vrijwilligers, die cussctien 1803 en 1814 bij het Dnitsche legioen gediend
hebben.
Z. K. H. de Kroonprins van Hanover ais lid der Eerste Kamer toege.
laten zijnde, heeft in dezelve zitting genomen.
Wederom beeft in het dorp Rnbenach, niet ver van Koblentz den
óden Jtinij een hevige brand gewoed, waardoor 101 woningen en 350 andere
gebouwen eene prooi der vlammen geworden zijn. Meer dan 500 zielen
zijn van alle have en goed beroofd en verlteeren in de diepste armoede
twee menseden zijn in de vlammen omgekomen. Door gebrek aan water
kon de voortgang des vunrs niet gestuit worden.
Tusschen Denemarken en het Groot-Hertogdom Oldenburg is, den
9 April, een handels-en scheepvaarts-verklaring uitgewisseld, als het gevolg
der mildere beginselen op het stuk van handel, welke ook m dat rijk begin
nen veld te winnen. De Regering heeft tevens eenige wijzigingen gebragt
in de inkomende regtenbijzonderlijk ook in de formaliteiten, die ter verin
Catie dezer regten moesten worden in acht genomen, zoo als het zegelen
der meeste fabrijkgoederen en den openbaren verkoop derzelven, waarbij de
invoerder dezeiven, pro forma, tegen den hoogst geboden prijs weder moest
inkoopen. F R A N K R IJ K,
Parijs den 10 Junij. De wet op de recrutering, waarop een amendement
in de Kamer der Pairs was doorgegaan, hetgeen bijna ten gevolge had
gehad dat de Maarschalk Soult het Ministerie zou hebben verlaten, is bij
Koninglijke ordonnantie, in de Kamer der Pairs voorgelezen, ingetrokken,
zoodat er geene vermeerdering van krijgsmagt in Frankrijk zal gevestigd en
geene reserve daargesteld worden. Ondertusschen schijnt de Maarschal Soult
van zijne ongesteldheid wederom geheel hersteld te zijn, ten minste de Mo-
niteur van gisteren berigtte, dit at de Ministers zich aan zijn hotel verza
meld hadden, om aldaar eenen Raad te houden.
Zooals men berigt zon de nieuwe leening in Julij aanstaande worden
uitgeschreven en de uitgifte in Augustus plaats hebben hoe groot dezelve
echter zal zijn, wordt nog niet gemeld.
Men meldt uit Oran van den 25sten Mei het volgende:
Men heeft berigten van onze expeditionaire troepen tot den 22Sten. Zij
hadden tot dien tijd toe weinigen tegenstand gevonden, genoten eene goede
gezondheid, en beklaagden zich geenszins over eene al te groote warmte.
Intusschen beginnen zich reeds Arabische stroopers in de nabijheid van deze
plaats te vertoonendoch in geringen getale, zoodat de weinige Fransche
troepen, over welke men kan beschikken, zich slechts behoeven te vertoo
nen, om de eerstgenoemden de vlngt te doen nemen. Men verzekert, dat
de Generaal Bugeaud voornemens is, om Mascara, even als Medeah en Mi-
liana aan de zijde van Algiers, op den duur door een genoegzaam aantal
Fransche troepen bezet te laten. Indien men de loopende geruchten wil ge-
looven, zoude Abdel-Kader eene vrij aanzienlijke magt vereenigd hebben,
ten einde den Generaal Bugeaud, bij deszelfs terugtogt naar Mostagenem,
*00 mogelijk, den weg te betwisten.
Men verzekert btj voortduring, dat Abdel-Kader de Fransche krijgsgevan
genen, die in zijne handen zijn gevallen, met de meeste zachtzinnigheid
heeft behandeld, en gestrenge bevelen heeft gegeven, om hen voor overlast
van de zijde der mindere klassen te beveiligen. Hij heeft zich steeds beij
verd, om de officieren, welke zich onder hen bevonden, te doen begrijpen,
dat Frankrijk wel genoodzaakt zal zijn, zich op de eene of andere wijze
met hem te verslaan, vermits hij, hoe dikwerf ook verslagen, altijd middel
zal kunnen vinden, om de geledene verliezen te herstellen, en de Franschen
nimmer bij magte zullen zijn, om hem tot in zijne laatste schuilhoeken te
vervolgen.
Naar men verzekert, verlangt ook de Generaal Lamoriciirewelke almede
In Algerie gewigtige diensien heeft bewezen, en zich met aan de niet zeer
beleefde vormen van den Generaal Bugeaud kan gewennen van daar naar
Frankrijk terug te keeren.
