in de srad New-York, gedurende het jaar 1836, was S.ebp; sedert 1824
was het zamengevac getal der begrafenissen 81,467. Ilec tegenwoordige getal
der ter walvisch vangsc varende schepen, eigendom der particulieren en van
compagnieschappen in dezen Staacis 55; scheepsinhoud meet dan 16,000
ton, met een kapitaal van ruim 1,500,000 dollarsen eene bemanning van
I.350 koppen. In de Auburn-staatsgevangenisin December 1836, waren
652 veroordeelden, in de Sing-sing gevangenis, in September 1836, 726 ver.
oordeelden in hechtenis.
Fabrijken. De geldswaarde der mannfactuur-artikelen in den Staatwas
60,669,067 dollars. De waarde van mannfactuur-artikelen in de stad New-
York, in 1835, was 2,788,347 dollars. Er zijn in den Staat 8 glaslabrijken,
en 2 ketting-kabelfabrijken.
Het getal der Procureurs en Advocaten in den Staat, in 1837, was 2,161.
Het getal der practizerende Geneesheeren en Wondheelers in den Staat,
is 2,876.
Het getal der geestelijken in den Staat, in 1837, was 2-'92-
Het getal der troepen, officieren en gemeenen, in 1836, was 193,610.
T U R R Y E.
Een berigt uit Konsiantinope! van den 12 Mei meldt het volgende:
Eene zeer belangrijke reactie tegen eene naauwlijks ingevoerde hervor
ming is thans met goed gevolg bekroond geworden. Het was vooral aan
Reschid-Pacha in de laatste jaren gelukt, eene volstrekte afzondering van
alle geldelijk beheer van de bevoegdheid der Pacha's door te drijven en bijna
in het geheele Rijk in te voeren. Met de meeste gestrengheid werd dit
stelsel nog onlangs bij de vervulling der Pachaliks van Syrië en bij eenlge
nu laatstelijk plaats gehad hebbende benoemingen in acht genomen. Overal
waren de Defternars en Muhassil's onafhankelijk van de Gouverneurs aan.
aangesteld geworden. Thans hebben de Pacha's van Widdin en Nissa den
opstand in Bulgarije te baat genomen, om de bedoelde nieutve inrigting als
de eemge oor taak van de ontevredenheid der Christenen te doen voorkomen,
en weder te bewerken, dat de meeste Pacha's van Europeesch Turkije be.
rigten in denzelfden geest naar KonstantinODe! zouden opzenden. Gretig
grepen nu de leden van den Divan deze gelegenheid aan, om voor zich en
de andere Pacha's des Rijks de herstelling in het beheer der financien te
verwerven, hetgeen hun vólkomen gelukt is. In hunne voordragt aan den
Sultan prezen zjj het oude financiële stelsel bijzonder aan, en betoogden,
dat daaraan eigenlijk niets ontbroken had, dan eene grootere verantwoorde
lijkheid van de Stadhouders der provinciën. Hunne vertoogen vonden ingang
en aan de zoo even benoemde Pacha's van Aidin, Angora, Koniah en Brussü
Is weder even als voorheen bet beheer der financien in hunne provinciën
opgedragen.
Van de TurksChe grenzen meldt men van 21 Mei:
Brieven uit Konstantinopel melden, dat de Reis-EfFendi, Rifaat-Pacha,
in eene nota, zijne stellige hoop uitdrukt, dat de Aegyptische aangelegen
heid binnen kort tot volle tevredenheid der geallieerde Mogendheden zal be
slist worden. Een nieuwe strijd was titsschen den Graaf de Pontois en
Lord Ponsonby begonnen, welke de waarschijnlijke stelling van Reschid-
Pacha in den laatsten tijd van zijn Ministerie moet kenschetsen. Namenlijk
terwijl de Fransche Gezant zich alle mogelijke moeite geeft den genoemden
Pacha in den schoot van den Divan weder te doen opnemen, zet Lord Pon.
ienbj hem het geheele gewigt van zijnen magtigen invloed tegen.
