LEYDSCHE CÖÜRAN T. A". 184!. maandag. 4 october. nederlanden. Burgemeester en We thou hers der Stad Leyden. Gehad hebbende het verzoek van Hendrik Smit, wonende binnen deze Stad, strek- leende ter bekoming van de vereischte vergunning-, om cene Smederij te mogen oprigten, ïn een huis, staande en gelegen in de Sint-JorissceegWijk 3 N°. 661; Gezien Zijner Rlajesteits besluit van den' 31 Januarij 1824, rakende vergunningen ter oprigting van sommige Fabrijken en Trafijken; Brengen bij deze ter kennis van alle daarbij belanghebbenden, dat tot het liooren der Eigenaars en Bewoners der Huizen, naast bovengenoemd Perceel gelegen, ten opzigte der ill lor marien de commodo el incommododoor de Commissie van Fabricage zal worden geva ceerd op het llaadhuis dezer Stad, op Ditigsdag den §den October aanstaandedis middags ten twaalf urezullende de belanghebbenden verpligt zijn, hunne bezwaren tegen opge meld verzoek op dien tijd bij genoemde Commissie in te brengen, terwijl bij verzuim daar van, zij gehouden zullen worden, tegeu de inwilliging van hetzelve zich niet te heb ben verzet. Leydenden 30Sten September 1841. Burgemeester en Wethouders voornoemd j. g. de me y. Ter ordonnantie van dezelve v. Puttkammer. Leyden, 3 October. Heden wordt de altijd voor onze stad gedenkwaardige dag van den 3^en October, zijnde thans de 267ste verjaardag van het Leyden-Ontzetop eene godsdienstige wijze gevierd. Uit 's Gravenhage meldt men van den isten October: Het Staatsblad bevat een besluit van 8 Sepcember, waarbij een nieuw Regleoieoc wordt vastgesteld, betrekkelijk den vrijdom der belasting op het zouc, ten behoeve van de steurharing-visscherijen zulks ter vervanging van het Reglement, vastgesteld bij besluit van 31 Julij 1817, n°.7. Daarbij wordt vastgesteld, dat de hoeveelheid van den inslag aan boord der vaartui gen, voor elk vaartuig, gedurende een geheel jaar, niet meer zal mogen bedragen dan 5,500 ponden. Wanneer evenwel een vaartuig in hetzelfde saizoen voor de tweede reis ter visscherij uitvaart, en er voor den reeds aangebragten haring meer dan de helft of 2,750 ponden verbruikt mogt zijn, zal bij deze weder-uitvaarcmet vergunning van den Arrondissemencs-In specceur in loco zijnde, of anders van den Controleur, boven het overge- houdene zout, n.og eene hoeveelheid van hoogstens 2,750 ponden kunnen worden ingeslagen. Het Staatsblad n°. 33 behelst de wet van 18 September, houdende iodeeling der regrerlijke arrondissementen van de provincie Limburg. Het Staatsblad n°. 38 houdt een besluit van Zijne Maj. van heden in, waarbij bepaald wordt, dat 's Konings besluit van 29 Sepcember, omcrent de instelling eener Commissie van onderzoek betreffende de rekening der Oost- Indische remises, in het Staatsblad zal worden opgenomen. De Staats-Oourant van 1 October 'bevat de wet van 28 September, hoedende transitoire bepalingen voor het Hertogdom Limburg, in verband met het bepaalde bij artikel 6 der grondwet. Rij Koninklijk Bocluie i<? «oor ccnigen «ijJ lu .uiniiciMiiK genUUieTl, 02C er rieliberatiën aanhangig zijn nopens een nieuw stelsel der Rijks accijnsen, welks toepassing ook eene aanwijzing der plaatselijke belastingen ten ge* volge zou kunnen hebben, en het daarom niet raadzaam is, voor het te. genvootdige, belangrijke veranderingen in laatstgetnelde belastingen te ma. ken. Utt dien hoofde heeft Zijne Maj. berust in bet