Een bijzondere brief uit Mostaganem geschreven, deelt deze bijzon
derheden mede:
Zoowel vóór als na den optogt onzer troepen, hebben de Arabieren niet
ir.gelaten de markt van Mostaganem goed te voorzien. Er gaat geen dag
voorbijdat zij niet 2 ot 300 stuks runderen aanvoeren. Zij schijnen den
tegenwoordigen staat van zaken moede te zijn, en het stelsel van voortduren-
den oorlog, dat de Generaal Bugeaud heeft aangenomen, en voor hetwelk
hij al het noodige in gereedheid heelt gebragt, heeft hen vreesselijk ont
moedigd. Verscheidene in het binnenland wonende stammen toonen grooten
weérzin om langer de vanen van Abdel-Kader te volgen. Die aanvoerder
maakt zich over de stemming zijner landgenooten geene begoocheling; ook
heeft hij, om nog ditmaal van hunne medewerking zeker te zijn, hun be
loofd, dat hij, na dezen veldtogt, zoo het hem daarin niet gelukte de Fran-
scben te slaan, naar de woestijn zou terug trekken, om daar in vrede te
leven, aan de Arabieren de vrijheid latende om met opzigt tot Frankrijk
zoodanig te handelen, als zij zouden verkiezen.
Eene telegraphische dépêche van Mostaganem in Afrika door den Gou.
verueur-Generaal afgezonden, meldt, dat hij den 4den van zijnen togt
tegen Tekedempt te Mostagnem terug is gekeerd, na die stad ingenomen en
verwoest, en aan den vijand een gevoelig verlies aangebragt te hebben. Mas.
cara is door hem ook aangedaan en voor 50 dagen geapproviandeerd. De
Hertog van Nemours die dezen togt mede gedaan had, bevond zich welva.
rende. Den 8sten zou de Gouverneur-Generaal weder vertrekken, om tegen
bet fort Salde te ageren.
B E L G I E.
De verkiezingen voor de aftredende leden der Kamer van Vertegenwoor
digers waarvan de beide partijende Liberalen en Katholijkenzooveel ophef
hadden gemaakt, zijn zeer rustig afgeloopenen met uitzondering van een,
zijn ai de aftredende leden wederom ingekozen, zoodat op de eene plaats de
Liberalenop de andere de Katholijken meer stemmen gehad hebben. Over
bet algemeen is het ontwerp der geestelijkheid mislukt, welke zich had voor.
gesteld, om aan het tegenwoordig Ministerie, hetgeen door den Senaat aan
den Koning is opgedrongen, eene overwegende meerderheid in de Kamer der
Vertegenwoordigers te verzekeren, daar de verhouding der partijen in die
Kamer dezelfde blijft.
Uit Rijssel wordt van den 9 Junij gemeld, dat de correctionele gevan.
genen, in de voormalige abtdij van Looz opgesloten, zich niet willende
onderwerpen aan de gestrengere, onlangs in de gevangenissen ingevoerde
verordeningen, hunne gevangenis aan de vier hoeken in brand hadden gesto
ken, om alzoo hunne vrijheid te verwerven; zij zijn echter nog in tjjds door
eene genoegzame militaire magt bedwongen.
PROMOTIEN aan dl LEYDSCHE HOOGESCHOOL.
Den 8sten Junij, de Heer A. W. Boerkamp, van Grave, in de Letteren, na het
verdedigen zijner Dissertatie: de Arcc Athenarum, et ie iisquaearcemproximeadjacent.
Den ttden lunjj, de Heer L. E. Vfeckens, Jr., van Batavia; ill de Regten, na bet
verdedigen zjjner Dissertatie: de Domicilioex Jure Belgico.
MENGELINGEN.
DE HERVORMINGEN van het OTTOMANNISCHE RIJK.
'Vervolg en SletJ)
Eene groote fout begaat de Staatkunde der Porte daarin, dat zij niet be.
sluit eenige hooge graden in het leger door vreemde krijgslieden te bezec-
'e-a. Zelfs beschaafde volken hebben die op verschillende tijdstippen gedaan.
