A\ 1841.
L E Y D S C II E
,'^318%
Ns§4r
C 0 It A N f
T U R K Y E.
WOENSDAG,
s« AUGUSTUS.
NEDERLANDEN.
Lev den, 24 Aagosius.
Heden wordt alhier volgens 's Konlngs hevel de verjaardag gevierd van
Z. M. Koning Willem FrederikGraaf van Nassau.
Uit 's Gravenhage meldt men van den 23Sten Augustus:
Zijne Maj. heeft zich Zondag ten één ure uit deze Residentie naar Rot
terdam begeven, om van daar naar Middelburg te vertrekken. Men zegt
dat ooit de Prinsen Zijne Maj. derwaarts zouden volgen.
Men verneemt, dat de heeren P. en J. Hortte», door Zijne Maj. tot
dea Nederlandschen adelstand zijn verheven.
Het bevestigt zich, dat tot Opperkamerheer van Zijne Maj. is benoemd
In plaats van den heer J. C. Graaf van Bylandtvoor eenige maanden over.
leden, de Minister van Staat, G. A. C. P. Baron van de Capelle, oud Gou
verneur van Nederlandsch Indie.
Ten gevolge van de vaststelling ten vorigen jare, van art. 6 der grond-
wet zijn, in de zitting van de Tweede Kamer, van Zaturdag ji. voorge.
steld" drie ontwerpen van wet, strekkende tot vervanging van bestaande, en
Uit art. 6 en 7 der grondwet van 1815 voortvloeijende reglementen. De
Regering merkt in de memorie, welke tot toelichting van dit ontwerp strekt,
«an dat, daar de thans nog bestaande bepalingen sedert de jaren 1824 en
1825 onveranderd in werking geweest zijn, en in zoo verre reeds den toets
der ondervinding, hebben doorgestaan, men gemeend heeft meest voorzigtig
te handelen met, in de voorgestelde ontwerpen van wet, in het algemeen ge.
nomen, die bepalingen over te nemen. Men heeft het echter tevens doel
matig geacht van deze gelegenheid gebruik te maken, om na te gaan of
eenlgerlei verduidelijking of verbetering daarin zoude kunnen worden ge
bragt. Dit heeft werkelijk plaats gehad, waardoor men meent, dat de voor
gedragen wordende bepalingen nopens deze onderwerpen in duidelijkheid en
volledigheid hebben gewonnen, terwijl almede, bij het vervaardigen van die
ontwerpen acht geslagen is op de, in het algemeen, in den jare 1838 inge
voerde wetboeken en regterüjke organisatie. Tevens is men, bij het ontwerpen
derer wetten, uitgegaan van het standpunt, dat, ter gelegenheid van de
overwegingen der dubbele Kamer van de Staten-Generaal over de daarstel.
ling van het nu bstaande 6de artikel der grondwetaan die Kamer, bij de
beantwoording harerjaanmerkingenis te kennen'gegeven, dat, met uitzonde
ring van hetgeen in de reglementen omtrent de zamenstelling der staten en
voorde stedelijke en plattelandsche besturen voorkomt, ten aanzien van de
oefening vah het stemregt in de stéden en ten platten lande, en van de be
voegdheid, om deel te nemen aan de provinciale en plaatselijke besturende
reglementen in volle kracht blijven, terwijl overigens bij die gelegenheid,
onder anderen, almede is te kennen gegeven, dat de wijze waarop ae kies-
kollegien bij de verkiezing der stedelijke regerings-leden en de stedelijke
regeringen, bij het verkiezen van leden voor de Provinciale Staten zullen te
werk gaan, als behoorende tot de verorderingen voor de zamenstelling der
Stedelijke regeringen en der Provinciale Staten, niet kan behandeld worden
in die wetten, welke bij het gewijzigde art. 6 der grondwet zijn bedoeld,
en ten deze alleen de uitoefening van het stemregt ten onderwerp hebben.
