Art, 74» De Notarissen, die met hun ambt shderö bedieningen, welke
'daarmede volgens src. 8 dezer ore: bestaanbaar zijn, vereenigen, zullen
dezelven blijven beklee.den.
Art. 75» Op het oogenblik de** afkondiging van deze wee, Worden de
wet van den 25sten Ventóse, jear XI, het ar»ê-.é van rlen aden Nlvose,jaar
XII, en alle andere wetsbepalingen en verordeningen, betreffende onder
werpen waarin bij de tegenwoordige wet is voorziengeh'-nidëüi voor afgeschaft.
Uit 's G.ravenhége meld: men v#h den 'resten dezer:
Zijne Maj. heeft benoemd tot bonsol der Nederlanden te Antwerpen dén
heer R, J, A. Cenie.
Hare Maj. heeft de eicel aangenomen van Beschertn-Vrcuw van dé
Maatschappij Caecilta cc Amsterdam, toe ondersteuning, van weduwen en
weezen van overleden toonkunstenaars, en heeft aan dezelvejfioo geschonken.
-Zijne Exc. de Directeur-Generaal van Oorlog heeft de aanwerving
van vreemdelingen voor hec leger in Oosc-Jndie weder opengesteld.
By het onderzoek van het ontwerp van wet, nopens de Conflictenin de afdeeiingen
van de Tweede Kamer der Staren-Generaal is menten aanzien van dat ontwerp zelf,
in de eerste afdeeling eenstemmig, van gevoelen geweest, dat het beginsel geheel onaan
nemelijk was, om aan den Raad van (Conflicten alleen een onderzoek op te dragen en alzoo
dien Raad tot een adviserend en niet tot een beslissend collegie te stellen, gelijk zulks
thans is voorgesteld. Indien de Koning zwarigheid vindt, om zich met het- door den
Raad van Conflicten uitgebragt advies te vereenigenzal er eene wet worden voorgedra
gen. Dergelijke wet zal niet zijn het praeceptum universale, maar de beslissing van eeh
bepaald geval. Maar wat, wanneer die wet door de Tweede Kamer verworpen wordt
wat, als de Koning, na die verwerping, tegen eigene overtuiging, eene wet voorstelt in
den zin der meerderheid van de Tweede Kamer, en de verwerping geschiedt nu door de
Eerste Kamer? Waar, wanneer, hoe, eindigt hier het geschil., De bedenking heeft
Zoodanig bij de afdeeling gewogen, dat zij verklaart, alleen om dezelve, zich met hec
ontwerp niet te kunnen vereenigen. Men gafmog in' bedenking, om, wanneer men aan
den Raad van Conflicten het regt van beslissing niet wilde toekenden, en alleen een advies
van dezen Raad verlangde, alsdan vast te stellen, dac de Koning zicli met dit uitgebragt
advies niet vercenigende, de zaak zou worden gebragt vooreen Raad van revisie, aan
welken de einduitspraak zoude zijn verbleven. Dit denkbeeld vond echter tegenspraak bij
eenige leden, die daarin eene onnoodige verwikkeling zagen. Men verlangde, dat de
persoonlijke zamenstelling van den Raad zal geschiedenniet door benoeming desKonings,'
maar krachtens eene aanwijzing bij de wet, b. v. de drie oudste leden van den Raad van
State, of de drie jongste leden van den Hoogen Raad der Nederlanden enz. Anderen
wilden dat de keuze door de beide collegien zeiven geschiedden. Men vond algemeen
dat de tijd moest worden bepaald, binnen welken het advies zal worden uitgeoragt
terwijl vóosts werd verlangd dat er altijd een termijn worde gesteld, binnen welkende
beslissing wordt uitgebragt en na welken, de uitspraak achterwege blijvende, het opge
worpen Conflict ipso jure zal zijn vervallen, Men meende, dat het geene vermelding
behoefde, dat de Gouverneurs zich gedragen moesten naar {de bevelen van Hoo-
ger Hand.
