Öflt, niet uh/onderïng dér bedrijven, bedoeld bij de tabel Nft, 16 der Wet, van den 6 April 1823, K°. 14, houdende wijzingen en uitbreidingen van de Ordonnantie opr hei rc£t van patent, van den 21. Mei 1819 {Staatsblad N°. 34), de tijd der jiitgtftc-van de doof de patentpligtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare 1842 wordt vastgesteld op den 7. Mei van dat jaar, en dat de wederinzameling derzelvc, tesen r£fUy door den Ontvanger of deszelfs daartoe gequalificeerden geteekend, op den achtsten dag na de uitgifte zal geschreden Dat de Registers der patentpligtigenop den 8. Junij daaraanvolgende zullen gesloten worden, en er na dien tyd volstrekt geene verklaringen meer kunnen, of zullen worden aangenomen. Wordende ieder patentpligtige bij deze herinnerd aan art. 28 der Wer op her regt van patent, van den ai. Mei 1819, inhoudende; „dat zy die bij het aanbieden of bezorgen M der verklaringen van aangifte, of ook bij het terughalen derzelve, mogten zijn voor- 9i bij gegaanzich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuim, maar integen* deel gehouden zijn om zorg te dragendat de bij de Wet gevorderde aangiftenver- a, klaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor van den Ontvanger der 3, Directe Belastingen/* (op het Klooster in de Kamp} „verkrijgbaar zijn, door in 2J persoon of door hunnen gemagtigden behoorlijk ingevuldop den daarbij bepaalden tijdter zeiver plaatse moeten vvorden ingediend.'* Alsmede aan art. 47 der voorschrevene Wethoudendede aan het regt van Patent onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsche, onnaauwkeurige of 011 ^volledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingen ten aanzien dier aangiften te ^hebben gekweten, zullen telken reize, wanneer hun verzuim of overtreding wordt ontdekt, vervallen 111 ccne boete van niet minder dan 25, en niet meer dan 400 M guldens." Dat, met betrekking tot de schippers, schuitenvoerders enz., in de tabel N°. 16 der Wet van den 6. April 1823 N°. 14 voorkomendede eigenaren van schepen, schippers, schuitenvoerders en alle zoodanigen die de administratie hebben over eenige bimensche- pen, schuiten en andere vaartuigen, gehouden zullen zijn, om zich van behoorlijk pa tent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd ter Secretarie alhier, van den 4. Mei aanstaande cot en met den 15. dierzelfde maand, *svoormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd voorzoo verre dat beroep niet in den loop des jaars wordt aangevangen; wordende dezelve tevens uitgenooaigdom de meetbrieven hunner vaartuigen mede ce brengen, en alle die inlich tingen te geven, die van hun, betrekkelijk de vaartuigen zullen worden gevorderd; terwijl er na den 15. Mei voormeld geene verklaringen meer kunnen of zullen worden aangenomen, en de gcbrekigcn, bij ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij art 37 der Wet, van den 21 Mei 1819, hiervoren omschreven. Dat echter gemelde termy'n, voor de alhier niet gedomicilieerde schippers, verlengd wordt tot den 24 dcf- zelfde maand, ten einde zij volgens 13 der Wet van den 6. April 1823, gebruik kun nen maken, om in derzelver vaste woonplaats bij termijnen te betalen, cn dat zij dus gedurende de gclieele maand, volstaan kunnen met de vertooning, hetzij van hun vorig patent, hetzij van het bewijs van gedane aangifte. Dat verder alle patentpligtigen, bij tabel N°. 7 der Wet van den 16.Juny 1832bedoeld, zijnde inlandsche cn vreemde kramers, welke met kramenstallentafels enz.hujiné waren in herbergen, huizen, kamers of op publieke markten cn kermissen uitstallenmits gaders de debitanten in loterijbriefjesen alle handeldrijvende en als Kooplieden te belas ten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in *tklein, hetzij in *tgroet, te water of te lande met zich voeren, alsmede de ondernemers van openbare vermakelijkhe den, in tabel N°. 