Dien overeenkomstig is, bij het vervaardigen der onderhavige ontwerpen van
wet, uitgegaan van het beginsel, dat het, in art. 6 der grondwet voor
komende woord stemregt moet geacht worden alleen het regt van stemmen
en niet dat van kiezen te bedoelen, en is dan ook bij die ontwerpen van
de kiezers alleen din eenig gewag gemaakt, wanneer zulks voor het benoor-
lijk verband der voorgedragen wordende bepalingen noodzakelijk was te
achten.
In ontwerp A komen bepalingen voor nopens de bevoegdheid om deel te
nemen aan de Provinciale Staten, vervolgens wordt geregeld al wat het
stemregt betreft, om, ten slotte, tot de benoeming van die Provinciale Sta
ten te geraken, en eindelijk al wat betreft de bevoegdheid, om deel te ne
men aan het, door de Provinciale Staten, naar aanleiding van art. 151 der
grondwet te benoemen kollegie van Gedeputeerde Staten.
Het ontwerp van wet B bevat in zich bepalingen, ten aanzien van het
itemtegt, en van de bevoegdheid om deel te nemen aan de stedelijke be
sturen.
Nopens het ontwerp wordt opgemerkt, dat men het noodig heeft geacht,
in art. 07 voor te dragen het thans bestaande beginsel, dat de Koning in de
gevallen waarin buitengewone omstandigheden zulks noodzakelijk mogten
maken, de bevoegdheid heeft, om,ook buiten den Raad, de benoeming van
den Burgemeester te kunnen doen, enz., en zulks vermits de ondervinding
heeft geleerd, dat er zich soms gevallen opdoen, dat niet alleen In min be
langrijke steden, men tot dit middel toevlugt moest nemen, om op eene
behoorlijke wjjze in de vervulling der betrekking van Burgemeester te kun
nen voorzien, vermits uit de Raadslieden, het zij uit hoofde van onvereen.
bare betrekkingen met het Burgemeesterschap, welke die lieden bekleeden
hetzij om andere reden, geene goede keuze konde worden gedaan, maar
zelfs, dat In eene zeer belangrijke stad van het Rijk, dit middel soms zou
kunnen moeten worden aangewend, vermits de Raadslieden, ofschoon alle
geschiktheid in zich vereenigende, geene gezindheid zoude kunnen hebben,
om de Burgemeesters-betrekking op zich te nemen, en zich daardoor in
gevaar te stellen, om zich van de in andere opzigten op hen rustende ver-
pligtingen niet geheel te kunnen kwijten. Het is waar, dat sedert de invoe-
ring van dat beginsel, in den jare 1824, hetzelve niet dan zeer zeldzaam
heeft behoeven te worden toegepast, maar het is genoeg, dat de ondervin
ding de volstrekte noodzakelijkheid van hetzelve voor eenige gevallen heeft
bewezen om hetzelve ook bij de bedoelde wet voor te dragen, want bij
•ntitentenis van hetzelve, zou er geen wettig middel zijn, om bij eene der
foodanige, als de hierboven bedoelde omstandigheden, tot de aanstelling van
eenen behoorlijken Burgemeester te geraken. Om echter in dusdanig geval,
zoo veel mogelijk aan alle bedenkingen te gemoet te komen, is bij het ont
werp, in-art. 27, eene tot hiertoe niet bestaan hebbende bepaling gebragt
datzoo lang een, buiten de Raadslieden benoemde Burgemeester niet tot
Raadslid zal zijn verkozen, hij: i°. niet medestemt bij benoeming van Pro-
liociale Staatsleden door den stedelijken Raad; en 20. geene vermindering
btengi in het bij het stedelijk reglement bepaalde getal Raadslieden, dat is,
'0 het getal der personen, die, volgens art. 130 der Grondwet, de leden
der Provinciale Staten voor den stedelijken stand moeten kiezen.
