N°. 58. A0. 1842. leydsciie MAANDAG, COURANT. 16 MEI. NOTIFICATIE. H E R IJ K. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, gezien hebbende de Notificatie van Hun Ed. Cr. Achtb. de Heeren Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, in dato den 7 Januarij il.betreffende den Herijk der Maten en Gewigten in Zuid Holland, en gelet op de voordragt van den Arrondissements-J Jker alhier, van den sisten dezer maand geven mits dezen den Ingezetenen dezer Stad hunne verpligting ie kennen, tot het doen herijken van alle de bereids te voren geijkte lengte- en inhoudsmaten en gewfgteri benevens de bij de inhoudsmaten voor drooge waren behoorende strijksels, waarmede deze overeenkomstig art. 8 van Zijner Majs. besluitvan den 21 December 1822 (Staatsblad N°. 54) moeten worden afgestrekken. En worden zijlieden ten dien einde opgeroepen, ter bezorging der gemelde maten en gewigten, wel schoon genaakten oaiuiverdaan het lokaal van den l |k in de Schoolsteeg aan de Latijnsche School zullende daartoe, tegen dadelijke betaling, worden gevaceerd: Voor Wijk 1op den 4den April. iVoor Wijk 5, op den 15, 18 en 19 April. 2, op den 5de» April. 6, op den 21, 52, 25 en 26 April. 3, op den pden en 8sten April.I7,opden2Sen29 Aprilden 3 Mei. 4, op den 11 12 en 14 April. 8, op den 4 en 6 Mei. met uitzondering echter van de Goud- en Zilversmids-benevens de Apothekers- of Medicinale gewigten, voor welker Herijking afzonderlijk ziting zal gehouden worden, te weten: Voor de Goud en Zilversmids gewigten op den 19 Mei, en Medicinale op den 20 Mei telken dage des voormiddag» van 9 tot 12, en des namiddags van 3 tot 6 uren. En waarschuwen Burgemeester en Wethouders voornoemd, allen en een' iegelijk, wien het aangaat, met herinnering tevens aan art 2 van Zijner Majesteirs besluitin dato 30 Maart 1827, Staatsblad No. 13.) om op bovengemelde dagen, fna welke de Arron- uisssments-IJker zich, overeenkomstig art. 10 der Notificatie van Hun Ed. Gr. Achtb. de H. 11. Gedeputeerde Staten van Zuid Holland, in dato 18 Januarij 1822, tot uitoefe ning van den Herijk naar de buitengemeenten van het Arrondissement moet begeven, en alzoo bulten de mogelijkheid isom gcruedelijk aan het verlangen der verzuimd hebbende te voldoen zich overeenkomstig hunne verpligting omtrent dezen Heryk stiptelijk te gedragen, ren einde buiten bekeuring te blijven; Zullende er, na den bepaalden ter mijn, ingevolge dispositie van Hun Ed. Gr. Achtb. de Heeren Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland in dato 22 November 1831, geene verlenging van tijd, of zoogenaamde nadagen gegeven worden. yvordende de'belanghebbenden in het algemeen bij deze voorts herinnerd aan de Noti ficatie van Hun Ed. Gr. Achtb. de H. H. Gedeputeerde Staten van Zuid Holland, 111 dito 4 Augustus i32o, volgens welke dc ijkpligtigheid zich uitstrekt tot alle handel- en nering, doende lieden, Fabriekeurs en Ambachtslieden, die, in hunnen handel of hun bedrijf, eenige" nfatén of gewigten gebruiken, en de Apothekers of Medicijnbereiders in het bijzonderaan art. 3 en 5 van Zijner Majs. besluit d. d. 21 October 1819, CStaatsblad N°. 52,) bepalende hunne ïehoudenheid tot het bezit van een vol stel gewigten, en medeverpligting tot den jaarlijkschen Herijk van hetzelve, alsmede aan het Koninglijk besluit van den 5 February 1826, N°. 153, volgens hetwelk de, bij derzelver eersten Ijk gestempelde, greingewigtenzonder die cene" nadere stempeling te doen ondergaan, jaarlijks door den 11ker moeten worden nagezien en onderzocht. En wordt wijdersdoor deze, ter kennis van de belanghebbenden gebragt, dat tot jaarletrer gedurende 1S42, voorden Ijk der Maten en Gewigten, bepaald is de letter X. Aldils gedaan en gepubliceerdbij H. H. Burgemeester en Wethouders der stad Leyden, op den 24. Maart 1842. J. G. de M E V. Ter ordonnantie van dezelve, V. PÜTTKAMMER. NOTIFICATIE. R'sr.hriivinir 'tt&T A'" Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brengen bij dezen, naar aan. •iding van een ontvangen Besluit van Z. E. den Heer Staatsraad Gouverneur van Zuid- iollandvan den 12. Maart jl. (Provinciaclblad N°. 