A\ 1841. L E YDS C II E VRIJDAG, ft 6^12^ Iï| 'b-T$~-r CODRAN T. 27 AUGUSTUS. NEDERLANDEN. Ley den, 26 Augustus. Uit 's Gravenhage meldt men van den 25Sten dezer: Zijne Maj. heeft aan den veroordeelden Fervloet gratie verleend van de Sehavotstraf. Men houdt 'net er voor dat tot deze gunst het meest heeft bijgedragen de smeeltingen van de vrouw des veroordeelde. Oen 24sten zijn HH. KK. HH. de Prinsen van Oranje, Alexander en Hendrik uit deze Residentie naar Zeeland vertrokken. Men verneemt, dat Zijne Maj. onlangs den Generaal-Majoor J. 4. H. de la Sarraz, *s Konings Adjudant in buitengewone dienst, vergund heeft, het aannemen en dragen der versierselen van de orde van St. Stanislaseerste klasse, hem door Zijne Maj. den Keizer van Rusland geschonken. Nog verneemt men, dat Zijne Maj. den heer J, T. van Overmeer Fischer gepensioneerd Oost-Indisch ambtenaar, vergund heeft, het aannemen en dra. gen der versierselen der orde van St. Anna, 3de klasse, waarmede Zijne Maj. Be Keizer van Rusland hem begiftigd heeft. Alle de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal houden zich thans met het onderzoek van de ontwerpen der Staatsbegrooting voor de jaren 1842 en 1843 bezig. De Hooge Raad, Kamer van Vacantia, heeft in deszelfs zitting van gisteren, overeenkomstig de concluslën van den Procureur-Generaal, vernietigd het arrest van het Hof van Groningen in de zaak van M.J.Rienki, schrijver van eenige artikelen in den Tolk der Vrijheid, en de zaak verwezen naar het Hof van Vriesland. Deze vernietiging berust op een gebrek In den vorm (het bezigen van het bekende gesteendrukte formulier) en kwam er alzoo in dien stand der zaak geen onderzoek naar de aangevoerde middelen van cassatie te pas. Bij dit arrest en bij twee andere van den vorigendagin gelijken geest ultge. sproken is de Raad teruggekomen van deszelfs gevoelen omtrent dezelfde quaestie, in de zaan van S, J, Lout aangenomen. s Naar men verneemt, zal eerlang door het bestuur van de Hollandsche IJteren-Spoorweg-Maatschappij ook worden aanbesteed het makeri van eene brug over de Leidsche-trekvaart aan den Vogelenzang, en wel zoodanig eene, als hier te lande nog niet, doch wel in Noord-Amerikagevonden worden. Ook zou dhar, waar de wagentreinen elkander moeten passeren, een dubbel spoor gemaakt worden, om alle ongelukken te verhoeden. Uit Amsterdam meldt men van den 24sten dezer: Heden morgen is alhier in de Hoofdstad, met de spoortrein van loj- ure, van Haarlem aangekomen, H. K. H. Mevrouw de Prinses van Oranje, met gevolg, H. K. II. is dadelijk doorgereden naar het IHtel der Nederlanden, in de Doelenstraat, waar, zoo wij reeds gemeld hebben,Hare Doorluchte Moe der, Hare Maj. de Koningin van Wurtemberg, onder den naam van Gravin von Teek, met de Prinsessen, Hoogstderzelver Dochters, gelogeerd was. De Vorstinnen zijn van daar gezamentlijk naar het paleis gereden, waar dezelve door Z. E. A. den Staatsraad Burgemeester verwelkomd zijn geworden*, na aldaar het maal gebruikt te hebben, zijn Hoogstdezelven de Nieuwe Kerk en vervolgens 's Rijks Werf gaan bezigtigen. I j. K. H. de Prinses van Oranje vertrekt dezen avond om half zes ure met eenen specialen trein naar Haar lem terug. Nog meldt men uit Amsterdam van den 25sten: Heden morgen, tusschen 9 en 10 ure, heeft Hare Maj. de Koningin van Wurtemberg, vergezeld van Hoogstderzelver beide dochters, benevens den Secretaris der Legatie, den Graaf von PVdkerlin en gevolg, de oudheden be- zlgtigd, in het magazijn van den heer A, M de Hart, in de Warmoesstraat, alsook het lokaal van het genootschap Natura Artis Magistrain de Plan. taadje. Gisteren had H. M. en de Prinsessen nog het Museum van Schil, derjjen bezigtigd. Men meldt uit Utrecht van den 24Sten dezer: Het heeft Zijne Maj. behaagd, bij besluit van den 6den dezer, N°. 332, den moedigen jongeling T. van Tellingen te Zeist, welks edele zelfsopofferlng in zijne poging tot redding van moeder en kind, in ons dagblad van den 21 Mei I. I. naauwkeurig is omschreven, te benoemen tot Broeder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Uit Nijmegen meldt men van den 24sten dezer: T.aastleden Zaturdag, des namiddags ten 4 ure, brak boven deze stad en omstreken een geducht onweder los. Hetzelve kwam op uit het Zuiswesten en trok Oostwaarts in, voorafgegaan en vergezeld van zwaren wind en one- zettenden regen, overal de droevige sporen van deszelfs kracht achterlatende. Verscheiden landlieden verloren binnen weinige oogenblikken het