door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland kenbaar gemaakt verlangen, dat er ner. gens in die provincie, voor het tegenwoordige, eene vermindering der plaat, selijke belastingen op het gemaal of den turf worde ingevoerd. Zijne Maj. heett benoemd tot Kapitein-Commandant der schutterij te M assluis den aden Luitenant A. S. Vischhauserin vervanging van IV. Over* voorde, op verzoek eervol ontslagen, en in plaats van den mede op verzoek eervol ontslagen isten Luitenant, L. Dirkzwagerden 2den Luitenant IC. D rsman, en verder benoemd tot ade Luitenants, de schutters P. D. Gips en J. v. d. Endt. De heer Mr. H. F. Crez, Districc-Commissaris in Noord-Braband is door Zijne Maj. tot den adelsrand verheven. Ziine Maj. Koning IViilem FrederikGraaf van Nassau heeft f 1500 geschonken tot den opbouw van cene nieuwe Israëlitische kerk te's Gravenhage. Heden zijn de afdeelingea van de Tweede Kamer der Staren-Generaal vergaderd geweest over het nieuw ontwerp, houdende instructie voor de Algemeene Rekenkamer Daarna heeft de centrale afdeeling dier Kamer eene bijeenkomst over dat ontwerp gehouden met Zijne Exc. den Minister van Financiën. Morgen ochtend zullen de afdeelingen weder vergaderen over de voordrsgt van wet, nopens de Maatschappij van Weldadigheid, alsmede ten aanzien der Algemeene Rekenkamer. Over beide die voordrag, ten zal de centrale afdeeling vervolgens vergaderen. Ten half drie ure zal de Tweede-Kamer eene zitting houden, waa-in verschillende verslagen der centrale afdeeling zuilen worden uitgebragt. Gedurende de aanstaande week zal er, r.aar men verzekerc, worden beraadslaagd: i°. over het ontwerp van wet, betrekkelijk de zaken der Maatschappij van Weldadigheid; 20. over dac nopens de migt der hooge en andere heemraadschappen, dijk- en pol. der-nesturen, enz.; 3°. over dac houdende instructie voor de Algemeene Rekenkamer, en 40. over de dertien ontwerpen van wet, uitmakende de staatsbegrooting over de jaren 1842 en 1843. Ten aanzien van het laatst voorgedragene ontwerp van wet, betrekkelijk de zaken der Maatschappij van Weldadigheid, is door de Regering, in ant woord op de deswege alsnog in de afdeelingen der Kamer gemaakte aan. merkingen, verklaard, dat zij van oordeel bljjft, dat de door haar thans voor- gedragene redactie, op de meest stellige wijze, bet doel bereikt, inde memorie van toelichting zoo ondubbelzinnig geuit, dac men zorgvuldig wil vermijden, alles wat zon konnen geacht worden de toekomst eenigermate te binden. De noodzakelijkheid der voorziening wordt toch eeniglijk afgeleid uit deD tegenwoordigen toestand der Maatschappijen zulks in afwachting van hetgeen des noodig ten haren aanzien nader door de wee zal worden vastgesteld, terwijl bet woord inmiddels duidelijk in zich sluit, dac de wet bet voortdurend bestaan der Maatschappij voor niet langer of niet verder verzekert, dan tot dat er, des noodig, andere wettelijke bepalingen ten baren aanzien zullen worden gemaakt. De Staten-Generaal kunnen (dus wordt door den Minister in zijne antwoorden gezegd) In geen opzigt geacht worden zich door de aanneming dezer wet in het minste te verklaren voor Of tegen het voortdurend bestaan der Maatschappij. Van den iden October. In de zitting van de Tweede Kamer der Sta ten-Generaal van heden, heeft de centrale afdeeling verslag gedaan op het ontwerp van wet, houdende instructie voor de Algemeene Rekenkamer. De Voorzitter