A\ LEYDSCHË i.&r I COMAN NEDERLANDEN. -M M. MAANDAG, ^v-'- .v# 23 AUGUSTUS. LkVbENj 21 Augustus. Reden la «lliter de vtjfde verjaardag van Z. K. H. Prins Willem Fredcrik Nitoiaas Albert, Zoon van Z. K. H. Prins en Prinses Frederik der Nederlan den, op de gebruikelijke wijze gevierd geworden. Heden heelt Hare Mij. de Koningin van Wurtetnberg, vergezeld van H. K. H. de Primes van Oranje, Hoogstderzelver Dochters en verder ge volg, alsmede Zijne Esc. den Gouverneur dezer provincie, onze stad met een bezoek vereerd en er dn Musea's Van Natuurlijke Historie en Oudheden, den Akademischen Tuin en het Japansch Kabinet van deó heer Siebold be. Slgtigd. Hare Maj. Is van hier naar Amsterdam vertrokken. Uil '1 Gravenhage meldt men van den listen Augustus: Morgen avond zal Zijne Maj. de Koning zich naar Rotterdam begeven, om van daar met het Koninglijk stoorajagt naar Middelburg te vertrekken en aldaar Maandag vroegtijdig aan te komen. De Staati-Couranl van 'den ionen bevat het volgende Koninglijk besluit van den 28 Julij 1841, houdende, bij wijzigingen van het Koninglijk besluit van den 31 December 1834 (Staatsblad N°. 45), nadere bepalingen omtrent het nieuwe vaatwerk voor den handel in melk, aldus luidende: Wij WILLEM enz. Op het adres van onderscheidene bouwlieden in dë gemeente Kcthel, in Zuid-Holland, gezien ent. Hebben goedgevonden en verstaan, met wijzl. ging in zoo verre van art. t vin het Koninglijk besluit van 31 December 1834 [Staatsblad N", 45), te bepalen, dat het nieuwe vaatwerk voor den handel in melk, boven den luhoud van 50 Nederlandsche kannen, ook in Inbond zal mogen opklimmen met vijftallen van Nederlandsche kannen, éven als zulka reeds bij Koninglijk besluit van 1 December 1836 Staatsblad N3. 57), tén «auzien van het vaatwerk ten dienste der bierbrouwerijen en azijn, fabrjjken ia toegestaan geworden, en zulks insgelijks volgens de beide stel. seis van afmetingen bij laatstgemeld besluit vastgesteld; zullende het ijkloon dezer melkvaten worden bepaald cp 5 centen voor elk vat boven de 50 Ne. derlandsche kannen, en op 7^ centen voor elk vat boven de 1000 Neder- ltndsche kannen. Die van den nsten bevat nog een Koninglijk besluit van 31 Julij II., houdende bepalingen omtrent het vragen van vergunning tot lice aanleggen van stoomboot-diensren. Zijne Maj. heeft eene aanschrijving aan den Directeur van het Kabinet doen Uitgaan, .waaibij bepaald wordt dat de verjaardag van 's Konings hoogst geëerbiedigden Vader voortaan zal gevierd worden op dezelfde wjjze als luiks gewoon is te geschieden met de Prinsen van den bloede. Zijne Maj. heeft als Consul van Groot-Britannië te Amsterdam en onderhoorigheden erkend den heer J. Atmerley. bohderdag middag heeft de aangekondigde inspectie der troepen van de bezetting dezer Residentie plaats gehad. Ten half een ure kwam Zijne Maj. de Koning, vergezeld van de drie Prinsen en eenen luisterrijken staf, in de Malibaan, waarop de infanterie en cavalerie eerst eenige manoeuvres verrigt. (en, en daarna voorbij Zijne Maj. defileerden. De schoone houding en de geoefendheid der troepen trokken de aandacht van de ontelbare menjgte, welke te zanten gevloeid wasoin_dit belangrijk schouwspel, hetwelk door het neerlijWo weuci- ov6un.tigd wcru .1,.,. Dienzelfden morgen hebben Hare Maj. de Koningin van Wurtetnberg, H. K. H. de Prinses van Oranje en de twee Prinsessen van Wurtemberg het Japansche magazijn van den heer D. Boer bezochten zich een geruimen tijd bezig gehouden met het merkwaardige van hetzelve te bezigtigen. Dienzelfden middag is er een diner van 50 couverts bij HH. KK. HH. den Prins en de Prinses van Oranje gehouden, waartoe HH. MM. de Koning en Koningin, Hare Maj. de Koningin van Wurtemberg en Hoogstderzelver Dochters, de leden van het Koninglijk geslacht en onderscheidene aanzien lijke personen genoodigd zijn. Vrijdag avond was er thé dansant bij genoemde Prins en Prinses. Men verzekert, dat de Regering heeft besloten, de zaak van het lager onderwijs bij een besluit des Konings te regelen, en dat een zoodanig besluit reeds werkelijk door het Departement van Binneniandsche Zaken is vervaar digd geworden. In de zitting der Tweede Kamer der Scaten-Generaal van heden is ontvangen eene Koninglijke boodschap, ten geleide van drie ontwerpen van wetten over de uitoefening van het stemregt. Deze voordragten zijn ver- gezeld van eene memorie van toelichting. Verzending aan de