uitsteekt, dan door fijnen rang, terwijl dat in Engeland deze opperhoofdig- heid voor den Bisschop voortspruit uic zijne geestelijke waardigheid. Hij is het die den Heiligen Geest moet uitstorten over de mindere geestelijken; hij is het, die de bron is, waaruit de goddelijke geest vloeit. De voortplanting van den Heiligen Geest door middel van de oplegging der handen door de Bisschoppen der Anglikaansche kérk, is dit niec eene grondstelling V3n de Roomsche kerk? Was het die alleen, dat de twee kerken van elkander scheidde het zou toch een onoverkomelijke hinderpaal zijn voor derzelver vereeniging. De godgeleerden van de Anglikaansche kerk schijnen zeer weinig den waren geest van het Protestantismus van de Protestantsche kerk in Dtiicsch- land te kennen, indien zij de vereeniging der twee kerken mogelijk geloo- ven. Maar dit denkbeeld, zoo hetzelve werkelijk bestaat, heefc ondertuso schen niets, dat verwondert, want wat het geestelijk en wetenschappelijk leven betreft, is Engeland zeer ver bij Duicschland achter gebleven. De Anglikaansche kerk gelooft zich in het tijdvak van Hendrik VIIIen de Schotsche Presbyteriaansche kerk is nog onderworpen aan den duisteren geest van de Vaden van Plymouth. Reeds ziet men een deel van de Angli kaansche kerk, welke in den schoot van de Kachoiijke kerk dreigt terug te keeren. Dat de grondregelaan de vrucht kent men den boom, ons tot geleider verstrekke, en wij zullen door het vermogen der kunst en door eene broe derlijke vereeniging, alle poging weten te verijdelen tegen ons Procestantis- mus, zoowel als ieder denkbeeld van vereeniging van onze kerk met de Anglikaansche." Nog een andere brief, uit Berlijn geschreven, bevac een geheel anderen geest, en keurt de vereeniging der beide kerken goed, om aldus taec het beste gevolg zich tegen de Roomsche kerk te kunnen verzetten. Uic Cleef wordt van den 20scen dezer het volgende geschreven; Gisteren avond heeft alhier een gruwel plaats gehad, welke zeer naar de Korsikaansche Vendetta of wraakoefening zweemt, en welke zich aldus heeft toegedragen Z-, Heistermande pleger van het feitj verbolgen dat zijn vader die wegens mishandeling aan zekeren Z. Artz, gevangen gezec was, in de ge vangenis was bezweken, nam evenwel den schijn aan van zich met Artz te willen verzoenen, waartoe hij hem overreedde met hem in eene herberg te gaan, om zatnen eenigen brandewijn te gebruiken; hij liet hem met ge noegzaam milde hand schenken, om hem te bedwelmen, waarna hij hem naar zijne wonii g volgde, om, zoo hij zeide, zekere afrekening met hem te houden, en daar was het, dac hij hem onverhoeds aanviel, hem eersc een messteek in het achterhoofd toebrengende en hem vervolgens verder afmakende. De dader is in handen van het geregt. De Groothertog van Baden heeft den ipden dezer de Stenden ontbon. den verklaard. Uit Geneve schrijft men van den 16 Februarij, dat aldaar zich bij de staatkundige twist, eene godsdienstige gevoegd had; namenlijk de Procestan. ten beklaagden zich over de aanmatigingen van hec Katholicismus en be geerden waarborgen tegen hetzelve. De Regering van Tessino was van plan om even als in Aargau de kloosters af te schaffen; er bevonden zich in dat kanton 12'mannen- en 9 vrouwen-kloosters, te zamen met 310 bewoners. Het is. aan de Joden vergund geworden te Riga in Rusland te mogen wonen, aoch er geen vaste goederen te bezitten; zij moeten eene Duitscbé kleeuing dragen. De Rijk5s:adhouder van Zweden heeft te Christiania den nden dezer den Rijksdag van Noorwegen mee eene Koninglijke rede geopend. Zijne Maj. zegt daarin, dat het hem genoegelijk is, een verslag van den toestand des rijks te gevenhetwelk van den voorspoed en het geluk getuigt. Hij ge. waagt, dac toen hij in 1814, in naam van Koning