Ontwerp C betreft de bevoegdheid om deel te nemen aan de besturen ten
platten lande. Daarin zijn al die punten gebragt, welke noodig zijn geoorr
deeld: om r°. aan sommige gemeenten, welke tot hiertoe, ofschoon in hei
algemeen naar de bepalingen van het reglement op het bestuur ten platteti
lande bestuurd wordende, echter geenerlei bijzondere verordeningen,nopen3
de bevoegdheid, om aan het bestuur deel te nemen, hebben bezeten, ook
voor het vervolg het -genot dier bijzondere verordeningen te verzekeren; en
2°. voor sommige andere gemeenten, aan welke (ofschoon dezelve roede, in.
het algemeen geacht worden in het platte land te behoorèn) tot dusverre de
benoeming van stad was toegekend, niettegenstaande "zij geene leden' ded
Provinciale Staten voor den stedelijken stand helpen bénoeüien, maar deel
itoaken van een der districten ter verkiezing van leden der Provinciale Staten
Vbor deii landelijken stand; ook voor het vervolg die benaming en.de daar
mede hier étl daar in verband staande bijzondere bepalingen; nopens de
bevoegdhoid om aan het bestuur deel te nemenin stand te houden.
4- tJié'Zwolle deelt men van den eisten dezer uit de Provincie Over
ijssel Vrij gunstige berigten over den oogst mede.
Een bijzondere brief uit Smyrna van 30 Julij deelc nog het volgende mede
over den aldaar den eSsten plaats gehad hebbenden brand:
Ruim een derde gedeelte van Smyrna is verbrand, meer dan 4000 huizen
zijn in de asch gelegd, en meer dan 33,000 menschen zonder woning. Gis
teren nacht, tegen 3 ure, terwijl ik in een* diepen Slaap gedompeld lag,
hoorde ik geweldig aan mijn raam kloppen, en een mijner huisgenootert
kwam mij berigten, dat er een geweldige brand woedde. In één oogenblik
was ik aangekleed, en, op het terras komende, zag ik de gansche horizonc
in een vuurrooden gloed. Wij klommen dadelijk op de kiosk, van waar men
hét gezigt heeft over de gansche stad. Het schoonsce schouwspel wat men
zich verbeelden kan, vercoonde zich hier aan ons oog. Eenige honderde
huizen waren reeds in volle vlam, en de geweldige westenwind, die meer
en meer zich verhief, verspreidde het vuur zoo schielijk dat men elke mi.
nnut een ander nuis zag vlam vatten. De brand oarste weldra uit met gelijke
woede, op verschillende punten en groote afstanden, altijd in de rigting van
den wind, want de groote gloeijende spijkers der balken, en andere mate.
rialen, die zich als vuurpijlen, te midden der vlammen en gloeijenden rooit
vertoonden, bragten telkens nieuwe ongelukken te weeg. Men-kan zich
geen denkbeeld maken van het majestueuse van dit gezigt. Die menigte
huizen, moskeen, kerken, 'synagogen, de hooge cypressen der kerkhoven
in ligte laatje vlam, het geruisch van den wind, het knappen en kraken der
brandstoffen, het instorten van gebouwen, dit alles te zamen ijsselijk, maar
ongelooflijk schoon om te zien. Hetgeen tot het trocsche van dit gezigt nog
bijbragt, was, dat de stad amphiteaters-gewijze gebouwd'is, en men dus van
het lagere gedeelte alles in één opslag van hec oog kon aanschouwen. Deze
omstandigheid echter was noodlottig, want de wind woedde juist tegen den
berg aan, zoodat de al hooger en hooger gelegen huizen onmogelijk te redden
waren. Ook was er aan hlnsschen niet te denken. Buiten de menigte inwo
ners der stad, waren nog 400 mariniers van een Oostenrijssch corvet te hulp
geschoten. Alle stads- en scheepspompen waren in werking, maar wat hiel