Frankrijk heeft immers deszelfs Maarschalk van Saksen, en Oostenrijk Prins
Eugenius gehad, en heeft vooral Rusland, sedert Peter den Groote tot heden,
niet tot deszelfs onberekenbaar voordeel bewezen, hoe men het genie en de
talenten des buitenlands gebruiken moet. Had bij den slag van Konia een
Europeesch Generaal, het bevel over de Turksche troepen gevoerd,zouden
zij zonder twijfel /iraA/m-Pacha geslagen hebben. Zijn leger was niet ster
ker dan het Turksche, het was door lange marschen afgemat en had vijanden
tegen over zich, die op hunnen eigen grond tot behoud hunner haardsteden
vochten. Maar Ibrahim's bataljons werden door Selvas, vroeger officier bij
de garde van Napoleon en andere Fransche officieren aangevoerd, terwijl de
Opperbevelhebber der vijanden geene andere lauweren had geplukt, dan dac
htj op eene echt Turksche wijze een oproer in Bosnië in het bloed had ge
smoord. In den iaatsten oorlog tegen Rusland bood een voornaam Fransch
officier de Porte zijne diensten aan. Men ontving hem zeer vriendelijk,maar
zijn voorstel werd van de hand gewezen. De Turksche soldaat heeft voor
treffelijke eigenschappen voor den oorlog, moed, kracht,matigheid, gehoor
zaamheid, ook heeft de geheele natie eenen oorlogziichtigen geest, maar al
deze voordeelen gaan verloren, wanneer er geen hoofd is, dat dezelve naar
eisch aanwendt. Daarom deugen de nieuw gevormde soldaten niet meer dan
de Janitsaren op zich zeiven dapper, vechten zij zonder plan of zamenhang,
tot dat zij van vermoeijenis uitgeput zijnen kunnen daarop rekenen door elk
goed gedisciplineerd corps geslagen te worden, al is het ook veel geringer
in getal.
De wijze spaarzaamheid van eenen staat bestaat niet in eenvoudige beper
king van uitgaven, maar voornamelijk in goede orde; juist die ontbreekt bij
het Turksche leger. De vreemdeling te Konstantinopel moet verwonderd
staan, wanneer hij van troepen des Visirs, des Seraskiërs, van croepen van
dezen of genen Pacha hoort spreken. Deze gewoonte om aan hooge dignl.
tarissen troepen-corpsen te bestemmen, welke zij op eigene kosten werven
en onderhouden, moet in allen geval het oppergezag van den Vorst verzwak
ken, en de zamenwerking van alle deelen der openbare magt storen, daar
deze troepen zich niet als verdedigers des Rijks en van deszelfs beheerscher,
maar van den persoon, die dezelve in dienst neemt en onderhoudt, beschou.
wen. In de hoofdstad zelve, alwaar de Sultan ook troepen heeft, kunnen
die der andere magten, niet zoo zeer naar willekeur bandelen, maar in de
provincie heeft de Pacba zijne soldaten geheel alleen, en heeft door hen
eene grenzelooze magt, welke hij bij elke hem gunstig schijnende gelegen
heid misbruikt, en tegen dac volk aanwendt, hetgeen hij schijnbaar gehou.
den is te beschermen. De ongelukkige keus der hoofd-officieren fay de land.
magt is nog veel merkbaarder bij de marine. Bijna alcoos is het bevel over
een linieschip aan eenen onkundige toevercrouwd. De Turksche schepen
kunnen tegenwoordig alleen in een gedeelce van het jaar zee bouwen, en
durven de wateren van Sicilië niec bevaren. Ook heelt sedert lang, de
Turksche vloot geenen vijand ontmoetzonder zwaar verlies te lijden.
Thans vooral zijn de strijdkrachten van Turkije van zeer weinig beteekenis;
zij heboen geene vaste, achting inboezemende houding, zijn buitenstaat zich
in overeenstemming te bewegen, en door alle hoop op overwinning verlaten.
Wanneer men dezen staat van zaken niet tracht te verbeteren, zal het zeer
moeijelijk zijn van de overige reeds ingevoerde hervormingen eenig nut te
trekken.
Bij zoo vele reeds door de Turksche Regering aangewende middelen toe
het doen van nuttige verbeteringen, baart het verwondering dat nog niets
tot aanmoediging van den lanubouw is gedaan. Het is bewezen, dat men
voor de behoefte van Konstantinopel het graan van Odessa noodig heeft,
want de rijke, heerlijke vlakten van Myzië, Macedonië en Thracië liggen
braak 1 waar voorheen prachtige steden zich verhieven, waar talrijke volken
in welvaart leefden, zijn nu woestijnen en hongerige bedelaars ot roovers!
Om de bebouwing dezer zoo schoone streken weder in vollen bloei te doen
ontstaan, behoeft dezelve niet anders, dan bescherming van de zijde der
Regering, dan vrijlating aan den landman om zijne vruchten te kunnen uit.
voeren en daarmede te kunnen handelen naar welgevallen. Men zegt dac de
veronachtzaming van dezen zoo gewigtigen tak van bestaan, door eene
vreemde magt zoufle zijn bevolen geworden, en uiderdaafl zoude men dit
vermoeden zeer waarschijnlijk moeten vinden, zoo men eene verontschuldi.
ging voor de nalatigheid der Turksche Regering zocht.