Berigten uit Alexanarie van den 2isten Mei melden, dat men aldaar
tegen den 24Sten het bepaalde antwoord van de Porte op de voorstellen
van Mehemed-Ali te gemoet zag. Aan dezen had de Londensche handel
stand een adres van gelukwensching doen toekomen. Hij had de uitvoer
van het nieuw geoogste lijnzaad provisioneel verboden. In Alexandrie en
Cairo bleef de pest heerschen, doch in de laatstgenoemde plaats scheen die
ziekte af te nemen,
DÜITSCHLAND.
Uit Berlijn meldt men van 30 Mei, dat Zijne Maj. de (Coning eene reit
tioor de Oude-Mark tot aan de Hanoversche grenzen gedaan en vervolgens
eenige steden bezocht had. Den 29sten was Zijne Maj. over Maagdenburg
te Potsdam teruggekeerd, terwijl Zijne Maj, op zijne reis allerwege met de
levendigste blijken van gehechtheid ontvangen was,
De Pruissische Staats-Courant berigt, onder dagteekening van 2 Jnnij,
dat Zijne Maj. Koning Willem Freder ikGraaf van Nassau en H. K. H.
Prinses Albert van Prutssen, vergezeld van hare kinderen Prina Albert en
Prinses Charlotte, Berlijn hebben veriaten, om zich naar het kasteel van
Kamentz, in Siiezie, te begeven. Van de Gemalin van Zijne Maj, wordt
in dat berigt geene melding gemaakt,
De mark Parsberg is den 23sten bijna geheei door de vlammen vernield
en zijn 224 huizen afgebrand.
Men meldt uit Rome, dat de Paus den banvloek over Spanje zou
Uitspreken, wegens de laatste vervolging tegen de geestelijken.
FRANKRIJK.
Parijs den 4 Junij. Tegen de helft van deze maand worden de Hertogen
van Nemours en Aumale uit Algerie te Parijs terug verwacht.
Men meldt,dat het oponthoud, hetwelk de onderteekening van de;eind.
schikking nopens de Oostersche aangelegenhedendezer dagen te Londen
moet hebben ondervondenaan bedenkingen moet worden toegeschreven,
Welke van de Zijde van Frankrijk zijn geopperd, en waarbij moer zijn aan.
gemerkt, dat deze mogendheid zich geenszins ten aanzien van de vaart op
en naar de Zwarte-zee konde verbinden, zoo lang haar niet gebleken was,
dat de Onder-Koning van ./Egypte de hem gestelde voorwaardennaar het
verlangen der vier mogendheden gewijzigd, had aangenomen. Den 2den
had de Koning eenen Raad van Ministers gehouden, in welken men meen.
de, dat over de Oostersche quaestie gehandeld was.
In dit jaar moet in Frankrijk de sjarige volkstelling plaats hebben. In
1836 beliep de bevolking 33,540,910 zielen.
Uit Algiers berigt men van 2 Mei, dat er werkelijk eene uitwisseling,
van krijgsgevangenen vooral door bemiddeling van den Bisschop van Algiers
bad plaats gehad. Terwijl de Gouverneur eenen grooten veldtogt onder
neemt, maakt de Generaal Cuerwiller eene afwending ten oosten van de stad
Algiers naar de zijde van Bngia. Men stelde bij de troepen, die cot de
groote expeditie behoorden, veel vertrouwen op den Generaal Bugeaud,
maar betreurde het, dat het jaargetij reeds zoo ver verloopen en de hitte
too groot was.
PROMOTIEN aan BE LEYDSCHE H O O G E S C H O O L.
Den 3den Junij, de Heer G. L. H. Ei.fEr.MANvan Antwerpen, in de Regten, na
de verdediging zijner Dissertatie sistensObservations anatomico Pathologicasad Mor-
■bos Encephali et Mediillae Spinalis Pentinentes.