33)» ter kennisse van den ngezetenen dezer Stad. Dat, ingevolge Art. 30, 1 der Wet op het Personeelvan den 39. Maart 1823 'Staatsblad N° 4)in veroand met de wijziging van sommige bepalingen derzelvc vastgesteld bij de nadere Wet, van den 29. December 1835 Staatsblad N°. 43); de Ontvanger der Directe Belastingen dezer Stad, onder toezigt van den Controleur die 3elastin»enaan de woningen van alle Ingezetenen, op den 7. Mei aanstaande en vol gende dagen, door gemagtigden, zal doen bezorgen een btschrijvingoiljet, bevattende eene beknopte opgave van de voornaamste bepalingen der Wet en de door dezelve aan de belastingschuldigen opgelegde verpligtingen, gescnikt tot aangifte, bij wijze van ant woord op de vragen, daarbij voorgesteld, en wel bijzonderlijk van het bedrag der huur waarde, liet aantal deuren, vensters en haardsteden, mitsgaders van liet verlangenom de waarde van hun mobilair bepaald te zien op den voet des tariefs, bij Art. 28 3 vastgesteld, ofwel tot het vragen van schatting en telling dier voorwerpen, op den voet als bij 2 en 3 van Art. 28 is'bepaald; van hec aantal en de klasse der in dienst of in oebruik gehoudene dienst- en werk boden en paardenalles voor zoo verre, wegens ieder dier voorwerpen, de belasting op 1 Mei dezes jaars was verschuldigdmet aanwijzing van alle zoodanige verdere bijzonderheden, als waarvan de kennis, volgens de bepalingen dezer Wet, wordt vereischt tot regeling der verschuldigde belasting. Dat volgens 345 6 en '7een iegelijk aan wiens woning een biljet als vorenis bezorgdgehouden zal zijn de daarbij voorgestelde vragen behoorlijkstellig cn zonder ■eenige voorbehouding te beantwoorden; zullende het nogtans aan de belastingschuldigen •vrijstaan, zich, met betrekking tot de aangifte der belastings-voorwerpen naar de drie eerste grondslagen (namentlijk HuurwaardenDeurenVensters en Haardsteden') der bij hen in gebruik zijnde percelen, te gedragen naar den aanslag van hei vorige dienstjaar, zonder dat zulks evenwel zal kunnen verhinderen het gelasten eener herziening, volgen* at t. 52. Ingeval iemand wegens meer dan één perceel in dezelfde gemeente de belasting ver schuldigd is, zal hij wegens tedei dier percelen de opgaven betrekkelijk de huurwaarde, deuren .en vensters, haardsteden en mobilair afzonderlijk doen. Bijaldien in een perceel beprepen zijn een woonhuis of woningeen zoodanig pakhuis zolder of kelder als bij Art. 6, 2, en bij Art. 28, 3, dezer Wet is bedoeld, be hoort de huurwaarde van het woonhuis of de woning en die van het pakhuis, den zolder of kelder afzonderlijk te worden opgegeven. Zij, welke, bij het bezorgen der biljetten, of ook bij het terughalen van dezelve, mogten zijn overgeslagen, zullen zich, in geen geval, mogen beroepen op zoodanig ver» zuim maar integendeel gehouden zijn om de vereischte en behoorlijk ingevulde verkla ringen in te dienen ten kantore des ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn. Een ieder is gehouden de te doene aangiften met zijne handreekening te bekrachtigen. Ingeval iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de ontvanger of zijn gemagtigde, <les gevraagdde invulling in deszelfs naam, en zonder daarvoor eenige betaling te kun nen eischenverrigten met vermelding der redenen, waarom; en zal de aangifte door den Ontvanger of deszelts gemagtigdein tegenwoordigheid van een derden persoon en met en henevens deze, worden geteteke'ud na voorafgaande voorlezing. De belastingschuldigen zufien de door hen in betrekking tot de belasting op liet perso neel te doene aangiftenin bet algemeenbehooren in te leveren in die gemeenten alwaar de belasting is verschuldigd. Denzulkeii, echter, wier belastings-voorvverpen naar de vier eerst? grondslagenalle óf gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente dan die, waarin zij hun verblijf hebben, zal her vrijstaan de aangifte voor alle dezelve, mits alsdan voor elke gemeente afzonderlijk, ter plaatse hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer paarden der vierde klasse door reen zelfden belastingschuldige in verschil lende gemeenten worden gehouden, zal hij in elk van deze, het a'daar gehouden wordend aantal behooren