pen die straaltjes water in zulk eene ontzagchelijke vuur-zee Ook eindigde
men spoedig met pompen. Men begon van alle kanten hnizen af te breuen
om den brand te stuiten. IJdele poging; de afgebroken huizen brandden zóo
goed als de anderen. De wind verspreidde het vuur al verder, en 's min ings
om 12 nre, toen de brand namelijk ij uren geduurd had, zag men rtie s dan'
vlam, rook en vuur. De zou werd als verduiscerd, en verhinderd haar licht
en wannte van zich te geven. Toen gingen wij gezamenlijk uitom dit
ontzaggelijk cooneel van nabij te aanschouwen. Duizenden JodenArmeniërs'
en Turken droegen, met hunne vrouwen en kinderen, hunne goederen boven
op den berg nabjj het kasteel. Daar zag men hen zitten met hunne bédden,'
koffers en huisraad. Sommigen, die bijna alles verloren hadden, weenden
van wanhoop. Anderen, vooral de Turken, ofschoon hun niets was over
gebleven, waren gelaten en bedaard, eenige zelfs hun tabak rookende, en
van tijd tot tijd uitroepende: AllahI AllahI Het meerendeel gaf te kennen,
dat zulks het noodlot was, en dat zij zich moesten onderwerpen. Het was
ijsselijk te zien, hoe zieke grijsaards door hunne zonen werden gedragen;
om hun het gevaar te doen ontwijken, hoe andere kranken of gebrekkigen
op handen en voeten, langs de straten kropen, om aan de vlammen te ont.
snappen. Van alle kanten ontmoetce men menschen, ezels en paarden, be
laden met meubelen en koopwaren. Het grootste gedeelte der manufacturen
is gered maar alle de bazars, op een zeer klein gedeelte na ,de gansche wijlt
der Jodenen het voornaamste deel der Armenische buurt, zijn totaal verbrand.
Het is waarschijnlijk, dat de brand 's nachts ten één ure, ineen Turksch
of Grieksch koffijhuis is aangekomen, en heeft tot heden morgen ten één ure,
dus juist 24 uren geduurd. Men zegt dat er slechts weinig menschen zijn
omgekomen, maar velen zijn in de grootste armoede gestort. Reeds zijn et
voor die ongelukkigen inteekeningslijsten geopend; gisteren en heden zijn er
150,000 piasters ingezameld; men heeft brood en rijst uitgedeeld, maar die
hulp is niet toereikend. Men heeft naar Londen aan Rothschild en andere
rijke Joden geschreven, om hunne geloofsgenooten te hnlp te komen. Voor
het oogenblik zijn allen, die hunne woning hebben verloren, in de kazernea,
hospitalenlazareths en in vele particuliere woningen opgenomen. Daar de
post juist heden vertrekt, kan ik niet nalaten u deze ramp in alle hare om
standigheden te vermelden. Ook is het zeker, dat met een oostenwind de
gansche Frankenbuurt zou zijn verloren geweest.
ITALIË.
Uit Rome meldt men, dat in de laatste dagen van Jnljj, na lang wachten,
bij den Paus het antwoord was aangekomen van den nog altijd van zijnen
post verwijderden Aartsbisschop van Keulen, den heer von Droste, op hec
eigenhandig aan hem door den 1'aus gengte schrijven, ten einde hem te
bewegen,de door de Prnissische Regering gedane voorslagen aan te nemen.
De Aartsbisschop heeft in zijn antwoord gezegd, die voorslagen van Pruissen
stellig afgewezen te hebben en bij zijn gevoelen te blijven. Alhoewel zulk
een antwoord op den Paus eenen onaangenamen indruk had gemaakt, had
hij evenwel besloten, nogmaals aan den Aartsbisschop te schrijven, en liern
te bewegen, om door het aannemen dier voorstellen den eenigeu hinderpaal,
welke zich nog verhief tegen de volkomen beslechting van de kerkelijke"
geschillen in Pruissente verwijderen.