grootste gedeelte van hunnen oogst, de hevige wind verspreidde het gemaaid liggende graan, op verren afstand door de lucht, en van de nog te veld staande ge wassen werd veel door den geweldigen plasregen, en den op verscheiden plaatsen gevallen zwaren hagel geheel verpletterd. Verder verneemt men nog vele ongelukken van onderscheiden aard. Bij Arnhem is eene koe, van den stalhouder Florissen, door den bliksem gedood; te Neerasselt een huis omvergewaaidbijna overal zijn boomen ontworteld, of van een gespleten, zoodat door dit ongeval weder veel van des landmans vooruitzigt op eenen goeden oogst, hetwelk door de overige scboone dagen der week was opge. wektis vernietigd. Uit Doesburg meldt men van den 23sten: Onder de zeldzaamheden in het maatschappelijk leven behoort voorzeker de hooge ouderdom van 106 jaren, welke de binnen deze stad woonachtige Hendrik Keuper thans heeft bereikt. Deze grijsaard, de oudste van vijf broeders, is onder de gemeente Steenderen, in den zoogenaamden Toldijk geboren uit eenvoudige landlieden. Op zijn 21ste jaar verliet hij de ouder lijke woning en voorzag als boerenarbeioer in zijne levensbehoefte, terwijl hij zich op zijn 47ste jaar in het huwelijk begaf met een boerenmeisje van zijnen stand, met name Johanna Hendriks, welke thans reeds 8£ jaren oud en nog zijne levensgezellin is. Deze echt werd door niet minder dan een tiental kinderen gezegend, waarvan er nog slechts drie in leven zijn. De bedoelde grijsaard geniet met zijne echtgenoote eene goede gezondheid, doch mist In eene hooge mate het zintuig des gehoors. Hij leeft voor het grootste gedeelte van de milddadigheid zijner natuurgenooten, terwijl de op. gewekte nieuwsgierigheid van lieden uit den omtrek hem niet onvoordeelig is. In de Provinciale Groninger Courant, leest men onder dagteekening van 23 Augustus het volgende: Bij de algemeene belangstelling in den graanoogst van dit jaar deelen wij gaarne mede, hetgeen wij daarover omtrenc onze provincie vernemen: Ten gevolge het bijzonder natte najaar van 1840 werd van de meeste wintervruchten in onze provincie zeer weinig uitgezaaidwet dc rogge op de zandgronden maakte het koolzaad daarop eene uitzonderingdoor der zeiver vroegere uitzaaien was dit met name het geval op de 2andachtigè kleigronden, waar meer dan eene gewone breedte daarmede bezaaid weru. Dit gewas leed ook minder van den winter, dan de andere wintergranen, welke, voor zoo verre dezelve nog uitgezaaid waren, te Iaat en in te vochtlgen grond waren geltomen, en waarvan alzoo zeer veel omgeploegd is. Ten gevolge van een en ander werd eene veel grootere, dan gewone, misschien bijna eene dubbele breedte lands met zomergranen bebou wd deze zoo veel later dan dc wintergranen voor de sikkel gereed zijnde, heeft de aanhoudende regen hier minder nadeel toégebragt, dan elders, voornamelijk doordien ook de oogst der wintergranen hier later plaats heeft, dan in zui. delijker kwartieren, en doordien bjj het koudere klimaat het lang gesneden staande graan bier minder broeit, en alzoo op verre na Zoo spoedig niet schiet of uitloopt, Gevolgelijk werd dan ook bijna alle rogge eerst de vorige week in vrij goeden staat geoogst, en, hoewel dezelve van het eerst gesnedene eene iets ligtere kwaliteit oplevert, dan anders het geval zoude zijn geweest, is toch een groot gedeelte goed van stuk en gewigt. Daar er niet veel stroo op het land wasrekent men het beschot iets bene. den het middelmatige. Bij de weinige uitzaai vaft tarwe, en nog weder gedeeltelijke omploeging daarvan, is van dezelve in dit gewest zoo weinig op het gewas, dat, na den aftrek onzer behoefte voor zaaigraan, er niet meer zal overblijven, dan de consumtie van eenige weken vercischt. Men zal nog deze week beginnen dezelve te snijden. De verbouw van wintergarst is even onbeduidend, als de tarwe. Zomer, en maartegarst stonden steeds veel belovend; een gedeelte daarvan is reeds gesneden. Ook aan het gewas van haver heeft de regen geen nadeel gedaan, en dit gewas laat almede weinig te wenschen over. De dikke of brouw, reeds meerendeels gesneden en zelfs op enkele plaatsen geoogst, en de voer. haver begint in de vroegste streken reeds van klenr te veranderen. De paar- deboonen kan men van de zomervruchten onder het minst belovend gewas tellen; dezelve zijn kort van stam gebleven, en hebben slecht gebloeid en gepeuld. De boekweic, die veel belovend stond, heeft van den menigvul. digen regen en sterken wind vrij wat geledenen zal misschien