aan te geven. Eindelijk worden de Ingezetenen verwittigd, dat tot tegenschatters voor meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als: PAULUS FRANCH1MON JANSZOON, WILLEM LEONARD ULJEEen JAN WILLEM SCHAAP. Wordende een iegenhjk mits deze aangemaand zich ten stipstc naar de bovenstaande bepalingen té gedragen, ten einde, zoo veel hem betreft, üe orde en naauwkeurigheid in de beschrijving van voormelde belasting te bevorderen en zich voor schade te wachten. En opdat niemand hieromtrent onwetetiheid zoude kunnen voorwenden, zal deze wor den afgekondigd en aangeplakt, aloinine waar zulks te doen gebruikelijk is; terwijl een exemplaar dezer zal_ worden medegedeeld aan den Ontvanger der Directe Belastingen tot deszelfs informatie. Aldus gedaan en gepubliceerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders def Stad Leyden, op den 28 April 1842. J. G. DE ME Y. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKA M M E R. N o I I I Beschrijving voor het REGT op de PATENTENvoor den jare 18*^. Burgemeester en Wethouders der Stad Leijden, brengen bij deze, naar aan leiding van een ontvangen besluit van Z. E. den Heer Staatsraad" Gouverneur van Zuid- Holland, van den 12. Maart jl. N°. Al. 3e. Afd. Provinciaalblad N\ 34), betrekke lijk de heffing van het Patentregt over 1842 (dat is, van den 1. Mei 1842, tot den 30. April 1843), ter kennisse van alle de patentpligtigen binnen deze Stad: Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N°. 16 der Wet, van den 6 April 1823, N°. 14, houdende wijzingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van patent, van den 21. Mei 1819 Staatsblad N°. 34), de tijd der uitgifte van de door de paientpligtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare°i842 wordt vastgesteld op den 7. Mei van dat jaaren dat de wederinzameling derzelve, tegen recu door den Ontvanger of deszelfs daartoe gequalificeerden geteekend, op den achtsten da» na de uitgifte zal geschieden 0 Dat de Registers der patentpligtigen, op den 3. Junij daaraanvolgende zullen gesloten worden, en er na dien tyd volstrekt geene verklaringen meer kunnen, of zullen worden aangenomen. Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 28 der Wet op het regt van patent, van den 21. Mei 1819, inhoudende „dat zij die bij het aanbieden of bezorgen „der verklaringen van aangifte, of ook by het terughalen derzelve, mogten zijn voor- bijgegian, zich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim, maar integen- „deel gehouden zijn om zorg te dragen, dat de bij de Wet gevorderde aangiften, ver klaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor van den Ontvanger der „Directe Belastingen,'' (op het Klooster in de Kamp) „verkrijgbaar zijn, door in persoon of door hunnen gemagtigden behoorlijk ingevuldop den daarbij bepaalden tijd ter zeiver plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 47 der voorschrevene Wet, houdende: „de aan het regt van Patent „onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte „bepaald, bevonden zullen worden zich niec, of door valscheonnaauvvkeurige of on volledige opoave, niet behoorlijk van htmne verpligtingen ten aanzien dier aangiften te „hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of overireding wordt „ontdekt, vervallen in eene boete van niet minder dan 25, en niet meer dan 400 guldens." Dat, met betrekking tot de schippers, schuitenvoerders enz., in de tabel N®. 16 der Wet van den 6. April 1823 N®. 14 voorkomende, de eigenaren van schepen, schippers, schuitenvoerders en alle zoodanigen die de administratie hebben over eenige biinensche- pen schuiten én andere vaartuigen, gehouden zullen zijn, om zich van behoorlijk pa- cent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd ler Secretarie alhier, van den 4. Mei aanstaande tot en met den 15. dierzelfde maand, 's voormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderdvoorzoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen wordende dezelve tevens tinken te^geven elfe*van')iïin,""betrekkëlyk~aè' vTaiTuigEn" zullen worden gevorderd; terwijl er na den 15. Mei voormeldgeene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gebrekigen, by ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij art 37 der Wet. van den 21. Mei 1819, hiervoren omschreven. Dat echter gemelde termijn, voor de alhier niet gedomicilieerde schippers, verlengd wordt tot den 24 der- zclfdè maand, ten einde zij volgens 13 der Wet van den 6April 1823, gebruik kun nen maken, om in derzelver vaste woonplaats bij termijnen te betalen, en dat zij dus «rcdurende de geheele maand, volstaan kunnen met de vertooning, hetzij van hun vorig patch*» hetzij van het bewijs van gedane aangifte. r Dat verder alle patentpligtigen, bij tabel N°. 