ïigifigeti In het tarief der regt'és óp den in-, uit en 'doorvoer ral worden aangeboden. Het Algemeen Handelsblad van Vrijdag bevatte het volgende: Wij vernemen van goeder hand, dat het Óostenrijltsch fregatschip Zot, Kapitein Tortbochia, geladen met suiker en tabak en van Bahi'a naar Hamburg bestemd, den I5den Maart II. op de Noorderhaaks vervallen, alleen door de hulp van de etoomsleper de Stal Amsterdam, van die gevaarlijke piaats gered en behouden in het Nieuwe Diep is binnengebragt. Gemelde stoomsleper had zich op de door dar schip gedane noodschoten, den tfiden Maart II., in den vroegen ochtend, naar hetzelve begeven, en hoezeer bevonden werd, dat het schip, volgens verzekering van den Kapitein, geladen 17 voèt diep gaande, op 13 voec water vast zat, is het echter aan de ijverige pogingen van den ervaren gezagvoerder des stoomslepers, J. P, Duinker, gelokt, na eenige uren arbeids, waarbij achtereenvolgens twee sleeptrossen gebroken zijn, het voornoemde schip Zol, des avonds een 8 ure, met dèu vloed, van den grond af, in vlot water re brengen. Als een bewijs, dat door den Ka. picein van de Zot het behoud van het schip was opgegeven', waartoe ook nile grond bestond, mag strekken, dat toen de stoomsleper bij hetzelve kwam men niet alleen begonnen was aan het bergen der lading, maar ook reeds een gedeelte van den scheeps-inventatisde goederen van den Kapiten en de kisten en het kooigoed der equipage, had naar den wal gezonden. In de maand Maart zijn op den Haarlemmer spoorweg vervoerd 16.159 personen, en is ontvangen 7,510.87^, hetgeen met de twee vorige maan den maakt f 19,503.80 en het getal personen brengt tot 41,583. Uit Sloten schrijft men van 26 Maart: Het Tjaikachip, de Jonge Harm, groot 74 ton, behoorende aan schipper 77. J. Kuipers, en hetwelk, zoo als vroeger gemeld is, in onze nabijheid met eene lading steen is gezonken, is, zoo als te vreezen was, door ae aanhoudende Znid- en Noord-Wester stormen geheel uit elkander geslagen en vernield, zonder dat het mogelijk is geweest, iets van de lading te los ten. Ook voor den eigenaar van het vaartuig is alles verloren, alleen een watervat, twee ankers, eenig want en rondhout, eenige luizen en kleinig. heden zijn door heft kunnen afgehaald worden, terwijl van het vaartuig niet dan een wrak overblijlt, en hij noch meubelen, noch beddegóed, noch iin. Ben, noch kleederen uit hetzelve heeft kunnen krijgen, en alzoo, met zijn talrijk gezin van alles beroofd, zelfs zich niet van eigen kleederen kunnende voorzien, verpiigc is, de edelmoedigheid van weidenkenden in te roepen. -De Commissie van landbouw In de provincie Utrecht, van den heer Staatsraad-Gouverneur van dat gewest, ontvangen hebbende eene zekere hoeveelheid tabakszaad van het eiland Cuba, mee oogmerk, om daar. medé in hèi belang van de tabaksteelt hier te lande proeven te nemen, heeft hen, die genegen mogten zijn mee het bedoelde tabakszaad proefne mingen te doen, ten einde na de inoogsting van den tabak, van den uitslag een behoorlijk berigt aan de Commissie in te Zenden, vergezeld van eenig monster van het vérkregene gewas, ter kennis gebragt, dat zij zich toe het erlangen van zaad onder vrachtvrije brieven, bij den Secretaris der Commissie kunnen aanmelden; zullende aan elk der belanghebbende zoodanige hoeveel, heid kosteloos worden uitgereikt, als mee de aanvragen, in betrekking tot den beschikbaren voorraad, overeen zal zijn te brengen, onder bijvoeging ▼an een exemplaar der regelen omtrenc het zaaijen, opkweeken en de behan. deling van den tabak op het eiland Cuba. Uit Apeldoorn schrijft men: De valkeniers zijn reeds sedert eeoige dagen op het Loo aangekomen; Alles doet vermoeden, dat die jaar de vaikenjagt wederom zeer bezochc zal Worden. Men verwacht verscheidene vreemde Prinsen, die reeds kamers hebben besteld. Men zegt, dat KH. KK. HH. de Prins en Prinses van Oranje, alsmede Prins Alexander tegen de maand Junij, op het Loo ver- wacht worden oni de vaikenjagt Dij te wonen. Men verneemc van het Loo nieti, waaruit zon kunnen blijken, dac men aldaar de overkomst van Zijne Maj. Koning Frederik Willem, Graaf van Nassau, 2011 wachtende zijn. Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben bekend gemaakt, dac de MllUW.....,4 W den 8 April aanstaande, op het Raadhuis der stad Zwolle zal plaats hebben. Uit Middelburg meldt men: Dezer dagen is aan de werf der Commercie-Compagniebinnen deze stad, de kiel gelegd eener stoomboot, bestemd voor ne vaart langs de Wester- Schelde.en wel tusschen de steden Vlissingen en Antwerpen, welke stoom boot den naam zal voeren van de Stad Vlissingende werktuigen zullen vervaardigd worden in de fabtijk van de beesess Paul van Vlissingen en Dudok Van Heel, te Amsterdam. Men hoopt tegen het einde der maand September gereed ce zijn om de dienst te doen aanvangen. Het berigt, in andere nieuwsbladen voorkomende, als of deze dienst mee Julij of Augustus zon geopend worden, is alzoo onjuisc. De onderhandeling met Belgie over de scheepvaart op de tusschen- wateren tusschen de Schelde en den Rhijn zouden afgebroken zijn. O O S T - I N D I E. In de Staats-Courant van Vrijdag leest men hec volgende t Uit de laatst oncvangene Indische berigten, afgezonden in hec laatst van November, blijkt hoegenaamd niets van nieuwe onlusten op Sumatra en van eenen opstand onder de arbeiders op Banda, waarvan door de Duicsche bla. den eenigen tijd geleden is melding gemaakt. Aan die berigten ontleenen wij nog het volgende: De rooverjjen, van welke hec district Benkoelen op Sumatra en hec bin. nenland van Paleinbang zoo veel hebben te lijden gehad, waren ten gevclge van genomene maatregelen aanmerkelijk verminderd. In de residentie Palembang heeft men de indigo-teelt aangevangen, waar van gunstige resultaten verwachc werden. Op Java heerschte eene algemeene rust. Op het einde van September hadden eenige, vermoedelijk op het eiland Bali te huis behoorende, vaartui. gen zich op de zuidkust van Java vertoond, waarschijnlijk om de klippen, alwaar men eetbare vogelnestjes vindt; te berOOven. Bespeurende, dat de plaatselijke ambtenaren op hunne hoede waren, zijn zij onverrigcer zake vertrokken. De stand van het rijstgewas op Java bleef bijzonder gunstig en in sommige residentiën Was de oogst reeds zeer voordeelig uitgevallen. Op de teeli van producten voor de Etiropesche markt had daarentegen de aanhoudende droogte eenen nadeeligen invloed uitgeoefend. De tabak in Remoang stond zeer schraal. Het naar Nederland teriigkeerende schip Hendrik Jan, Kapitein Wap, had in straat Sunda een zoodanig lek bekomen, dat hec naar Batavia had moeten terugkeeren, gesleept door Zr. Ms. stoomboot Hekla, AMERIKA. Te New-York had zich bijna wederom het tooneel hernieuwd, hetgeen eeni. gen tijd geleden aldaar met MacLeod heeft plaats gehad, daar men een zekeren Hógaiiy een Ier van geboorte, dien men verdacht hield, als ook deel te heb ben genomen aan het verbranden van de Stoomboot Carolinegevangen had genomen, en ofschoon de Regeer, voor wien men hem gebragt had, zich inèt de zaak niet had willen inlaten, in de gevangenis opsloot. De zaak heefc echter reeds den volgenden dag een einde genomen, daar de gevangene uit zijne gevangenis was ontvlugt, zoo men met grond meent, met toedoen der overheid. Gelijkertijd kwam te New-York het berigt, dac een zeker Allan die men als de aanvoerder houdt van hen, die in der tijd genoemde stoomboot verbrand hebben, de Vereenig.de Staten doorreisde, om naar Engeland te gaan. Dadelijk waren een honderdtal gewapende ruiters gereed, om hem c» yefvolgen en te vatten, doch gelukkig voor Allanwas deze reeds