15 genoemd, voor zoo verre alle die patentpligtigen in de algemecne beschrijving voor 1842 zullen moeten worden begrepen, gehouden zullen zijn zich, gedu. rende de gcheele maand Mei, ter bekoming van hun patent, aan te melden ter Secretarie dezer Stad, *s voormiddags van 10 tot 12 ure, de Vrijdag, Zaturdag en Zondag uitge zonderd zullende er na dien tijd geene aanvragen tneer worden aangenomenbehalve van de zoodanige, die hun beroep of bedrijf 11a dien tijd aanvangen en alzuo in de bijzon dere beschrijvingen worden beprepenwelke gehouden zijnzich dadelyk by dien aanvang van patent te voorzien. Waarschuwende Burgemeester cn Wethouders voornoemd de belanghebbenden en wel byzonder de schippers of schuitenvoerderskramers en de debitanten van loterijbriefjes alsmede de ondernemers van tpelen en vermakelijkhedenzorg te dragen dat zij hun beroep niet uitoefenen, ten zij voorzien van hun patent, en dat hetzelve niet zal worden afgegeven, dan nadat, hetzij voor het geheel of voor de verschenen termijnen, naarmate de patentpligtigen daartoe volgens de Wet gehouden zijngebleken zijdat de belasting is betaald, ten einde hetzelve, bij den eersten eisch daartoe gedaan wordende, terstond te kunnen vertoonen. En opdat niemand hieromtrent onwetendheid voorwendezal deze worden afgekondigd en aangeplakt alomine, waar zulks te doen gebruikelijk is; terwijl een exemplaar zal worden medegedeeld aan den Ontvanger der directe belastingentot deszelfs informatie. Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad Ley den, op den 28. April 1842. J. G. DE ME Y. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. PUBLICATIE. HrtanKURKATtR en WethouderS der Stad Leyden waarschuwen by dezen een ieder, wien het zonae mAg.» «.n/n-in do» inpeuolg- Ae heuMmide wetron op de 8&n£ staande Kermis geene Horooskooptrekkers Planeetlezers Dobbelaars Rijfelaars Draaibordenof diergelijke schadelijke spelen zullen worden toegelaten, en dat onder voorwendsel of schijn van iets te vertoonen als anderzins, geene bedelaarsverminkte of gebrekkige personen alhier zullen worden gedoogd, maar dadelijk door de Agenten der Policie opgevat, ten einde omtrent dezelve naar bevind van zaken zoude kunnen worden gehandeld. Terwijl wijders aan allen die in de termen der wet op het Patent regt val» len, by deze nadrukkelyk wordt herinnerd, dat zij niet zullen worden toegelaten, ten zy van een behoorlijk Patent voorzienwaaruit tevens blijkt dat het diensvolgens door hun verschuldigde regt is betaald. Dat eindelijk, niemand, gedurende deze Kermis, met iets zal mogen voorstaanop de straten vertoonenof daarmede rondgaanzonder daartoe niet alleen het vereischte consent verkregen te hebben, maar ook het deswegens verschuldigde marktgeld aan den Marktmeester te hebben betaald. Wordende de Heer Directeur en Commissarissen van Policie bij deze gequalificeerd, om voor de executie dezer te zorgen. Aldus gedaan en gepubliceerd, by H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 28, April 1842. J. G. de ME Y. Ter ordonnantie van dezelve v. PUTTKAMMER. KENNISGEVING. Burgemeester en Wethouders der Stad LeydJn, bij besluit van den Heer Staatsraad Gouverneur van Zuid-Holland van den 26 April 1842 {Provinciaalblad N° 56), ontvangen hebbende de door H. H. Gedeputeerde Staten van Zuid Holland, gearresteerde lyst der bevoegde erkende genees-kunstoefenaren voor den jare 1842, welkers inhoud door afkondiging is bekend gemaakt, brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden dat gemelde lijst ook ter visie van dezelven ter Secretarie dezer Stad zal zijn gedeponeerd. Leydenden 7 Mei 1842. Burgemeester en Wethouders voornomd J. G. DE M E Y. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. NEDERLANDEN. Letden, 8 Mei. Men schrijft ons vin den fiden dezer uit de gemeente de Belde Katwijken „Onder de menigvuldige belangrijke giften, tot leniging vin den httlpbe. hoevenden toestand, waarin de nagelatene betrekkingenvan de, op den 34 Maart II., met de Katwijksche Bomschut N°. a verongelukte zeelieden, vetkeeren, van tijd tot tijd, van verschillende zijden toegevloeid; mogen dezelve ongelukkigen zich thans op nieuw over eene, ten hunnen behoeve hoogstmildadiglijk genomene beschikking verheugen: dewijl het Zijne Ma jesteit Koning Willem FrederihGraaf van Nassan behaagd heeft, ten ge. genoemden einde, de zeer aanzienlijke som van Twee Honderd Gulden beschik, baar