stelt voor, de beraadslagingen over dat ontwerp te bepalen op aanstaanden Maandag. De heer van Rechteren vraagt hec woord en deelt aan de Vergadering eene nata mede, welke door tjem benevens de heeren H'arir. en Kuip,'torst in de vijfde afdeeling, bil gelegenheid van het onderzoek van het wets ontwerp ten aanzien der Rekenkamer, is ingeleverd, en waarin zij zich verzetten tegen den meer dan gewonen spued, met welken het bedoelde, nieuw aangeboden wees-ontwerp wordt behandeld, hetgeen zij strijdig mee. nen met het gewigt der zaak eu met de achtbaarheid der Wetgevende Ver gadering. „Eene vorige wet toch, aldus luidt deze nota, werd voör weinige dagen nadat ze met eene kleine meerderheid in de Tweede Kamer was aangenomen en met kracht van rede door eene aanzienlijke minderheid was bestreden, door de Eerste Kamer der Staten-Generaal verworpen. „De stemming is bekend geworden, niet de motieven der verwerping. „Die verwerping intusschen moet, bij de bekende strekking der Eerste Kamer, bet vermoeden doen ontstaan, dat dit staatsügchaam belangrijke ge breken in de afgekeurde wet heeft ontdekt. „Voor ons ligt ter beoordeeling de door die Kamer afgekeurde wet, met de zeer geringe veranderingen, die in de memorie van toelichting van 30 September 1841 zijn uiteen gezet, en in de nieuwe wet zijn opgenomen. „Het is intusschen vrij onwaarschijnlijkdat de verwerping der Eerste Kamer uitsluitend op die thans gewijzigde artikelen zoude zijn gegrond ge weesten hoezeer de tegenwoordige wet alt oekend moge worden beschouwd 700 is de materie zelve, die behandeld wordt, belangrijk en ingewikkeld ge noeg te achten, ora door de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat eene door hr.ar aar,genomene wet door de Eerste Kamer is verworpen geworden, mee vernieuwde aanuacht en den mecsten ernst te worden behandeld, waartoe eene overhaaste beoordeeling niet kan leiden. „Zoodanige behandeling van een zoo getvigtig onderwerp van wetgeving, mei regt de g> ondwet der finantien genoemd, is ook strijdig te achten met de achtbaarheid oer Wetgevende magt, an zoude weinig bijdragen on het ge schokte vertrouwen rp deP.egering en deVolksvertegenwoordig ng te versterken. „De heeren van Rechteren, IVar in en Kniphorst zijn gevoigelijk van mee ning, dat de laatst aangebodene wet op de Rekenkamer met aandacht en zonder overhaasting moet worden onderzocht en overwogen, en dac de nog overblijvende tijd vnn deze ten einde loopende zitting te kort is, om d>c werk behoorlijk te kunnen verrigten. Zij vinden, ook zonder in die gebreken der wet te treden, die hen al dadelijk zijn in de oogen gevallen, in eene overhaaste behandeling eener zeer gewigtige zaak, reden genoeg, om de wet, indien ze in deliberatie wordt gebragt, te moeten afkeuren." Na de voorlezing der Nota, zegt de heer v^b Rechteren, dac hij zich verpligt gerekend heeft, bij het uitbrengen van het verslag der centrale afdeeling, hiervan kennis te geven, opdat men niet bij de beraadslagingen veiwijte., daarmede te laat voor den dag te zijn gekomen. Dö neer Bruce geeft volgaarne toe, dat de voordrage van wet nopens de Rekenaamvr, «„ne nik v.