naar Loriden ingescheept, waar hij bereids aangekomen is. In een Noord-Amerikaansch dagblad wordt het volgende uit de Havana geschrevens Ik haast iaiju kennis te geven van hec alhier in omloop zijnde gerucht, dat de negejrs van Jamaica, al de blanken van dac eiland vermoord hebben. l'Er is over lah,d een expresse van Sc. Ya&o op Cuba, alhier aangekomen, die minder erge ^tijdingen brengt, Zijne berigten oehelzen, dac de negers van Jamaica aangevallen zijn op de blanken ingezetenen, die met het garnizoen de vlugc hebben moeren nemen en binnen een klein fort geweken zijn. De Gouverneur van Sc. Yago, van deze gebeurtenis onderrigc, heeft bij den Gouverneur ValdszKapitein-Generaal van Cuba, aanvrage gedaan tot eene Land- en zeetnagc, toereikende om de negers van Jamaica te beletten, pp dac eiland ce landen, en laatstgenoemde heefc hem onmiddellijk 350 ruiters gezonden in afwaenting, dac er op morgen eene flociejje van een fregat, twee corvee, een en twee ten oorlog uitgeruste stoomboten, naar de Havana zal vertrek' ken, om zich, mee 1000 man infanteristen naar Sc. Yago te begeven. Zoo hec den vrijgemaakten negers van Jamaica gelukte op ons ei|and te Tanden, zou hec onmogelijk zijn te voorzien, .welke de gevolgen daarvan zouden kunnen wezen, welligt zouden zij de binnenlanden verwoesten en de blaken op al de buiten de steden gelegen nederzettingen, vermoorden. Ik heb die binnenlanden en veie der z:ch aldaar bevindende plantaadjen bezochc, en het heeft mij verbaasd hoe weinige zekerheid zij voor de blanken opleveren. Deze schijnen zich over geen gevaar te bekommeren, en op hec eerste teeken zouden evenwel duizenden van negers, zich in tien minuten cijds vgn eene mijl in de rondte kunnen vereenigen en met de lange messen gewapend; al hec suikerriet kunnen afsnijden. AFRIKA. Zooals voor eenigen tijd gemeld is, had de Bey van Tunis maatregelen genomen, om den slavenhandel in zijne Staten af te schaffen en had hij daarom een dankarires ontvangen van de Engelsche Maatschappij tot afschaf* fing der slavernij. Thans worden de beide volgende brieven van den Béy bekend gemaakc, gedagteekend van 6 September 1841welke tot genoemd dankadres hebben aanleiding gegeven: r c? I. Deze brief is van den dienaar Gods% Muschir-Achmed-AzcAtf-Zfey, fierst van het gebied van Tunisaan onzen bondgenoot den Ridder Thomas Read, Consul Generaal der Engelsche Regering te Tunis „Ten gevolge van hec gesprek, dat wij gehad hebben over de inscheping van negerslaven, om daarmede handel ce drijven, moeten wij u, als met ons bevriend, ce kennen geven, dat zulks met de geheiligde beginselen dér schep* ping strijdig is, en dat ons hart klopt van medelijden, zoo dikwijls wij daar* van hooren verhalen. Wac ons aangaat, wij hebben voor onzen eigen per soon zelfs niet eenen slaaf, volgens de wetten betrekkelijk de slavernij der slaven die men verkoopt en koopt alsof het dieren waren, daar in onzö godsdienst hec verbod in die opzigc zeer streng is. Wij behooren onder die genen, die de denkbeelden van hec Engelsche Gouvernement aangaande xJfc onderwerp bewonderen, pit hec onze stemt in dit opzigt met dat van onzen vriend, den volmaakten Staatsman en Minister Lord Palmentonen ik be schouw hetzelve als een blijk van zijne Volmaaktheid: en van voortreffelijkheid zijner zedelijke beginselen. Wij verbieden dus bij dezen den uitvoer van jlaven uit ons gebied, met het doel om daarmede handel te drijven. Wfj nemen ons stellig voor* om dien handel met de uiterste inspanning-onzer krachten te verzwakken. Dat God dien handel uit de wereld uitroeije! Wfl hopen er onze: belooning vin God voor te erlangen, die ons schiep en aan alien de gaaf van het oordeel verleende; ons verlangen is, dat gij den inhoud van dezen onzen brief aan onzen vriend, den genoemden Ministerj méde» deelt. Blijf