afdeelingen. Een ontwerp nopens de aflossing van 'sRijks schuld, van den heer va» der Tuut, te Haarlem, en een requaest uit Horst (Limburg,) betreffende de regterljjke indeeling, worden aan de Commissie tot de verzoekschriften ver zonden. Deze doet verslag: I. Bij monde van den heer van Hoorn van Burgk, op een adres van Mr. A.Meijer, te Amsterdam, betreffende de inrigting der loterijen; van den heer Roentgen van Flostnopens den lastervan een grondeigenaar onder Wassenaar, over de grondbelasting, en van het gemeente-Bestuur van Zaan dijk, over de personele belasting. De twee eerstgenoemde stukken znllen ter griffie nedergelegd, de twee andere ter zijde gelegd worden. II. Bi) monde van den heer de Man, op een verzoekschrift van verschei, den ijzersmeden uit Groningen, over het tarief; en op een ander van het gemeente-Bestuur van Valkenburg (Limburgbetreffende de regterlijke in- deeling. Beide ter griffie. III. Bij monde van den heer van Heioma, op een verzoekschrift van den heer Buy se, Med. Dr. te Neuzen, over het patentregt; op een ander van Dam en 73 veenlieden uit Engerwerden, Haskerland enz., over den torf. acaijnien op een stuk van Peyma en 13 andere ingezetenen en landeige. naren uit Vriesland, nopens het belastingstelsel van Nederland in het alge. meen. Ter griffie; het verslag over het laatste stuk zal tevens worden gedrukt. Hierna wordt de vergadering, tot nadere bijeenroepinggescheiden. (Heden zijn de afdeelingen vergaderd geweest. Allereerst zijn onderzocht de voordragten nopens de Maatschappij van Weldadigheid, en nopens de icgterlijke indeeling van Limborg.) Aan de Tweede Kamer is een nieuw opstel van het ontwerp van wet houdende eene instructie voor de Aigemeene Rekenkamer, aangeboden. Ge lijk men weet, was in sommige afdeelingen de meening ontwikkeld, dat de ontvangsten en uitgaven jaarlijks ten definitieve door de wet eene zooge» noemde rekenwet zouden moeten worden geregeld of vastgesteld. Thans verneemt Wen, dat de Regering van oordeel Is, dat zoodanige rekehwé; nóch In de letter, noch in den geest der Grondwet ligt. Art. 126 bepaalt, dat dé Koning verslag zal doen geven van het gebruik der geldmiddelen. Ais hij dragen van dat verslag wordt de aigemeene rekening aan de Siaten-Geiieraal medegedeeld, nadat dezelve doof de Aigemeene Rekenkamer is afgesloten, dat is vastgesteld; en nergéna wordt vah eene andere sanctie, régeling of vaststelling door de Staten-Geaerial gesproken. Het ontvangen van deze medeeling li toch geheel Iets anders, dan het werkdadig dartrstellen vah dé zaak zelve. Evenmin ais ih de letter, is dé bedoelde rekenwet, naar hei oordeel der Regering, ln den géeat der Grondwet gelegeh. Het denkbeeld is van de staatshuishouding van een naburig Rijk ontleend, waar eene andere staatsregeling bestaat en waarbij de bevoegdheden def Wetgevende Kamera andera zijn omschreven, en dien overeenkomstig aan het kollégie, dat raci de Algeriieene Rekenkamer van dit Rijk overeenstemt, andere vefpligtingen zijn opgelegd, een-andere werkkring is afgebakend. „De Regeringworde er in de antwoorden, harerzijds gegeven op de gemaazte bedenkingen tegeil het ontwerp van wee nopens de Rekenkamer, gezegd, „aarzelt geenszins dtUr,, waar omtrent eenige bepaling der Grondwet twijfel bestaat, dezelve' in eenen milden zin Uit te leggen en toe te passen, doch het zoude een op zettelijk vergrijp tegen en inbreuk op de Grondwet zijn, aan gehéél ondub belzinnige bepalingen eene tegenovergestelde beteekedis te geven, ook zelfs danj wanneer men al moge meenen, dat zoodanige bepaling voor verbejering vatbaar was." Dé Regering heeft aan het verlangen vin de Kamer voldaan door te bepa len, dat een vaste Voorzitter aan hér hoofd der Aigemeene Rekenkamér zal staan. Zij vermeent echter, dat de aanstelling van den Secretaris aan derf Koning moet verblijven. De Regering kan niet toestemmen, dat de Rekenkamer in den eigenlijken zin een uiivioeisel zou zijn van de Volksvertegenwoordiging; integendeel' beschouwt men de Aigemeene Rekenkamer als een geheel onafhankelijk lig - chaam. Men acht het bedenkelijk, om eenig ander beginsel, zonder aan leiding in de Grondwet, bij deze bijzondere wetsbepaling tot grondslag aart te nemen. De Regering merkt aan, dat, daar het gedeelte der koloniale remises jaar lijks iiet uiiderwcrp wordt van eene regeling bij de wet, hetgeen betoog behoeft, dat hetzelve in den volsten zin behoort tot den kring der