PVillem XIIIhec bestuur aanvaarde, hij zulks gedaan had met de verpligting, om de kracht zijns le vens voor de staatkundige zelfstandigheid van Noorwegen te zullen opof feren, dat hij toen den toestand des lands en deszelfs geldmiddelen deed on derzoeken, en dac bij zich mag verheugen, dac de vergelijking van toen en nu ten gunste des lands is, waarvoor hij de Voorzienigheid dankt, die *i]ne pogingen had gezegend. Noorwegen js scerK ouor uurgerujKc eens. gezindheid-en dóór de vereeniging met het broedervolk (Zweden}ons geld wezen laat' niets te wenschen over: wij kunnen niec alleen onze openbare schuld afdoen, maar alle uitgaven van den Staat in de 3 volgende jaren be strijden, zonder genoodzaakt te zijn, dé land- en koopstad-belasting aan te spreken, welke sedert 1836 niec geheven wordt." Zijne Maj. gewaagt ten slotte van de goeae verstandhouding met andere volken, verklaart de zitting voor geopend, en verzoekt de leden, om bunne pogingen tot welzijn des Vaderlands aan te wenden. GROOT- BRITANNIE. Londen den 23 Februarij. Maaandag avond hebben Lord Aberdeen in het llooger en Sir R. Peel in het Lager-Huis het gratificeerd tractaat wegens de wering der slavernij door de vijf groote Mogendheden aangegaan, ter tafel gebragt, maar daarbij tevena hun leed betuigd, dat Frankrijk hetzelve nog niet geratificeerd had, hopende zij echter, dat, hoewel de daartoe gestelde termijn verstreken was, Frankrijk echter nog later toe zou treden, daar dit tractaat van bet vorige niet anders verschilde, dan dat het regt tot onder, zoeking der schepen tot meerdere graden breedte was uitgebreid. Daarna zijn in het Lager-Huis de debatten over het voorstel van den heer Villiers, om de regten op de granen geheel af te schaffen, begonnen, Op eenige plaatsen heeft het gemeen dezer dagen eenen stroopop, den Minister Peel voorstellende, in het openbaar verbrand. De heer iVyon, graveur bij de Koninglijke mum, heefc aan Hare Maj. een afdruk van het zegel voor het nieuwe Bisdom van Jerusalem aangeboden. Het bevat een schild, in twee vakken gescheiden, waarvan het eene het wapen des Bisdoms vertoont, zamengesceld uit de Engelsche en Prnissische wapenen, waaronder eene duif, die een olijftak in den bek houdt, en tets lager dit opschrift in het Hebreeowscliyredeyrede in Jerusalem. In het andere vak ziet men het bijzondere wapen van den tegenwoordigen Bisschop Alexander FRANKRIJK. Parijs den 25 Februarij. Eergisteren heeft de Minister van Binnenland- ache zaken een buitengewoon crediet VBn 1,000,000 fr. aangevraagd voor de uitgaven der geheime Poltrie. De Ministers zullen van dit credtet hun voort, durend bestaan ais Minister niet laten afhangen. De oppositie beweert, dat het Ministerie van plan is om in Junij de Kamer vin Algevaardigden te ontbinden. Het berigt uit Londgn. dat de 4 groote Mogendheden hec tractaat tot wering van de slavernij geratificeerd en zich alzoo eenigermace tegen Frank, rijk verklaard hadden, welke dit niet had gedaan, had te Parijs eenen onaan. genomen indruk gemaakt. De reden daarvan schijnt eene nota te wezen, door den Amerikaanschen Gezant bij de Regering ingediend, waarin hij, na' mens zijn Gouvernement verklaart, den oorlog te verkiezen liever dan toe te staan, dac Engelsche of Fransche schepen de vrijheid zouden hebben, óm Amerikaansche te onderzoeken. Op eene verkooping van schilderijen, onlangs te Parijs gehouden, is er een stuk van de Nederlandsche meester Hobbema, voor 23,000, van Cuyp voor 18,000 en van IVouwerman voor 35,000 fr. verkocht; de geheele ver kooping heeft 441,828 fr. opgebragt. Den gden heeft weder, in het kleine tot het departement van Pny^ de-D6nie behooretide dorp Servleres, een sneeuwval, ongelukken veroor. r r d ft f fcaakr. Eene kudae tan üto