent Zijne Exc. dat de afkeuring van het Geldersch
polderreglement door de Kamer de schroomelijkste gevolgen kan hebben, acht Zijne
Exc. het voorstel der Commissie welberaden, en acht hij bet voor zich minder geraden
in den grond der zaak te treden, omdat zijn geachte ambtgenoot voor de Binnenlandsche
Zaken niet tegenwoordig heeft kunnen zijn.
Verschillende leden dringen nog nader hun gevoelen aan.
De heer de Man schrijft den weerzin van hen, die zich verzetten tegen de nederlegging
ter griffie, voornamenlijk daaraan toe, dat men gewoon is daaraan te hechten het denk
beeld, dat de alzoo gedeponeerde stukken voor altijd onder het stof begraven worden,
zoodat het met een overgaan tot de orde van den dag is gelijk te stellen. Tot deze
opvatting moge, het voorledene raadplegende, maar al te veel aanleiding zijn; maar
dezelve is niettemin in stryd met de bedoeling, en hij hoopt en vertrouwt dat, ten
gevolge van het in overweging zynde reglement van ordre, die zaak een' anderen keer
zal nemen. De leden trouwensdie met zoo veel ijver en welsprekendheid de verzending
aan de Ministers voorstaanf hebben het immers in de hand om het bewijs te leveren, dat
in dit gaval die meening met opgaat. Zal men nu evenwel, omdat het voorledene tot
eene dusdanige opvatting aanleiding geeft, onvoorbereid in eene zaak, die zoo gewigtig
en ingewikkeld is, tot een besluit komen, waarover men naderhand berouw zoude kunnen
hebben, omdat men misschien te veel, en misschien ook te weinig had gedaan? Wij
hebben tot heden slechts een uiterst kort overzigt over een aantal zeer breedvoerige
verzoekschriften, gemunieerd met een overgroot getal van nog uitgebreidere bijlagen.
y»«vmunaou., dezelve gelezen, en zy zyn toch
aan ons met dat oogmerk ingediend. De afgevaardigden uit Gelderland mogen van de
zaak veel weten, maar vele van de aangevoerde bijzonderheden kennen zij niet, en aan
d« overige leden der vergadering zijn zij geheel vreemd. Is het dan niet doelmatig is
het niet onmisbaar noodzakelyk, dat men, als bij eene préparatoire uitspraak, al die
stukken ter inzage nederlegge, ten einde ieder van de leden daardoor in staat worden
gebragt, om bedaard te overwegen wat bier te doen sta. Daarby zal in de eerste plaats
het onderzoek te pas komen, of de Kamer in het algemeen bevoegd is, en zoo ja, of
zij dit dan is ten opzigte van alle bijzondere klagten, die by requaesten voorkomen.
Maarom zoo maar onvoorbereid over al die stukken in massazonder onderscheid of
schifting, tot een besluit, welk dan ook, te komen, acht hij beneden de waardigheid der
Kameren strijdig met het beraden karakter der Natie. Het renvooi aan een' Minister
ls geen bloote maatregel van vorm. Eenmaal uitgesproken, moet het renvooi gevolg
hebben. Misschien blijkt het later, dat het nog niet eens genoeg is. Maar omtrent het
een is hij evenmin ingelicht als omtrent het andere, en in dien toestand stemt hij voor
een' maatregel, die niemand benadeelt, en de zaak in zijn geheel en ongeschonden laat."
Ter stemming overgegaao zijnde, is het voorstel der Commissie, strekkende om de
verzoekschriften ter griffie neder te leggen, met 30 tegen 16 stemmen aangenomen.
Voor hebben gestemd de heeren: Snouck HurgronjeSchooneveld: Dyckmeestervan
Hemertvan RappartHooft, Cornelievan Tuyll van Heezevan der GrondenBakker
van Rechterenden Tex t de ManGockivgaMichiels van Verduynen Enschedévan
den VeldeRyckeyorselWarin% Uytwerf Sterlingvan RosenthalFrets Hinlopen
de BackerRepelaerGeversvan Bleyswykvan MeeuwenCollot d'Escury en van
Dam van Isselt.
Tegen hebben gestemd de heeren LuybenVerwey-Mejadvan HeeckerenMutsaers
van Heioma Kniphorst% ModdermanGouverneurBruceStar Busmanvan Akerlaken
van PanhuysPetitTromP van Goltstein en Luzac.
Daarna wordt de vergadering gescheiden. Morgen ochtend ten half elf ure zal er
comité-generaal worden gehoudenten einde over het nieuwe reglement van orde der
Kamer te beraadslagen.
De schaalcollectie voor den brand van Hamburg heeft in de Residentie
7170 opgebragc; te Dordrecht 863, en mee de opbrengst van een con
cert door het Harmonie-Gezelschap,/ 1063.
- Te Rotterdam is den 7den plegtig ter aarde besteld het lijk van wijlen
D'Gregoor% aldaar dezer dagen overleden; bij het graf heeft Ds. H. Oordt
eene hartelijke toespraak toe de aanwezendeo gehouden,
Uit Apeldoorn schrijft men van den 7den:
Gisteren avond ten 7 ure is de Vorstelijke familie op het Loo teruggekeerd.
Naar men verneemt wordt heden H. M. de Koningin aldaar verwacht, om
morgen HH. KK. HH. de Prins en Prinses Albert van Pruissen, die zich
naar Kamentz begeven, toe Nijmegen te begeleiden, en daarna naar het Loo
te retourneren.
CHINA.
Van Macao heefi men berigien van 6 Maart, inhoudende, dat de forten
en batterijen, die de Chinezen langs de rivier van Canton zijn beginnen
aan te leggen, op eene wijze, die de medewerking van Earopesche Inge.
nieur heeft doen veronderstellen, toen nagenoeg geheel voltooid waren. De
Britsche Gevolmagtigde Sir Henry Pittinger, wien de leiding der krijgsver.
rigtingen tegen het Cbinesche rijk is opgedragen, hield zijn verblijf op het
eiland Hong-Kong, aan den mond der rivier van Canton, doch schijnt ook
somwijlen te Macao te komen. HU had eene proclamatie uitgevaardigd
volgens welke de Engelscben de eilanden Hong-Kong en Cbusan in bezit
zouden houden, tot dat de Chinesche Keizer aan al hunne eischen voldaan
had. Die eilanden zouden als door de schepen van alle natiën openstaande
vrijhavens worden beschouwd. Ook het eiland Amoy zou eene vrqhaven
warden. De Britsche Gevolmagtigde heeft de op de genoemde eilanden
te hnis behoorende Chinezen uitgenoodigd om weder naar hunne haardsteden
terug te keeren en zich onder de bescherming der Engelsche Overheden te
te stellen. Overigens wachtte de gevolmagtigde de onder weg zjjnde ver.