„ cit-Em-oe ïweeue Kamer aan de behandeling van hetzelve, al hare aandacht moet wijden. Hij geloofc echter, dat de Kamer aan hare roeping ten degen, volkomen heeft beant» woord; dat immers het ontwerp nopenr de Rekenkamer, van April dezes jaars, door de Tweede Kamer, met de grootste naauwgezecheid is onder zocht en in overweging genomen; dat zij daaraan alle mogelijke aandachc beeft geschonken; dac de tegenwoordige voordrage slechts weinige versnde. ringen behelst, gerekend naar die, welke door tien Kamer reeds is aangeno men, en dac men zeer goed in staat is, die veranderingen re beoordeeien. Na al hetgeen er reeds over dit wetsontwerp is voorgevallen, heeft de Kamer alleen te onderzoeken of de bezwaten, vroeger tegen hetzelve inge- bragt, zijn weggenomen, of wel dat de- voordrage, door de daarin gebragte wijzigingen onaannemelijk is geworden. Hij vermeent, dat de Kamer de zaak met naauwkeurigheid en naauwgezecheid heeft overwogen en dat zij aizoo zeer wel, aanstaanden Maandag, over het ontwerp kan beraadslagen. Van verschillende zijden wordt dit gevoelen ondersteund. De heer Luzac ondersteunt het gevoelen van den heer Bruce. Zijdie vroeger de voordtagt hebben bestreden, kunnen thans zeer goed nagaan, of de in het ontwerp gebragte veranderingen, hetzelve alsnu aannemelijk, maken. De Kamer is immers zeker 1111 niet minder ingelicht, dan op 15 September jl., waartoe zou dan dit uitstel dienen? Daar de beraadsla gingen bij de Eerste Kamer officiëel onbekend zijn en wel zullen blijven, zal men, ook bij uitstel, de redenen niet vernemen, welke haar tot de ver werping der voordrage hebben geleid. Het vragen van uitstel zou hij alleen kunnen begrijpen van de zijde van hen, die het ontwerp hebben aar.geno. men, en die uu wel den tijd konden vorderen om te onderzoeken, of de wet, die zij aannemelijk vonden, thans ook bedorven is, en of zij dezelve ook thans nog kunnen aannemen. Hij verlangt ook dac de beraadslagingen op aanstaanden Maandag bepaald worden. De Voorzitter laat den hamer vallen, zeggende dat, daar de meerderheid der Kamer zijn gevoelen ondersteunt, de discussiën op Maandag morgen bepaald blijven. De heer IVarin doet den Voorzitter opmerken, dat hij al zeer snel tot hec vallen van den hamer besluit, daar de heer van Rechteren reeds opstond om hc-t woord te vragen, ten einde te antwoorden op betgeen door de heeren Bruce en Luzac was aangevoerd. De gelegenheid daartoe was hem benomen geworden. Er ontstaat daarover nog eene korte woordenwisseling tusschen den Voor zitter en de heeren van Rechteren en iVarin. De centrale afdeeling doec vervolgens verslag: i°. over het ontwerp van wet, betrekkelijk de magt der hooge- en andere heemraadschappendijk- en polder-besturenen 2°. over dat betrekkelijk de zaken der Maatschappij van Weldadigheid, De beraadslagingen over die ontwerper, zullen achter volgende en wel na die over de voordrage nopens de Rekenkamer, in de volgende week worden gehoudeD. Bij het verslag der centrale afdeeling nopens de hoogheemraadschappen is nog gevoegd geworden eene nota van wijzigingen in het ontwerp. De Commissie tot de verzoekschriften heeft, bij monde van de heeren van Hoorn van Burgh, van Heioma en van Panhuysverslag gedaan op eenige in hare handen gestelde stukken, als: 1°. van IVaardenbcrghte Uffelt, nopens de oorzaken van den achteruitgang der Maatschappij van Weldadig, heid; 2°. van Notarissen te Rotterdam enz., die. doordrongen zijn van-d» noodzakelijkheid eener spoedige verandering in de bepalingen der art. 1120 tot en met 1124 van het Nederlandsch burgerlijk wetboek, voorschrijvende

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1