bemoei- jingen van de Algemeene Rekenkamer, en arr. 21 van hare ontworpene in- stiuctie veizekert haar de regelmatige kennis van uetgene deswege in *sR|jka schatkist wordt overgebragt. Vervolg en slot van de aanspraak, waarmede Zijne Exc. de Minister van Financiën in de zitting van Dingsdag de voordrage der begrootingswet* ten, weike wij in onze vorige begonnen hebben mede te deelen, gedaan heeft: IX. Hoofdstuk. Financier.. A. Nationale Schuld. Bij de beraadslaging over de begrooting van het toopende jaar werd niet ten onregte aangemerkt, dat daarbij niet voorzien was in de rentebetaling voor de schuldvermeerde ring, waartoe, tot dekking van den achterstand, b|j ue wetten vau 27 De* cember 1840, de noodige magtiging op de Regering is verstrekt gewordi-n. Reeds te dier gelegenheid, merkte ik aan, dat dat rentebedrag niet gébragt - werd, omdat het alstpen nog onzeker was op weik tijdstip, en tot welk Kapitaal, van oe - -"-s -- ----- maakt; ik zeide znlksgeleid door de zuchtom de uitgifte dier nieuwo scijuld zoo lang doenlijk te verschuiven, ten einde een blijK te geven van daadwerkelijke pogingen, om, door besparing dier rente, de schatkist, zoo min mogelijk, met uitgaven te bezwaren, en ook, ten einde de bedoelde uitgifte tot den hoogst mogelijken koers, en gevolgelijk zonder verlies op bet kapitaal, te doen plaats hebben. Het strekt mij daarom tot eene aangename voldoening, U Edel Mogend-n alsiiu te kunnen aankondigen, dat, behoudens eene geringe uitgifte van Schat kist-Biljetten, volgens de wet van 27 December 1840 (Staatsblad N°. 79 gedurende het geheele jaar in de behoeften der schatkist kan worden voor zien, zonder dat de daarstelllng van 5 pCts Werkelijke Schuld noodig zai zijn en dat, wanneer ue toegewezene middelen rot dekking der loopende begroo ting geregeld blijven inkomen, tot de bedoelde daarsteiling ook over het aan. staande jaar slechts ten deele zal behoeven te worden overgegaan. Daar zulks echter voor aisnog onzeker is, zoo is de begrooting, welke U Edel Mogemlen thans aangeboden wordt, met dat rentebedrag bezwaard. De Nationale Schuld heeft een onderwerp uitgemaakt der meest ernstige overwegingen van de Regering. Daarbij hebben twee hoofdbedoelingen voorgezeten, namenlijk, in de eerste plaats, om aan alle stellige verbindtenissen in billijkheid te voldoen, en in de tweede plaats, om de schuld tot de me.est mogelijke eenvoudigheid en klaarheid te brengenin het vooruitzlgt om den rentelast toekomstig te verligten. En wat dan, Edel Mogende Heeren! moest daartoe het allereerst in aan merking komen? Gij allen noemt met mij de Uitgestelde Schuld, die schuld, welke, als een gevolg van de ramp der vreemde overheersching, voortdu rend zoo nadeelig op hec openbaar crediec terugwerkt; die schuld, welite zooveel onzekerheid en fluctuatie over ons finantiewezen onderhoudt; die schuld, welke zoo vele offers aan de belastingschuldigen beeft gekost en nog gedurende bijkans twee eeuwen kosten zou, zonder dar daardoor iets tot ontlasting van de Scaatiulcgaven gedaan wordt; die schuld eindelijk, welke zoo vaak de kanker van den Staat genoemd werd! Uitgaande van de stelling, dat de voorwaarden, bij de wet van 14 Mei 1814 gemaakt, eene strikte verpligting voor de Regering jegens de houders daar. stellen, te weten tot overgang Van 4,000,000 jaars; maar dat alle opvol, gende verordeningen tot meerderen overgang of inkoop zonder overgang tij delijk of herroepelijk zijn, zoo heeft de Regering het beginsel aangenomen, dat het geoorloofd, en zoowel in het belang des Rijks ais der honders is, om de optfld verschuldigde sommen onmiddeljk af te betalen onder escorapte van gelijke rente, als het effect oplevert dat in betaling wordt gegeven, te weten 2$ pCt. Werkelijke schuld tot den koers van 52 pCc. of 4ls0 pCt. rente. Tot het ten uitvoer brengen van dezen maarregel, strekt hec ontwerp van wet met de daartoe behoorende becijferingen, hetwelk ik de eer heb U Edel Mogenden met deze aan te bieden, met een memorie van toelichting, waarin de gronden en beschouwingen ter dezer zake vervat zijn, en aan welke ik de vrijheid neem mij verder re gedragen. Door dezen maatregel, die zoowel de reeds uitgelote a's de niet uitgelote kansbiljetten omvat, doch met de voorafgaande onmiddelijlte vernietiging dec belangrijke hoeveelheden Uitgestelde Schuld eu liausbiijetleo, welke het Rijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1