T U R K Y E. jjEene nadere bèsc'nonwing van den regétiwoordigén toestand der Oost-»' ïnuische koloniën zon ligtelijk tot het besluit kunnen leiden, dat het roe keloos zijn zou op eene bijdrage van 12 tnillloen jaarlijks van die zijde zoo stellig te rekenen, dat de gewone uitgaven daarnaar wierden geregeld, „Deze omstandigheid, zoowel als het overmatig bezwaar der thans gehe ven wordende en ook wederom voorgestelde opcenten, leiden tot het besluit, dat het onvermijdelijk noodig is de voorgestelde som van uitgaven aanmer kelijk te verminderen. „Intusschen bedraagt de rente der publieke schuld, welke onder die uit gaven behoort, op zich zelve reeds ruim 33} millioen, zoodat van de ge raamde 71 millioen slechts 38 millioen overblijven om al de behoeften van den Staat te bestrijden, en op die 38 millioen zal evenwel de bezuiniging moeten vallen. „Zulk een staat van zaken schijnt bijkans wanhopig; onze pligt vordert maatregelen te nemen, die genoegzaam berekend zijn voor de graviteit der omstandigheden. „Wij zullen wel de voorgestelde uitgaven overwegen, en hier en daar eenige bezuiniging uitlokken, maar die zal ons niet kunnen reddenwane het grootste gebrek is daarin gelegen, dat het staatsgebouw te hoog opgezet is geworden. In dit opzigt is vereenvoudiging noodig, om tot doelmatige bezuiniging te geraken; maar hier staan sommige bepalingen der Grondwet in den wegl „De Ministers beloven wel zich gedurende de eerste twee jaren onledig te zullen houden met de herziening van verschillende hoogstbelangrijke onder werpen, om daardoor de grondslagen te leggen tot verbeteringen in het in wendig bestuur; maar die herziening zal ontoereikend wezen, omdat de Ministers, even als wij, aan al de voorschriften der Grondwet gebonden zijn derhalve schijnt het noodig dat die herziening ook tot de Grondwet zelve worde uitgestrekt. Het oogenblik is daartoe gunstig, bij den aanvang van eene nieuwe Regering; de herziening, welke in het afgeloopen jaar onder den afgetreden Koning heeft plaats gehad, is, ook In sommige andere op zigtenonvolledig en ontoereikend gebleven. Niets kan de Ministers van Zijne Maj. verhinderen om eene nadere voordragt tot meer volledige wijziging der Grondwet te doen. Men wenscht de belofte daartoe te mogen erlangen, en zou in dat geval welligt kunnen besluiten om in de behoeften, des noods van twee jaren, te voorzien, vermits die tijd noodig schijnt te wezen om de wijziging daar te stellen en de gewijzigde bepalingen in te voeren." Ook andere leden hebben aangedrongen dat de uitgaven niet kunnen wor den ingewilligd, eer dat het staatkundig stelsel, tot welks ondersteuning zij gevorderd worden, ten volle bekend en zoodanig ingerigt zij, dat het op de goedkeuring der Volksvertegenwoordiging rekenen kan. Zoodanig stelsel, wordt gezegd, is echter niet denkbaar, indien de verschillende leden der Regering, of van het Ministerie, over gewigtige staatkundige beginsels geene eenstemmige denkwijze aangenomen hebben. Het gemeen overleg tusschen de Regering en de Volksvertegenwoordiging zal toch eerst dan mogelijk worden, wanneer de eenstemmige denkwijze der Regering over de gewig. tigste beginselen en aangelegenheden tot stand t.al gekomen zijn, en het daarvoor mogelijk is geworden om, ten gevolge der verkregen overtuiging, dat de voorgestelde denkwijze verdient goedgekeurd te worden, tot onder steuning van het aangenomen regeringsstelsel over te gaan. Deze leden achten het dan ook, bij het bestaand verschil van beginselen, inztgten en gevoelens over aangelegen onderwerpen van bestuur, bij de ver schillende leden van het Ministerie, onmogelijk tot eene bestendiging van de staatsuitgaven over te gaan; de gelegenheid zou zich daartoe eerst op doen, indien er een eenstemmig denkend en handelend Ministerie gevestigd zal zijn. Andere