schapen is overstelpt en de herder tot in hei da! medegesieept geworden; hij zelf en twaalf zijner dieren hebben zich. flit de sneeuw kunnen losworscelen. Voorts stortte eene schuur in en vier huizen werden onder de iavine begraven; doch ook uit deze, hoegeer met vee! moeite is hec den bewoneren gelukt, zich door de hard opeengepakte sneeuw eenen uirgang.ee graven.. - - 1 Pe Bisschop van Algiers, welke eenige weken in Frankrijk geweest is, begeeft zich van. daar naar Rome. Hij zou de vergunning, gekregen hebben om 10 nieuwe kerken in Algerle te laten bouwen. De sommen zou- den hem hiertoe reeds verstrekt zijn en daarenboven 350,000 fr.. tot vergroo, ting van zijne, hoofdkerk. Het groot en klem Seminarium te Algiers zjjn wettelijk erkend. PROMOTIE aan de LEYDSCHE HOOGEJCHOOL. .Den,21 .Februarij, den lieer J. Salt, van Londen in de Medicijnen, na de verdedi ging zijner Dissertatie: de Sigtiis Graviditatis. MENGELINGEN. DE LOGEMENT-MEID. Wat men er ook van zeggen moge de oudheid had veel goeds. Zoo onder zoo vele andere uitvindingen de logementen bij de ouden órt» bekend waren, diende daarentegen elk huis tot logement. Voorzeker wat het aangenaam voor den reiziger, die vermoeid in eene vreemde stad aan kwam zich door eene menigte vrienden omringd te zien, welke hij uiet wist te bezitten en die om de eer dongen hem tot gast te hebben Men voerde hem in triomf weg; schoone slavinnen vvaschten hem de voeten en voorzagen hem van de kostbaarste reukwerken. De eereplaacs werd voor hem aan tafel bestemdmen wachtte zich wel zoo onbeleefd te zijn van zijnen naam te vragen; en wanneer hij den volgenden dag vertrok zonder iets verteerd te hebben,deed de meester des hüizes hem uitgeleide tot bnl. ten de stad, en riep hem nog in de verte toe: «Heb dank, ol vreemde- ling, heb dank Welnu deze weelde van vroegere gastvrijheid, is door de beschaving op eene vootdeelige wijze vervangen geworden door het logement, Eeti loge ment is de huiselijke haard van alle vreemdelingen; het Is de tafel van al degenen, die honger hebben, het bed van hen, die vermoeid zijn. Mep loopc ook bij ons den reiziger te gemoet! Men betwist zich denzelven, men maakt zich van zijnen koffer en van hem meester, van zijnen koffer, vooral wanneer dezelve van eene geruststellende groocte is; dat hij slechta bestelle en slaven zullen hem zoo noodig een volledig bad bezorgen, dac hij slechts één woord zegge en de fijnste wijnen, de uitgezochtste spijzen zullen hem worden aangeboden. Meesters en knechten haascen zich op zijne stem, zij trachten hem in alles te voldoen en te behagen, zij zien hem niec oan met eenen beleefden grimlach aan, zij toonen zich gelukkig over zijne tegenwoordigheid, zij zoudem hem altoos willen behouden.... Maken wij echter van twee kleine formaliteiten gewag, welke bij de ouden niet gebe zigd werden: men vraagt hem zijn paspoort af wanneer hij aankomt, en uien biedt hem eene rekening aan, wanneer hij vertrekt. Het eerste vereischce, het onmisbare voor een logement, ia de meid. De meid! zoek haar geenen anderen naam te geven. Oud of jong, leelijk of mooi, gehuwd of niet, dit alles doet niets ter zake! Zij heeft haren doop naam vaarwel gezegd uit inschikkelijkheid voor den reiziger; kiesche atten. tie, welke aan dezen eene groote inspanning van geest bespaart. Hij kan overal komen, honderd verschillende hotels bezoeken, er zal altoos iemand wezen, die op zijne stem zal antwoorden, wanneer hij op dien gebiedenden toon, welke men buiten 's huis aanneemt, zal roepen om de meid! Zie hier vooreerst de meid uic een dorps logement. Lec niet op hare roode armen, of laat dit alleen zijn om er de geheel mannelijke kracht van te bewonderen. Haar gelaat is hoog van kleur, de haren komen in onre getmactge