Den 5den dezer, de Heer J. P. Amersfoort, van Amsterdam, in de Letteren en
tevens in de Re te:'.met twee Desértatien: de Literarische handelendede Axiomatibus
de Juridische, de Cura Magistrctus circa Institutionem Publican.
MENGELINGEN.
DE HERVORMINGEN van HET OTTOMANNISCHE RIJK.
Het is voor het gemoed des menschenvriends zonder twijfel een ver-
kwikkend schouwspel, een volk te zien, dat, na eene veeljarige sluimering
in onwetendheid en bijgeloof, eindelijk tot het werkzame leven ontwaakt
om den loopbaan van vetstand en vooruitgang te bewandelen. Dit schouw,
spel biedt ons thaus een groot deel der Mahomedaaniche wereld aan, geheel
eigenaardig echter en door de gewigtigsce omstandigheden vergezeld in het
ons nabij liggend en door elke grooré beweging voor ons gewigtig Turkije,
Zijn echter de Turken van zelf uit hunnen slaap gewekt, of zijn zij alleen
door den luiden roep van Europa én deszelfs tuchtigende hand gestoord
geworden Ging de neiging to( eenen beteren stand van zaken bij het Turk.
sche volk, het gevoel van deszelfs degelijke waarde vooruit, of heeft hec
alleen door den drang der gebeurtenissen van buiten tie bittere behoefte
gevoeld, om naar wanhopige reddingsmiddelen te grijpen? Is (eindelijk
de drang naar vooruitgaande maatschappelijke inrigtingen op Europèschen
voet, de uitdrukking van den volkswil, of gaat dezelve alleen van de hoo-
gere klassen, of misschien alleen van het opperhoofd des Rijks uit? Deze
beschouwingen ziju noodig wanDeer men de vraag wil oplossen, ot den
Turken hunne pogingen tot beschaving in den toestand van onafhankelijkheid
zullen gelukken, dan wel of de verbreiding en de duur der nieuwe denk.
keelden slechts onder de heerschappij eenér Christelijke tnagt mogelijk is.
Een volk dat in de beschaving nog ver achter deszelfs naburige volken en
zijnen tijd staat, verheft zich niet in eens op het standpunt der verlichting,
zoo niet, door eenen buitengewonen ommekeer van zaken, deszelfs toestand
geheel veranderd wordt. Bij zulke veranderingenwaarin alle deelen der
maatschappij geweldadig uit elkander Worden gernkc en menig bestaan deeli
vernietigd, deels in andere vormen gewrongen wordtstelt de opgewekte
menschelijke geest met alle kracht pogingen in het werk, ons nieuwe ge
meenschappen daar te steilen, nienwe voordeelen te verkrijgen en zich met
de veranderde gedaante van zaken, zoo veel mogelijk in overeenstemming te
brengen. Het Turksche volk heeft het gebiedende gevoel voor verbeteringen
niet in zich. De hoogere klassen bevinden zich met hunne gewonnen magc
te weldan dat zij deze zouden prijs geven om met de minderen gehieene
zaak te maken. Deze lagere klassen zijn tot nu toe te ver van h.v.gere
werkzaamheid en inzigten gehouden geworden; de middelbare» denke.—a
klassen zijn te gering in getal, en zoo kon dan alleen het opperhoofd der
Turken de gedachte der verstandelijke hervorming opvatten, wilde dezelve
niet van buiten indringen.