in de tweede afdeeling gaf men te kennen dat men de aanwijzing der gevallenof
althans van zekere kategorien, verlangde, in welke het opwerpen van het Conflict te
pas kaii komen, ten einde niet alles in'het onzekere te laten en op die wijze de gelegen
heid te verschaften, om den kring der administratieve bemoeijingen al te ver uit te
breiden, dat hier een voorschrift voorhanden moest zijn, naar hetwelk de Raad der
Conflicten zijne adviezen zou kunnen in rig ten en door middel van hetwelk mende zeker
heid verkreeg, dat geene eigenlijke burgerlijke regtsgedinganonder den schijn van met
de administratieve in verband te staan, aan het regteriijk oordeel onttrokken zou kunne»
worden. Andere leden oordeelden echter dat deze onbepaaldheid uit den aard der zaak
voortvloeide en niet ontweken kon worden; dat men niet vooraf bepalen-kon, in welke
zaken het belang van den Staat eerder eene administrative beslissing dab eene regterlijke
uitspraak vereiselïen zou; dat.uit dien hoofde geene omschrijving der gevallen tot welke
de adiuinistraueve beslissing zich zou moeten bepalen, kon gegeven worden, ten zij men
oordeelde voor elk bijzonder geval eene wet noodig te hebben. Men ontveinsde het
zich niet dat, bij de regeling van deze zaak, zich velerlei moeijelijkheden en bezwaren
opdeden, welke dc overtuiging-moesten verschaffen, dat inderdaad de invoering van een
..Conflicten-stelsel vreemd aan onze staatsinrigting en moeijelijk met haar in overeenstem
ming te brengen is zoo wilde men nu een nieuw raadgevend ligahaam instellenhetwelk
niet 'alleen onbekend was aan de grondwet, maar daarenboven werkzaamheden zoude
opleggen aan bestaande StaatscÖflègieij, welke niet tot' derzelver werkkring behoorden. Al
wil''men toch den Raad va ii State als een raadgevend ligchaam beschouwen, van-, hetwelk
ecu gedeelte geroepen kim..worden omter zake .der Conflicten de Regering voor te
lichten, zoo kan men dit echter niet van den Hoogen Raadhet Oppersce-Geregtshof,
zeggen; deszelfs' werkkring was in de grondwet omschreven en binnen denzelven was zijne
bevoegdheid bepaald. Uit kracht van deszelfs instelling konden dus nan deszclfs leden
geene veFdcre werkzaamheden worden opgelegd en het was niet onmogelijk, dat de uit
voering der wet schipbreuk leed óp de onbereidwillighéid van de leden van den Hoogen
Raad, om zich te belasten met eene werkzaamheidwelke vreemd aan hunne ambtsbe
diening was; om nog niet te gewagen van het -bezwaar, hetwelk zich kon opdoen, indien
bij hen het gevoelen stand greep, dat de instelling vaneen Conflicrenraad niet in over»
tenstCmmiilg mét de grondwet kon gebragt worden. Men oordeelde, dat de benoeming op
dc voordragt der collegien, uit welke de leden genomén wordendoor den Koning
behoorde te geschieden. Men merkte op, dat eene betere regeling der opwerping van een
Conflictwelke meer veretnigbaar is met den eerbied aan de regterlijke magt verschuldigd,
wenschelijk voorkwam.'Men meende, dat_ de toekenning van de beslissing aan den
Conflictenraad eenen meerderen waarborg tegen inbreuken op den werkkring der regterlijke
magt zou opleveren, dan indien dezelve tot een enkel raadgevend ligchaam gemaakt
wierd. Art. i3 werd ook in deze afdeeling voon overbodig gehouden.
De derde afdeel'ng heeft eenstemmig verklaard, dat de grondbeginsels bij het onderha
vig wetsontwerp vooruit gezet, de goedkeuring en den bijval niet konden wegdragen. Zij
kan zich geenszins vereenigen met het denkbeelddat de bij bet ontwerp-bedoelde Raad
slechts een adviserend ligchaam zoude zijn, dat aan den Koning definitive!ijk de beslissing
zoude gegeven worden. Zij oordeelde, dat de invloed der Regering uit de aanstelling van
alle de leden van den Raad voortvloeiende, haar overwigt in dezen veel te groot moest
doen worden.