te stellen. „Getroffen door de weldadigheid van den Hoogen Gever, die, ofschoon thans verre verwijderd en bniten het Vaderland verkeerende, steeds in de nabijheid is van zijne ongelukkige en hulpbehoevende Landgenooten, gevoe len Katwijk's Ingezetenen zich met eerbied en dankbaarheid vervuld voor den grjjzen Vorst, wiens grootmoedige en menschlievende geest, nog bjj voortduring nuttiglijk werkzaam is voor allen, welke Hij vroeger zijne ge liefde onderdanen noemen mogt." Het volgende ia een verslag van den staat der Koloniën te Frederlkl- oord enz. over de maand April: OfsebooB de gezondheid der „Koloniale bevolking over de vorige mund niet minder algemeen was dan anders, zijn de sterfgevallen toch het gewone geial iets te boven gegaan, door dien cenige oude, zwakke lieden van de bedelaars etablissementen de wisseling van het saizoen, zoo het schijnt, niec hebben kunnen doorstaan, onlangs heeft zich bij de gestichten s en 3 te Veenhuizen de roodvonk geopenbaard, doch dezelve is tot dus verre van een ligten aard zoodat er van een 251a! lijders tot nog toe geen enkel is verloren. Het weder ir, nu, sedert drie weken van zacht en vochtig en daarbij zeer winderig, kond en droog geworden, met nachtvorst, die echter niet zeer sterk was, en van dag tot dag minder geworden is, gelijk over dag de warmte van lieverlede is toegenomen, welke in de laatste dagen zelfs aangenaam en voor den planten-groei gunstig geworden is. De koude is zeker het winter graan aanvankelijk eenigzins schadelijk geweest, maar de overige velden zijn er tevens zeer droog en geschikt ter bewerking door geworden, zoodat dit weder, over het geheel, nie: zoo ongunstig te beschouwen is. Thans begint de rogge weer op te schieten en uit te stoelen, en over het geheel staat ze in de Koloniën, even als daar buiten in den omtrek, niet onvoor- deeli:. Ook het gras en de klaver begint, door de toenemende warmte, meetder uit te spruiten, en, mogt er weldra wat regen vallen, dan zou hec begin van Mei nieuw groen voeder oplevereD, en de winterrogge geachc kunnen worden, goed door den winter te zijn gekomen. De overmeating van het groenland is in de Koloniën genoegzaam overal afgeloopen. De zomerrogge is gezaaid, ook het zomer-snijvoer te Omtner- sclians en in de gewone Koloniën gedeeltelijk voor zoo verre het daartoe reeds tijd was. Erwten en boonen te Ommerschans zijn mede gezaaid: met het zaaijen der haver en gerst is ddér een begin gemaakt en zal weldra sterker worden voortgezet, en ook te Veenhuizen worden begonnen. Met het aardappelpooten is men in de gewone Koloniën en te Veenhuizen reeos to: de helft der bepaalde oppervlakte gekomen, waarmede men echter te Ommerschans nog zoo verre niet is. Voor al deze werkzaamheden wat' het weder in deze weken van droogte regt geschikt, en over het geheel mag het voorjaar voor den landbouw, niet ongunstig genoemd wotden, vooral daar bet buitengewoon veel werkbaar weder opgeleverd heeft. Nimmer was men dan ook in de Koloniën zoo vorderlijk met den veldar beid, waartoe de grootere bevolking heeft bijgedragen, De tninarbeid heeft mede op zijn tijd knnnen worden aangewend. Men ia bedacht op het telen van meerdere tuinvruchten, in evenredigheid tot de grootere bevolking. Het turfgraven te Ommerschans en Veenhuizen geheel met eigen volk on. dernomen, gaat daar aanvankelijk zeer goed en overtreft zelfs de verwachting, ook daarop is het tegenwoordige weder allezins gunstig. In de gewone Koloniën geschiedt dit werk nog door vreemden, kunnende de handen der Kolonisten alhier daartoe nog niet voor den landbouw en de voortgaande one. ginning worden gemis:. Het vee blijft in gezonden staat; maar door de schraalheid en mindere hoedanigheid van het winter-voeder, blijft de zuivel inbrengst nog gering, en door de koude van de laatste weken is het uitzigt op bet gewenschte, en het zoo hoog noodige sterkere gras-voeder meer aanmerkelijk verschoven, en zullen de kosten van hec onderhoud dua nog niec moeten ophouden. Thans evenwel is er hoop op spoedige verandering en verbeiering. Van de fabrijkmatige werkzaamheden hebben die, ter voorziening in de eigen