leden hebben de bestendiging der uitgaven voor twee ja ren echter verlangd, ten einde de Regering in staat te stellen, om het be stuur op eenen geregelden voet te vestigen, en tot het beramen en het in werking brengen van gewigtige verbeteringen over te gaan. Bij het onderzoek van de begrooting van het ^partement van Jnstitie zijn aanmerkingen gemaakt over de verhooging der traktementen en kwamen verscheiden leden op tegen het genot, door regterlijke ambtenaren van toe. lage boven hunne bij de wet vastgestelde bezoldiging, hetgeen zij strijdig achten met de onafhankelijkheid dier Staatsmagt. Men vroeg voorts waarom de derde Advocaat-Generaal bij den Hoogen Raad nog niet was benoemd. Het brengen van traktementen of toelagen aan de Directeurs van Policie te 's Gravenhage en te Rotterdam werd door veie leden afgekeurd. Deze ambtenaren, meende men, behooren geheel ten laste der steden waar zij gevestigd zijn te blijven. Sommige leden kwamen terog op het denkbeeld om aan de Burgemeesters ten platten lande en Commissarissen van Politie in de steden, met de func. ciën vsn openbare aanklagers bij de kantongeregten belast, schadevergoeding voor schrijfwerkzaamheden enz. te geven. Terwijl de Auditeurs-Militair in de meeste provinciën weinig werk hebben en zich dus of wel op de practijk kunnen toeleggen, of nog andere betrek- kingen bekleeden, wenscht men derzelver bezoldiging verminderd te zien en geeft men in bedenking om, bij openvallende plaatsen de Militaire-Auditeurs In eenige gewesten te vereenigen, zoo als dit reeds heeft plaats gehad met Groningen, friesland en Drenthe, Men achte het noodzakelijk de aandacht der Regering te vestigen op de vaststelling van het tarief voor de criminele justitie-kostenten einde voor te komen dat hetzelve niet op de leest van het tarief der civiele justitie-kosten geschoeid worde, hetgeen bevonden is, bovenmatig hoog gesteld zijn. Genoegzaam algemeen is bij de Regering aangedrongen op het tot stand brengen der voorgenomene verbetering van de wetgeving en regtspleging in militaire strafzaken. Men oordeelde, dat dit onderwerp te gewigtig is en te belangrijk voor de verzekering van eene goede bediening van het regt, om eenig verder uitstel te kunnen lijden, en men verneemt, dat de grondbegtn. selen, die bij de strafregtspleging en het algemeen zijn ingevoerd, ten grond, slag moeten verstrekken voor eene hervorming van de militaire strafregtsple. ging, welker onvolkomenheid niet twijfelachtig voorkomt. Nadat het Wet boek van strafvordering is daargesteld, gelijk mede het Eerste Boek van hec Strafwetboek, bestaat er geene reden meer om die herziening uit te stellen. Men acht echter eene volledige herziening noodig, daar de tegenwoordige regtsvordering allezins in strijd is met de hoogte der wetenschap van hec regt, en omdat eene gedeeltelijke geheel onvoldoende wordt geacht als nie. mand zullende bevredigen en waaruit nog meerdere tegenstrijdigheden mer de algemeene wetgeving kunnen ontstaan. Bij resolutie van Zijne Exc. den Minister van Financien is bepaald, dat, wanneer aan eenigen fabrijkant of trafijkanc, eene onvoorziene meerdere inslag van brandstoffen wordt toegestaan, dan waarvoor hem vrijdom was verleend, hij deze hoeveelheid, bij den aanvang van het jaar, op rekening waarvan die hoogere inslag strekken moet, zal behooren voorhanden te heb. ben, en dat, wanneer het blijken mogt, dat bij daarvan in het voorafgaande jaar verbruikt heeft, hij deswege den accijns van het niet vrij gestelde ge. deelte zal moeten betalen; zijnde de ontvangers tevens uitgenoodigd, om bij voorkomende gelegenheden van die bepaling aan de fabrikanten kennis te geven. Zijne Exc. de Prins Joseph deChima-j, buitengewoon Gezant en ge. volmagtigd Minister van Zijne Maj. den Koning der Belgen bij het Neder, landsche