Men meende, dat het collegie, van'hetwelk de beslissing over het al of niet motiveren
van het Conflict zal overgelaten worden, niet slechts een adviserendmaar een beslissing-
gevend collegie zijn moet^ Het kwam velen voor, dat niets meer overeenkomstig met de
grondwet scheen te zijndan dat zoodanige twijfelingen en quaestien, welke over de na
koming der wetten van wege de administrative magt worden geopperdter finale beslis,
sing zullen worden overgelaten aan het hoogste en onafhankelijke rcgts-collegie in den
Staat, (den Hoogen Raad), aan een collegie, hetwelk verondersteld moet worden met
alle onzijdigheid en naauwkeurigheid eene quaestie van competentie te kunnen en. te ..zullen
beoordeèlen. Andere leden, die niet konden erkennen, dat de Hooge Raad door "de grond
wet was aangeduid, en die geen ander collegie expresselijk bij dezelve genoemd 'zagen
oordeelden, dat men, ter waarborging van de meeste onpartijdigheid, de zanienstellir.g
moest beproeven van een collegiebij hetwelk vertegenwoordigd zullen worden de beide
magten die tot de beslissing des geschils moesten gekozen worden. Van deze beide mag-
ten^zouden zij die personen willen geroepen zien, die geacht moeten worden het hoogste
standpunt te bekleedèn In die magt waartoe *zij behoorenen als zoodanig noemden zij
de leden uit den Racd van State, en de leden uit den Hoogen Raad,
Men vraagde, hoe toch de zaak ten einde zou kunnen komen, indien de Koning zich
niet vereenigende met het advies des Raads, eene wet aan de Staren Generaal voorstelde,
en de Tweede Kamer dezelve aannamterwijl de Eerste Kanier daarentegen, haar ver.
wierp? Ook deze afd. beschouwt de bepalingen van art. 13, nopens de Gouvernei rs
voor geheel onnoodig. ïeif slotte heeft de geheele afdeeling, op één lid na, te kennen
gegeven, dat, naar haar oordeel en verlangenhet opwerpen van een Conflict aan de admi
nistratieve magt, slechts bij den Regter t^r eersten instantie cognoscerendeniet bij den
Regrer in appel moet vergund worden. Zij behoort hare belangen met zorg en ijver te be
hartigen, vóór dat de Regter eene beslissing in de zaak zal gegeven hebben; zij moet
niet in de gelegenheid gesteld zijn hare wederpartij vele kosten te doen verspillen 011',
wanneer men hopen mag het einde der. zaak genaderd te zijndoor het opwerpen van een
Conflict alles weder op'losse schroeven te stellen. Eindelijk heeft men het veriangen te
"kennén gegeven, dat, wat ook het gevolg van het voorstellen van dit wetsontwerp op de
CoiïfiictenDzijn moge, de Regering zal overgaan tot het dadelijk intrekken van het besluit
van 5 October 1822.
In'de vierde afdeeling hadden vier leden bet beginsel omhelsddat eene wet op de Con
flicten noodzakelijk eii grondwettig was; doch nopens de toepassing verschilden zij aan
merkelijk. Twee leden wilden aan het administratief gezag de onbeperkte bevoegdheid tot
liet opwerpen van Conflicten verleenen, telkens als dit noodig wierd geoordeeld; de beide
andere leden meendendat de gevallen, waarin men een Conflict opwerpen kan, in de wet
opgenomen behoorden tc worden; dat er nimmer quaestié van een Conflict kon zijn, wan
neer het dc toepassing van wet of reglement op eene bijzondere zaak betrof: dewijl dit bij
de crondwet aan den Regter was opgedragen; maar dat een Conflict eerst da» te pas
kwamwanneer de Regter de toepassing vail wetten of reglementen weigerde, op grond
van derzelven vermeende ongrondwettigheid of onwettigheid.
Op den considerans der wet wordt door vier leden aangemerkt, dat dezelve veel te al.
gemeen Jis, dewijl elk geschil, van welken aard ook, zoo al niet voor beslissing, althans
voor regteriijk onderzoek vatbaar is; en dat daarenboven die considerans-wet met weinïg
zorg is opgesteld.
Vijf leden zijn van oordeel, dat een Conflict-met anders dan in eersten aanleg opgewor
pen moet kunnen worden, dewijl anders eene regterlijke uitspraak door eene andere magt
dan door de regterlijke bui een effect wordt gesteld, en het administratief gezag in allen
gevalle het zich zelf te wij't'eif zou hebben,'dat het niet tijdig voor het opwerpen van
een Conflict heeft gezorgd.;
Drie leden waren van oordeel, dar de wetgevende magt elk Conflict behoort re bHi,
sen twee vvenschen die beslissing aan den Hoogen Raad óp te dragen drie andere le4
geven de voorkeur aan eenen Raad van Conflicten.