ouaaei, JIU_a, verkeerd (dit zij zonder zinspeling gezegd); noch smaak, noch zindelijk, heid hebben aan haar toilet gepresideerd. Gedurende de geheele week dekt zich de meid, maai k/ecdc Wat haar karakter betreft, ondervragen wij de vrouw des huizes. Deze schept altoos behagen om de gebreken van hare meid op te sommen: hec, is eene slaapster die men om vijf ure 's morgens niet kan wakker krijger.; eene onbezonnene, die, met de zorg der keuken, hec oppassen der kinda. ren en het bedienen der klanten belast, de schotels laat aanbranden, de kinderen laat schreeuwen, en de klanten naar bediening iaat wachten. Wair is zij niet toe in staatHeefc men haar niet honderd malen op hec snoe. pen betrapt? eet zij niet zooveei als een man? en wat is zij brutaal. Daarenboven weet men zeer goed dac zij den waard toelonkc en aanhaalt. Laten wij op dit streng oordeel dat van de gewone bezoekers des huizes volgen. Wat de jalaetsche waardin er ook van moge zeggen, zoo ae boe- ren uit de buurt, zoo de reizende kooplieden haren herberg boven eiken anderen verkiezen, is dit niec voor haar, die oud en boos is, noch voor haar bier dat vrij slecht smaakt, het is voor de meid, zij houden van haar om haar hartelijk lagchenhare ronde manieren en uitlokkende gezegden. W.nneer zij op hun herhaald geroep komt, en dat zij de tafel met de keerzijde van haren boezelaar afvegende, hun vrapgc wat zij believen, storen zij er zich niet aan of geheel haar persoon veronachtzaamd isof hare rokken schijnen te vallen, en of hare vingers haren naam iu hieroglyphen op de glazen en borden dreigen te schrijven. De brave lieden zien op zoo weinig niet. Hetgeen hun in deze meid bevalt, is dat zij hel gekscheren verdraagt, voor niets bang wordt, en dat hare kuischheid tegen de grofste woorden bestand is. Gaat men wat te ver, dan korac men er met eene geduchte oorveeg af, welke, hoewel men er van zoude suizebollen, ech. ter als eene zaclite straf wordt aangezien, zeer geschikt om tot herhaling van misdrijf te doen overgaan. Zij drukkén eindelijk al hare goede hoeda nigheden, met de woorden: «Het is eene goede meid!" uit. Volgen wij de logement-meid op een tooneel meer harer waardig. Zij heeft den nederigen ouaanzienlijken boeren-herberg verlaten voor het drukst bezochte logement eener kleine stad, op welks deur in groote lecteis te lezen staatHier logeert men te voet en te paard. Hier verheit zien hate rol, en wordt dezelve zeer belangrijk. Haar geest- ontwikkelt zich, en hare werkdadigheid vindt nieuw voedsel. In het dorp verscheen zij slechts op het tweede plan, en als verloren in de schaduw van den waard, d;e mee zijne klanten aan tafel ging zitten, en zich som» met zijnen eigenen wijn dronken maakte. Thans komt zij alleen te voorschijn. Haar alleen kent men, zij eigenlijk houdt het logement en dient tot uithang bord. De waard en zijne vrouw leven verborgen in de duisternis der kelders of in den rook der keuken. Zij verlaten dezelve alleen om markt of leveran cier te bezoeken. De meid schittert in de eetzaal, op de trappen, in de kamer». De meid gaat de reizigers bij bunne aankomst beloeren. Zij groet hen in de verte, wenkt hen met de oogen en maakt allerlei gebaren, en wanneer al deze middelen niet slagen, heefc zij er nog andere. Zij noerac den naam van haar logement, zij roemt deszelfs aangenaamheid, gemakke lijkheid, de goede tafel, den billijken prijs. Zij overbluft n en sleept u mede; zij maakt zich meester van uwen koffer, welke onder hare bevelen staanae mannen wegdragenzij zou u zeiven doen wegvoeren.,., maar reeds^ heeft tij overwonnen; zij keert huiswaarts, gevolgd door de reizigers, di# zij op' het sleeptouw en als in triomf medevoert!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1842 | | pagina 3