7 der Wet van den 16.Junij 1832bedoeld, zijnde inlandsche cn vreemde kramers, welke met kramenstallentafels enz.hunne waren in herbergen, huizen kamers of op publieke markten en kermissen uitstallen mits gaders de debhamen in loterijbriefjes, en alle handeldrijvende en als Kooplieden te belas ten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in *tklein, hetzij in 'tgrort, te water of te lande met zich voeren, alsmede de ondernemers van openbare vermakelijkhe den, in tabel N®. 15 genoemd, voor zoo verre alle die patentpligtigen in de algemecne beschrijving voor 1842 zullen moeten worden begrepen, gehoudeu zullen zijn zich. gedii- rmde de geheele maand Mei, ter bekoming van hun patent, aan te melden ter Secretarie dezer Stad, 's voormiddags van 10 tot 12 ure, de Vrijdag, Zaturdag en Zondag uitge zonderd; zullende er na dien tijd geene aanvragen meer worden aangenomenbehalve van de zoodanige, die hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen en alzoo in de bijzon dere beschrijvingen worden beprepen, welke gehouden zijn, zich dadelijk bij dien aanvang van patent te voorzien. Waarschuwende Burgemeester cn Wethouders voornoemd de belanghebbenden en wel bijzonder de schippers of schuitenvoerderskramers en de debit anten van loterijbriefjes alsmede de ondernemers van spelen en vermakelijkhedenzorg te dragen, dat zij hun beroep niet uitoefenen, ten zij voorzien van hun patent, en dat hetzelve niet zal worden afgegeven, dan nadat, hetzij voor bet geheel of voor de verschenen termijnen, naarmate de patentpligtigen daartoe volgens de Wet gehouden zijngebleken zijdat de belasting is beranlii, ten'einde hetzelve, bij den eersten eisch daartoe gedaan wordende, terstond te kunnen vertoonen. En opdat niemand hieromtrent onwetendheid voorwende, zal deze worden afgekondigd en aangeplakt alomme, waar zulks te doen gebruikelijk is; terwijl een exemplaar zal worden medegedeeld aan den Ontvanger der directe belastingen, tot deszelfs informatie. Aldus gedaan en gepubliceerdbij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 28. April 1842. J. G. de ME Y. Ter ordonnantie van dezelve, v. PÜTTKAMMER. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden; - Gehad hebbende de onderstaande verzoeken, tot bekotning der vereischte vergun ning, als: i°k Van F. P. C. Capteyn, wonende alhier, tot het stellen van een Tabaks-Eest, in een Huis, staande en gelegen ann den hoek van de St. Pieterskerkgracht en Lokhorsstraat, Wijk IV N°. 541, en 2®. Van Draaisma, mede alhier woonachtig, tot het stellen eener Oven, in de Huizinse, staande en gelegen in de Singelstraat, Wijk VIII N®. 338. Gelet op Zijner Majesteit besluit van den 3isten Januarij 1824, rakende vergunningen ter oprigting van sommige fabrijken en trafijken. Brengen bij deze ter kennis van alle daarbij belanghebbende, dat tot het hooren der Eigenaars en Bewoners van de naastbij gelegene en belendende Pandenten opzigte der lnformatiën de Commodo et Incommododoor de Commissie van Fabricage zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Stad, op Dingsdag den i^den Mei aanstaande, des middags ten twaalf ure, zullende de belanghebbenden verpligt zijn, hunne bezwaren tegen opgemeld verzoek op dien tijd bij genoemde Commissie in te brengen, terwijl bij verzuim daarvan zij gehouden zullen wordentegen de inwilliging van hetzelve zich niet te hebben verzet. Leyden, den 14de 11 Mei 1842. J. G. de M E Y. Ter ordonnantie van dezelve, V. PUTTKA M ME t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 1