'Mén meende, dat de steller van het wetsontwerp de administrative jurisdictie metdt
handelingen van her administratief gezag eenigermate verward heeft, en daardoor (0l
'de gevolgtrekking gekomen 19, dat er in de beide gevallen Conflicten opgeworpen kot,
denken moésten worden.
Art. 21 en 22 njeende men algemeen, dat zouden moetert vervallen. Zij schijnen, zen
menhun aanwezen aan bet denkbeeld verschuldigd te zijn, dat er negative Conflict
zouden kunnen bestaan. Dit denkbeeld evenwel komt der'afdeeling onjyist voor, omdü"
volgens haar oordeel slechts handelingen van het administratief gezag aanleiding 'rot Col.
flicten kunnen geven.
In de vijfde afdeeling heeft men er over geklaagd, dat de volgorde der bepalingen^
deze voordragt niet zeer geleidelijk was; dat men eerst had moeten bepalen wat een G01,
flict was, hoe het zou worden opgeworpen, en vervolgens hoe Ijet zou worden beslist.
Een lid meent, dat de Raad van Conflicten alleen uit Icdéil vbin den Hoogen Raad b,
hoorr te zijn zameugesteld. Andere leden zijn daarentegen van oordeeldat, aangenom;
dat er een Raad yhn Conflicten moet worden ingestelddeze Raad noodwendig van ecip
gémengden aard moet zijn.
Sommige leden verlangen de redenen te kennen, waarop men deze twistgedingen in'gt;
schrifte wil behandelen, niet bij monde, of in het openbaar, en derhalve in deze afwijke
van de algemeene behandeling van regtzakeiv
Her beginselom den Raad van Conflicten te doen adviseren, en aan den Konin
over tc laren om bet advies al of niet op te volgen is der afdeeling bedenkelijk voorgt
komen. Men meent, dat de leden, die den Raad van Conflicten zouden uitmaken,zo
ter £nke vah de collegien tot welke zij behooren, als van de wijze óp' weike zij worde
benoemd, genoegzame waarborgen opleveien voor de bekwaamheid en Zelfstandigheid!
om de eindbeslissing der onderwerpelijke vraag aan dien raad te kunnèn opdragen, e
dat mén de;Koninklijke Majesteit in de mogelijkheid moet stellen qnt,, by eene even
tuëlc verwijzing naar de wetgeving ook dan nog bezwaren te ontmoeten.
Deze afdeeling deelt het gevoelen der vorige nopens art. 21 ett 22.
Dt Staats-Courant wederspreekt het door ons in ons vorige uic Zwollf
medegedeeld berigt van het breken van eene brug voor die stad, toen er éèm
diligence over reed. De waarheid zoü zijndac door de schuld van déi
koetsier de diligence tegen de stijlen der brug hevig heeft gestoken, zoodat]
indien de brug minder hecht wat geweest, dezelve noodzakelijk had moeten'
instorten.
Van den 24 Februarij. In de zitting van de Tweede Kamer der Sta»!
ten-Generaal van heden, heeft de heer Mr. C. A, den Tex9 nieuw benoemd
lid der Kamer voor de provincie Noord-Holland, zitting genomen, nadat'
zijne geloofsbrieven onderzocht en in orde bevonden waren en nadat hy de
gevorderde grondwettige eeden had afgelegd.
Ten gevolge van de aanmerkingen, die deswege ontstaan zijnheeft Zijne
Exc. de Minister van Binnenlandsche Zaken verklaard, dac de Gouverneur*
der provincie Noord-Holland aan de verkiezing van den heer den Tex geen
deel genomen had, en dat de Gouverneurs bepaalden last hadden bekomen,
om zich van alle deelneming aan eenige persoonlijke stemming, te onthouden*
Is ingekomen een ontwerp van wet; betrekkelijk de overboeking in de
thans bestaande registers van de hypothecaire inschrijvingen, genomen vóór
de invoering der nieuwe Nederlandsche Wetgeving.
De Commissie tot de verzoekschriften heetc onderscheidene verslagen, op
in hare handen gestelde stukken, gedaan, waaronder man opmerkte, die
van Notarissen uit Leiden, Rotterdam en van dea NotarisFabius% te Amster<
dam, die bedenkingen voordragen tegen het aangeboden ontwerp nopens hec
notariaat, die ter griffie zijn nedergelegd.