De overige van de vreemden nagevolgde inrigtingen zijn op zich zelveti
onbeduidend, maar eene groote vordering in vergelijking tot den toestand
van Turkije voor dertig jaren. De wijziging der kleederaragt had een veel
gewigtiger oogmerk, dan vele Europeërs en Turken gelooven. De Sultan
maakte daarmede zelf een begindoor de opheffing van de verscheidenheid
der dragten zoude de eerste stap tot aannadering tot Europa geschieden, en
de burgerlijke gelijkstelling der Raja's met de Mahomedanen voorbereid wor.
den. Welken invloed het verschil van dragten op de denkwijze der verschil,
lende standen tegenover elkander uitoefent, kan men in het overige Europa
aan adel, geestelijkheid en Joden in de laatste tijden zien. De Joden waren,
zoo lang zij zich door hunne kleeding van de overige burgers afzonderden,
ot door smadelijke wetten afgezonderd werden, door den gemeenen man bui
ten staat gehouden, om in het genot der burgerlijke regten te deeien, terwijl
nu, dat zij zeb gelijk anderen kleeden, de Christen-burger zich in den
dagelijkschen wanuel tot hen aansluit, zelfs in landen, alwaar zij nog door
de wet van hen verwijderd zijn.
Met de afschaffing van het vroeger kostuum heeft de vorige Sultan ook
eene vroeger niet gekende eenvoudigheid in het ceremoniëel van het Hof
ingevoerd. De soldaten-rok maakt nu, gelijk bij de meeste Europesche
Vorsten, het galla-kieed uit; de gesnedenen hebben hun aanzien reeds bijna
geheel verloren, en weldra zullen er mogelijk geene meer in het serail zijn.
De vreemde Gezanten worden niet meer met zoo vele belagchelijke ceremo.
niën behandeld, maar op de eenvoudigste wijze ten Hove voorgesteld. De
Sultan werkt met zjjne Ministers, maakt met personen en zaken kennis, om
over alles te kunnen oordeelen, en vertoont zich telkens aan zijn volk, ter.
wijl zijne voorgangers alleen Vrijdags, bij den gang naar de Moskéezigc.
baar waren.
De studie der westersche talen was door de Turken veracht; zij hielden
dit voor eene soort van afval van de reinheid van geloof; thans heeft men
dit vooroordeel geheel laten varen; de Fransche taal wordt vlijtig geleerd,
en vele beambten spreken dezelve; wanneer eenmaal de talen der Europeërs
in Turkije verspreid zullen zijn, zullen ook hunne meer verlichte denkbeel.
den diir ingang vinden. De regering moedigt de studie der vreemde talen
aan. Onder anderen worden, op haar bevel, vele wetenschappelijke werken
van het buitenland, vooral militaire en geneeskundige in het Turksche vertaald i
zij geeft op hare kosten een Fransch tijdschrift uit, en men is er op bedacht,
in Konstantinopel ook eene courant in de Grieksche taal te doen uitkomen.
Bij de werkelijk reeds gemaakte vorderingen en de veel grootere, waar.
van de kiemen reeds daar zijn, blijft thans nog de vraag: zal het tegenwoor
dige stamhuis gezamentlijk met het volk, of wel het laatste alléén daarvan
de vruchten verzamelen? Dac het Turksche Rijk in eenen toestand van ge
weldige krisis verkeert, zal een ieder toegeven; mogelijk dat het verjongd
uit deze krisis zal te voorschijn treden, mogelijk dat het met deszelfs uit.
storting eindigt. Wanneer men dit laatste vermoeden aanneemt, kan men
zeggen, dat de verbreiding van nieuwere en betere denkbeelden, een groot
voordeel voor hem is, die in het bezie van Konstantinopel zal komen. Iltj
zal den weg voor de onderwerping der Turken meer gebaand vinden; zij zul
len zich met minder hardnekkigheid aan zijn juk onttrekken, dan de Turken
der 16de, 17de en 18de eeuw zouden hebben gedaan. Men bednege zich
niet omtrent het patriöcismus des Muzelmans. De teedere banden dar va-
derlaudsuelde waren van oudsher den Turk vreemd; daarentegen kent hij het
gevoel eens volksbands. Den Vaderlandschen grond te verdedigen, in dey,