een derde minder opbrengen, dan men zich vroeger had voorgesceldook met het snij» den daarvan maakt men reeds een aanvang. In vele streken onzer provincie was het koolzaad-gewas bijzonder gunstig; de oogst heeft in de voornaamste streek eerst de vorige week bij schoon weder plaats gehad, en is nog niet geheel geëindigd; al het vroeg geoogste is meer of min wak binnen gekomen; intusschen zijn de berigten omtrenc het beschot zeer gunstig en niet zelden een last per bunder te bovengaande. Het zomer-koolzaad staat zeer gunstig en zal binnen kort gesneden worden. Het zoo ongunstige satzoen heefc hoogst nadeelig geweesc op de hooibouw, enbehalve de eerste snede der klaver (waar [dezelve opvoor koolzaad bestemde, landen geteeld wordt), Is- maar een zeer klein gedeelce hooi in tamelijken staat geoogst, maar het meerendeel in zoodanigen slechten staat, dat het maar zeer weinige waarde heeft, en de vrees doet ontstaan, dat hetzelve later eenen ongunstigen invloed op de gezondheid-van het vee zal uitoefenen. Wanneet wij alles te zamen trekken, dan moeten wij desniettemin dankbaar erkennendat de oogst in onze provincie zeer veel vooruit heeft boven de zuidelijke kwartieren, waar dezelve vroeger invalt, en de aanhoudende regen aan alle soorten van graangewassen groote schade heeft toegebragt. Uit Middelburg schrijft men van den ajsten dezer: Nadat reeds voor eenige dagen binnen deze stad door het oprigten van eerepoorten en het decoreren der kaaijen, pleinen en straten, voorbereidse len waren daargesteld om Zijne Maj. den Koning, bij het aangekondigde be zoek in de Provincie Zeeland, op eene waardige wijze te ontvangen, heefe deze gebeurtenis op heden plaats gehad. Dezen morgen ten 8 ure arriveerde, onder de herhaalde toejuiching eenef talrijke te zamengevloeide menigte, met het Koninglijk stoomjagc de Leeuw Koning IVitlem II, met hijhebbende adjudanten en verder gevolg, waarbij ook tegenwoordig waren Zijne Exc. de Staatsraad, Gouverneur der Provincie, Jhr. van Vredenburchde Griffier der Staten, Ridder van der Heimde Ge neraal-Majoor Kr,oil, provinciaal Commandant en deszelfs Adjudant de Ma joor Oudemar.s, welke, met bet stoomjagt Zeeland, Zijne Maj. hadden op. gewacht en begroet. Bij het aan wal komen op de Rotterdamsche kade, werd Zijne Maj. door den Burgemeester dezer stad, Jhr. Paspoort van Gri/pskerkeaan het hoofd van het stedelijk bestuur, in eene aldaar opgerigte en met groen en bloemen versierde tent, plegtig ontvangen, en, bij het aanbieden van de sleutels der stadop eene gepaste wijze aangesproken en verwelkomdwaarvoor Zijne Maj. op het minzaamst dank betuigde. Daar ter plaatse bevond zich reeds vroegtijdig de eerewacht te paardin sierlijk costuum, onder aanvoering van den heer Mr. A. M. Beciuseen gedeelte der stedelijke schutterij, met derzelver muzijk, terwijl hec overige gedeelte nevens hec militair garnizoen op den weg, langs welken de stoet naar het paleis trok, geëchelonneerd stonden. Onder het spelen der klokken en het gejuich der menigte begon de optogt naar het paleis in de volgende orde: Een detachement der eerewacht; eenige werklieden van het Sint-Jansgildemet stedelijke en oranjevlaggenwelke zich daartoe aan den Burgemeester hadden aangeboden; eene calèche waarin Zijne Maj. was gezeten, met den Gouverneur der provincie en Burgemeester dezer stad; ter zjjde van het rijtuig reden de Generaal-Majoor provinciale Commandant, benevens den Commandanc der eerewacht; eene tweede af- deeling der eerewacht, en daarna hec gevolg des Konings en de leden van het stedelijk Bestuur, in koetsen. De stoet toog door het voornaamste gedeelte der stad, overal wapperde de nationale vlag en waren de kaaijen, straten en pleinen met groen en bloemen versierd; de muzijk der schutterij, die van het 5de regiment infanterie en die der kweekelingen van den heer Sainehtini deden zich op onderscheiden plaatsen hooren. Op de kaaijen, in den Langendeifc, op het plein van het Provinciaal Ge- regtshof, trok de stoet door onderscheidene eerepoorten, welke aldaar en op andere plaatsen zijn opgerigt. Ook voor de scads-armenschool In den Lan gendeifc prijkte eene eereboog, aan welker zijden een getal van 120 der aldaar onderwezen wordende kinderen geplaatsc waren, die Zijne Biaj. met gezang begroetten. Zijne Msj. ontving uit de handen van een wees een fraai met de pen be werkt exemplaar van een liedvoor welk een en ander de Koning zjjnecf Bank betuigde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1