De vergadering is tot nadere bijeenroeping gescheiden.
Te Groningen hebben de HH. Studenten van de vereeniging Post Chaos
Luxden 2isten, onder aanhoudenden regen, eene maskerade gehouden,
welke geen bepaald onderwerp, maar eene^ bonte vermengeüng van onder
scheiden personen van onderscheiden leeftijd voorstelde.
Uit Maastricht meldt men van den ipden, dat de onderhandelingen met
de Belgische Commissarissen omtrent de grensscheiding geëindigd waren en
bet door hun voorgestelde alleen de bekrachtiging der beide Vorsten behoefde.
Den 23sten dezer waren de Effeccen aan de Beurs te Amsterdam,
als volgt: de 2J pCc. Werk. Sch. 52^» 5 pCc. ioi{; Kansb. 26JHand.-
Maatsch. 157; Ard. Coup. 22J.
Wegens de uitgebreidheid der binnenlandsche zijn wij genoodzaakt de
buitenlandsche berigtendie overigens van zeer gering belang zijnweg te laten.1
LEYDSCHE SCHOUWB URG.
Maandag den 28sten Februarij 1842.
ROBERT of DE STRUIKROOVERS, Tooneelspel. Na hetzelve: DE
TWEE VLAKKEN, Kluchtig Blijspel met Zang. Aanvang zes Ure.
De Kommissie van Landbouw in de Provincie Zuid-Hollandmaakt
hiermede ter voldoening aan Zijner Maj. besluit van den 10 April 1822,
N°. 12, bekend, dat de keuring der SPRING-HENGSTENdit jaar zal
plaats hebben, als volgt:
Te Voorschotenop Maandag den 7 Maart, ten elf nre.
Gorinchemop Donderdag den to Maart, ten negen ure.
Dirhlandop Dingsdag den 15 Maart, ten tien ure.
Brielle, op Woensdag den 16 Maart, ten negen ure.
Oud-Beijerlandop Donderdag den 17 Maart, ten tien ure.
Zullende de Premie- of Vergelijkende-keur plaats hebben te Rotterdam
op Woensdag den 30 Maart, des middags ten twaalf ure.
'sGravenhageden 2t Februarij 1842.
Uit naam der Kommissie van Landbouw voornoemd,
JOAN QUARLES van UFFORD, Secretaris.
Heden beviel voorspoedig van eene welgeschapen DOCHTER.
G. S. van KOOTEN, geliefde Echtgenoot van
Levden 19 Februarij 1842. B. W, VERWEY, Abz.
Eenige Kennisgeving.
t' Heden overleed ons jongste geliefde Kindje WILLEM, in dea
ouderdom van veertien maanden.
Katwijk G. A. SALOMON HUYGENS,
20 Februarij 1842. ANNA WILHELMINA TAAT.
Eenige Kennisgeving. ..t
Het Kindje, welk Gods liefde ons vóór elf maanden schonk, heeft
zijne Wijsheid weder tot zich genomen.
Waalwijk W. L. F. MOLTZER, Predt.
22 Februarij 1842. C. F. BLOM van ASSENDELFT.
Een bekwaam BOEKHOUDER, als zoodanig een reeks van Jarertf
werkzaam, wenschte zich in dezelve betrekking, tegen een matig Salaris,
voor geheete of halve dagen, te zien geplaatst, hierop reflecteerendege.
lieve men zich met besloten Briefjes onder Lett. Z, te vervoegen bij dea
Boekhandelaar A. van BENTEN, op de Mare, te Leyden.
Op Dingsdag en Woensdag, den 15 en 16 Maart 1842, beide de
dagen, des voormiddags ten 10 ure, zal ten huize van JAN BERG, Bouw
man. in de Wetpoort, onder Zomerwourie Verkooping worden gehouden
van LEVENDE HAAF, BOUWGEREEDSCHAPPEN en MEUBILAIRE
GOEDEREN, en wel op dag voor zooveel aangaat het VEE, HOOI en
VAARTUIGEN, tot den isten Augustus 1842. Zullende den eersten dag.
worden Verkocht, het Vee, Hooi, Vaartuig, Rijtuig en Bouwgereedschap*
pen, en'op den tweeden dag de Meubilaire Goederen, Kleederen en al hec
Overige; alsmede een HUIS-ORGEL.
Bij de Wed. ANTIIONY de KLOPPER en ZOON, teLeydetï.