gecrouw in het geloof aan God. „Geschreven 9den Rahio 1257 C29 April 1841)." -II. Déze brief is van den dienaar Godsy Acnroed-Pacha Bey enz, enü* ffr van het boVtgelsche Gouvernement te lums. „Gij weet hoe zeer de handel, die in menschen gedreven wordt, ons ver droot, en hoe zeer die tegen onze gevoelens aandruttsChte. Het medelijden; dat de arme slaven ons inboezemen, heeft niec opgehouden onze bezorgdheid levendig te houden, om dien handel te doen verslappen en deszeis druk te verminderen. Wij hebben her dus gepast geoordeeld, denverkoop van slaven op de maikten waar de openbare omroeper hen als dieren te koop aanbood, zoowel te Tunis, onze hoofdstad, als in geheel het regentschap, te verbie den. Wij hebben het regt, dat ons van die verkoopen toekwam, opgeheven daar zoodanige inkomsten door ieder, die menschlievend denkt moesten ver acht wordeo. Dit deel van het menscHelijk geslacht moest immers mee meer aChcing behandeld worden dan de overige dieren. Dit zal200 God het toe laar, eene gelegenheid zijn, om hunne ongelukkigen staat van slavernij op te heffen, terwijl hec geene schade aan de kapitalen der eigenaars zal toe brengen, en mee Gods hulp de maatregel binnen kort geheel geslaagd zal zijn door de afschaffing van die soort van eigendom in ons geheel gebied. Onderwijl zullen wij er zorg voor dragen, dat er geene verkocht worden'; ons medelijden met hunnen toestand en de verlichting van hunne slavernij zullen ons met behulp van God ons doel doen bereiken. ,jWij hebben deze tijding aan u alleen medegedeeld, de overeenstemming van uwe gevoelens op dit punt met de onze kennende. God heme u steeds ouder zijue bescherming; T U R K Y E. Konstantikopel den 9 Maart. De Porte heeft aan den wenich der groote Mogendheden gehoor gegeven, om naroenlijk op den Libanon eenen Gouverneur aan te stellen, die geen Turk was. De onlangs aangestelde Omer-Vacha is daarom teruggeroepen en in zijne plaats tot Seraskier van Synë aangesteld Mustapaa-Pachoonder wiens bevélen nu een Vorst uit den stam der Drpz.cn en een uit dien der Maronicen zou benoemd worden; om bepaald de beheering over hun volk uit te oefenen. - Aan de Gezanten der Mogendheden, die het tractaat van 13 Juli); betrekkelijk de sluiting der Dardanellen niet mede onderteekènd hebben; ia eene circulaire gezonden met de aanvraag, of zij zich met dat verdrag ver* eenigen zouden. 1 Men wil weten, dat de Groot-Vizier h*it-Mehmed-ViC\st, die 'net systeem van bezuinigingen heeft ingevoerd, zou afgezet en in zijne plaats aangesteld Worden Akif-Pachavóór 5 jaren Minister van Buitenlandsche Zaken, doch tnans in ballingschap, die, ten aanzien van zijne staatkundige beginselen tot de partij der gematigden behoort, In het Turltsch Regeringsblad van. 5 Maart wordt het volgende gelezen: In de laatste dagen werd alhier veel gesproken van de wreede behandeling de slagen en pijniging, welke de overheden te Smyrna zich, in strijd met aen Hattischerif van Gulhane, ten aanzien van eenige raja's en vreemde on. derdanen zouden veroorloofd hebben. Het is middagklaar, dat alle de po. gingen van den Sultan de veiligheid en den bloei des Rijks en het welzijn en de rust der onderdanen ten doel hebben. Indien het dus blijken mogt, dat het bewuste voorval werkelijk heeft plaats gehad, dan zou het met de edele bedoelingen des Sultans en met de bestaande wetten lijnregt strijdig zijn, en bij gevolg door den Sultan in den hoogsten graad afgekeurd worden. Daar voorts de Groote Raad der Porie geroepen is, om de wetten van het Turk. sche Rijk te handhaven en bij soortgelijke met den wil des Sultans strijdige handelingen als openbare aanklager op te treden, zoo is, op bevel des Sul. tans, Teufek-Bey, tweede Secretaris van genoemden Raad, dadelijk mar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 2