Hof, is gisteren van zijne reize buiten 's lands in deze Residentie terug gekeerd. Gisteren is alhier aangekomen en aan het Hltel de Bellevue afgestapt, mevrouw de Gravin A. de LiguimjfgetnaÜB van den heer de Liguinojf, Staatsraad in Keizerlijke Russische dienst. Men verzekert, dat de Schout-bij-Nacht J. P. Machielsen's Konings buitengewoon Adjudant, thans op non-activiteit, benoemd zou zijn tot Com. mandanr vin Hoogstdeezelfs zeemagt In Oost-Indiê en Inspectenr der marine aldaar, in plaats van den Schout-bij-Nacht E. Lucas, die tot dus verre niet die betrekking belast is. Men verneemt, dat in Dnitschland overleden is de heer J. H. J. Wrl- lenlerg, Heel- en Vroedmeester alhier, Ridder der orde van den Nederland schen Leeuw en lid van de Provinciale Geneeskundige Commissie vat; Zuid Holland. Hij had zich, ter herstelling zijner gezondheidderwaarts begeven. Z. D, Fh de Hertog Bernhard van Saksen-fVeimarLnitenint-Genetazl in Nederlandsche dienst bevond zich den 4den dezer te Kreucznach. Omtrent het te Petten gestrande Fransche stoomschip verneemt tmti, dat hetzelve is Neva, Kapitein Forcapel, van Havre daar Petersburg. liet schip is gebroken en diep in het zand geweld, doch de minschap gered, Uit Haarlem schrijft men van den loden dezer: Heden is alhier, door den Hoogeerw. heer Bisschop van Curium, in het bijzijn van eene talrijke schire geestelijken, en van commissien uit de Geue' pnteerde-Statende stedelijke Regering, de Arrondissements-Regtbank, de schutterij en het garnizoen dezer stad, de eerste steen gelegd van de nieuwe St. Jozefs-kerk, die ten dienste der Roomsch-Katholijken op het Bagijnhuf gebouwd wordt. Na den afloop dezer plegtigheid, welke werd opgeluisterd door de muztek der schutterij en van het hier in bezetting liggende regiment zware dragonders, is in het kerkgebouw der Gemeente de H. dienst door den Zeer Eerw. heer Aartspriester van Holland, Zeeland en West-Vriesland verrigt geworden. In het Algemeen Handelsblad leest men Uit Amersfoort verneemt men, dat door de zorg van heeren Kerkvoogden der Hervormde Gemeente aldaar, en door de bewerking van den Scheikun- digen heer T, J, Hondsus, Apotheker en Droogist binnen gemelde stad, hec fraafle marmer monument, vervaardigd door een der beroemdste Italiaansche beeldhouwers, ter eere van den beer Jacob van Kampen, heere van Randen broek, geborenoverleden en begraven te Amersfoort, bouwmeester van hec alom vermaarde Amsterdamsche raadhuis, thans hec Koninglijk paleis, door zijne knnstgenoocen in de Sc. Joriskerk te Amersfoort opgerigc, van de laag kalk, waarmede hetzelve sederc onheugelijke jaren, door den witkwast was bedekt geweest, gezuiverd, met de schoone groep beeldtjes ongeschonden, als een fenix, uit zijne assche is herrezen, en thans weder in deszelfs eersten luister praalt. Gemelde Jacob van Kampen is op den 13 September 1637 te Amersfoort overleden, en in de St. Joriskerk aldaar begraven. Onder hec gemelde gedenkceeken boven zijn grafkelder staat dit onderschrift in vergulde letters gebjjteld: d'Aerts bouheer, uit de stam Van Kampen, rust hieronder. Die 't Raedhuis 't Amsterdam Geboud heeft, 'c achcsce wonder. Jacob van Kampen Obiit 13 September '65 7' Den sden dezer had te Maastrichtvan wege de maatschappij van de vrienden der wetenschappen, letteren en kunsten, in tegenwoordigheid van Zijne Exc. den heer Staatsraad, Gouverneur en verder genoodigden, de uitdeeling plaats der belooningen, aan de inzenders der voortbrengselen van nijverheid en kunst, uit hec Hertogdom Limburg voor de laatst gehoudene tentoonstelling. De heer Professor Rijke opende de vergadering met de voorlezing van het verslag nopens de gehouden tentoonstelling. Uit dit .verslag bleek, dat het aantal der personen, die voorwerpen hadden ten toon gesteld, 83 had bedragen; dat 53 personen voorwerpen van nijver heid ten loon stelden, en 30 voorwerpen van kunst; dat de voorwerpen van kunsc konden verdeeld worden in werken van kunstenaars en in werken van liefhebbers; dat het aantal kunstenaars beliep 14, en wel 6 kunstschilders, benevens 2 graveurs uit hec Hertogdom; dat de werken van liefhebbers, waarvan. 