behoeften, geregeld kunoen worden voortgezet. Thans, nu de voor. raad garens begon te ontbreken, is er gelukkig weër ander spoedig te ver. wachten, zoodat die belangrijke weverij niet vele dagen zal behoeven stil te staan. De katoenweverij heefc deze maand bij gebrek aan genoegzaam ketting garen eenige weken moeten stil staan; doch dit is thans aangekomen en zal dezelve na weldra weer met al de 406 getrouwen aan den gang kunnen gaan en dan zoo wij hopen ongestoord kunnen voortwerken, al is het dan met nieuwe of andere soorten van doek, waarvan eene goede plaatsing heeft kun uen worden gevonden. De katoenspinnerij werkt gezet door, zoowel mee hec spinnen van ket ting- als met inslag-garen en thans bepaaldelijk van de fijnere nommer» N". 28 en 30, waardoor het gewigt van de wekelijksche opbrengst, natuur., lijk minder groot geworden is, dan vroeger van de grovere Verbe teringen, zoo in de brandstoffen als in de spinmachines, leveren echter nog uitzigt op meerdere productie, althans tot 1800 Nederl. ponden in de week op. De hoedanigheid der garens blijft altijd zeer voldoende. De bevolking tl in de vorige maand, in weerwil van bet ontslag van een aancal bedelaars-Kolonisten, nog toegenomen. In deze maand zullen toch, de ontslagen, de opzendingen wel overtreffen. Het jasiitjksch ontslag van de Weezen blijft dit jaar lang achterlijkdat voor eenige jammer ia, die reeds plaatsingen hebben en elders worden verwacht. Van hec Nederlandsch Godsdienstig Tractaat-Genootschap zijn wederom in dank ontvangen 300 afdrukken zijner stukjes, N°. 265 en 266. Op I April bevonden zich in de gewone Koloniën 2626, te Ommerschans 2166, te Veenhuizen 5353, te Watereo 97, ambtenareo 37, te zanten 10,279 zielen. Uit 's Gravenbage meldt men van den 7den dezer: Zijne Maj, de Koning wordt morgen voor den middag, uit Tilburg, in deze Reaidemie tetug verwacht. H. D. zal eenige dagen alhier doorbren. gen, zich vervolgens naar Soestdijk begeven, en van daar de provinciën Overijssel en Drenthe bezoeken. Den t8den dezer wordt Z(jne Maj. in Oveitjssel verwacht. Zijne Maj, heeft benoemd tot Nederlandsch Conaul voor het depsrte. ment van de Somme, te Crotoy, de heer Pelletier, de Zoo». Zijne Maj, heeft op zijn verzoek eeo eervol ontslag verleend aan Mr. H. Box, Referendaris bij het departement van Justitie en in zijne plaats benoemd Mr. CC. d'Engelbror.ner en tot adjunct-commies bij hetzelve C. Rooseboom. Als surnumerair bij het departement van Buuenlandsche Zaken is benoemd Mr. H. C. Dubois. De heer van Nispen dezer dagen door Zijne Maj. benoemd tot lid van den raad van State heeit voor deze benoeming, naar men verneemt, bedankt. De heer Sonsbeeck heefc dezelve aangenomen. De Staats-Courant van gisteren bevat het ontwerp van wet omtrent eene geldleening voor de kosten van den aanleg eens ijzeren spoorwegs van Maastricht naar de Pruissische grenzen, met een zijtak naar Ketkraede houdende Art. 1. Er zal een ijzeren spoorweg worden aangelegd tusschen Maastricht en de Pruissische grenzen naar Aken, met eenen zijtak op Kerkraede, vol. gens de lijn die nader door Ona zal worden vastgesteld. Art. 2. Deze spoorweg zal worden aangelegd ter genoegzame breedte voor een dubbel spoor; doch aanvankelijk en tot dat de behoefte daaraan zal zijn gebleken, slechts met een enkel spoor worden belegd. Art. 3. De wijze van in gebruikstellingzoo mede de vrachc-tirleven en tollenzullen door Ons worden geregeld. Art. 4. Ter bescrjjdi-g der kosten vso aanleg, zoo mede van de noodige werktuigen, wagens, gehouwen, enz., zal er op voorschreven weg eene speciale geldleening worden geopend van drie millioen xeven maal honderd duizend guldentegen eene rente niet te bovengaande rijf ten honderd in het jaar. Art. 5. Tot speciaal onderpand dezer geldleening, wordt aangewezen de bedoelde ijzeren spoorweg zelf, met al deszelfs toebehooren en de opbreng, sten van een en ander, mitsgaders de opbrengsten van 's Rijks steenkolen mijnen te Kerkrtede, in zoo verre de eerstgemeide niec toereikende mogten wezen. In geval ook dsn nog deze gezsmel(jke bateo niet genoegzaam mogten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 2