13 uit Maastricht en 3 uit het Hertogdom, bestonden uit teekenin- gen, borduursels, een knipsel me papiei voorwerpen uit schulpen zamengesreid en een van bordpapier; en dat, eindelijk, onder <Sn 33 tentoon, stellers van voorwerpen van nijverheid, er 17 uit het Hertogdom en 33 uic Maastricht geteld worden. Na de lezing van dit verslag, werden aan de aanwezige industriëlen en kunstenaren, zilneren- of bronzen medailles, of loffelijke gecnigschriften uitgereikt; terwijl de plegtigheid verhoogd werd door de muzijk der stede, lijke harmonie. Na den afloop der uitdeeling werd deze plegtigheid op eene gepaste wijs door den heer Rijke gesloten. Volgens een berigt in de Augsburger Zeitung zon de oude, thans ver. drongene partij der hervormingen, aan welker hoofd de verwijderde Reschid- Pacha staat, kans hebben om wederom de bovenhand ce krijgen en alzoo rtiz-a-Pacha, het hoofd van de partij des teruggaans, verdringen; ook zon het plan der Porte om den zich thans op Candia bevindenden Tahir-Vtchx tot Groot-Vizier aan te stellen, vervallen zijn en hem berigt zijn gezon. den, zich vooreerst niet van Candia te verwijderen. Uit Alexandrië wordt het volgende gemeld: De Engeischen die de Tnrksche Regering in verlegenheid zien, vervol gen standvastig hunne oogmerken. Den schijn vermijdende alsof zij den gang dier Regering in bet minste wilden belemmeren, bereiden zij alles voor, om haar in stilte W kunnen verdringen, zoodra het gunstige oogen blik zal verschenen zijn. Tot da: einde zijn hunne over geheel Syrië ver. spreide zendelingen onvermoeid werkzaam, om aanhangers te winnen, en daarin slagen zij vrij wel. Aan den voet van den berg Carmel hebben zij eene moskée in bezit genomen om daar hun hoofdkwartier te vestigen, en hunne vlag wappert van dat gebouw; thans zijn zij bezig, aldaar eene ka zerne te bouwen. In Beyrut hebben zij nog altijd eene bezetting. Op den Libanon waait in verscheiden dorpen de Engelsche vlag naast die van den Sultan. Naar Jerusalem hebben zij eenen Ingenieur gezonden, om het op. zigt te voeren over een groot werk, betwelk zij aldaar ondernemen. Naar Naplus, St. Jean d'Acre en andere steden, zoowel aan de kust ais binnen 's lands gelegen, hebben zij officieren van de genie en artillerie gezonden, zonder een erkend doel, maar alleen, zoo ais zij zeggen, om aan het ver langen der Turksche overheden te voldoen. Hunne kruisers houden zich steeds in de nabijheid der kust op, en nemen in aantal toe. Mee één woord, zij nemen hnnne maatregelen zoo goed, en met zulk een overleg, dat heb zeer twijfelachtig is, of zij het land wel ooit weder zullen verlaten. Zin zullen hier doen wac zij elders gedaan hebbenzij komen als beschermers,! werpen zich vervolgens als meesters op, en dan kan men hen niet weder verdrijven. Intusschen zitten ook de Fransche zendelingen in Syrië niet stil, en crsch- ten eene reactie te bewerken. Ten gevolge van hnnne bemoeijeniisen heb ben een aantal dorpen der Drusen zich voor Frankrijk verklaard en de drie kleurige vaan opgestoken. De verwarring in Syrië wordt daardoor slechts nog grooter, en reeds zijn de Drnsen en Maroniten op sommige punten tegen elkander slaags geraikt. RUSLAND. Zijne Maj, de Keizer van Rusland heeft aan den dirlgerenden Senaat be last de plaatselijke Overheden te herinneren, dac zü zich in de géheeb uitgestrektheid des Rijks stipt am de wetten nopens de vrpeid vsn dl' graanhandel te houden hebben.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 2