Toen Peter de Groote den grondsteen tot zijne groote hervormingen legde,
waren de volken van Rusland nog ver verwijderd, het begrip van Europesche
beschaving naar waarde te kunnen bevatten. Deze buitengewone man zag,
dat overal de magt in de ontwikkelde beschaving hare wortelen had; hj
zag, dat staten, welke niet zoo groot waren als de kleinste zijner provin
ciën, een overwigt bezaten, dat hij, met al zijne ruwe massa's, niet instaat
was te verbreken. Deze waarneming deelde hjj zijne volken mede, door
dezelve allengskens aan de weldaden der beschaving te gewennen, waarvoor
zij tot nu toe, uit bijgeloof en domheid, terugdeinsden. Turkije bevindt
zich echter in eene geheel andere stelling als het toenmalige Moskovische
Rijk. Peter de Groote en zijne onmiddelijke voorgangers waren niet van
buiten at op hunnen troon bedreigd geworden; Turkije daarentegen haakt
naar nieuwigheden in eenen tijd, waarop de overwinning hare vanen veria,
ten heeft. Van deszelfs duistere begrippen, bélagchelijken hoogmoed en
oude overleveringen teruggekomen, zoekt het nieuwe kracht in gebruiken
en vormen, welke het vroeger baatte en verachtte. Mustapha III was de
eerste iurksche heerscher, die getracht heeft de krijgswetenschappen der
Christelijke staten in znn Rijk te doen aannemen. Na verscheidene onge
lukkige oorlogen tegen Rusland, legde hij den grond tot eene artillerie-school
en, onder Abdul Hamiddacht men ernstig aan het doen herleven der ma.
rine. Selim vervolgde met ijver de begonnen hervormingen zijns voor.
gangeis, maar juist deze ijver dreef hem te hevig regen de vooroo deelen
der domme menigte, en hij viel als offer zijner pogingen. Men leest mee
verwondering in de gedenkschriften des Barons van Fotthoe moeijelijk hec
werd, de geringste hervormingen bij de Turken in te voeren. Mee volk is
uit onwetendheid, hoogmoed, godsdienstijver en voornamelijk uit aangebo.
ren traagheid, vjjand van elke nieuwigheid; de geestelijkheid vreesde de
vernietiging van haar aanzien dat tot nogtoe juist door de eigenschappen des
volks stand had gehouden; de grooten sidderden voor hnnn. L—
»Ucii uiaikuM gemcciie zaak om zich tegen ae opgedrongen verbeteringen
te verzetten. Gewoonlijk waren dan de gunstelingen der hervormende Sul
tans de siagcoffers hunner goede inzigcen.
Tot op de regv ing des tegenwoordigen Sultans, was zelfa de Grieksche
bevolking des Osmaunischen Rijks tegen alle denkbeeld van hervorming.
Mahmoud II voelde bij zijne troonsbestijging, dat, alleen in het groot-
heerlijk geslacht de noodzakelijkheid van kraChcige verandering gevoeld werd,
dat echter de massa van het volk, uit onwetendheid, geene veranderingen
wenschte, en uit eigen en door de geestelijkheid vermeerderd b goo.f,
zich met alle hardnekkigheid daartegen verzette. Mahmoud onder In.k e e-
durende twaalf jaren zijne wenschen, tot dat het gunstige tijdstip tot derze-i.
ver verwezenlijking verscheen, en h® de grerfzeti, welke zijne voorgangers
aan hunne hervormingsplannen hadden gesteld, mêc goed gevolg verreweg
oversell rijdde.
Onderzoeken wij nu uit welke grondstellingen de hervormingen in Kon.
atantinopel voortkwamen De Turksche Keizers, die er het eerst aan dach
ten, zuchten zoo veel mogelijk de kennis tfer krijgskunde van andere Euro.
pesche volken in hun Rijk over te planten, en wel in overeenstemming met
den geest aller Turksche instellingen, strekkende om hen tot een veroverend
volk te maken. Nergens wordt in deze instellingen van den bloei der nij
verheid van verbetering des landhouws gewaagd, nergens van verhevene
detiRbeelden omtrent het onderwijs, de staatshuishoudkunde, de wetgeving;
nergens van ontwikkeling der werkzaamheid des geestesin verhouding toe
den voortgaanden tijd en deszelfs steeds veranderlijke behoeften.
Toen nu eene lange reeks van groote gebeurtenissen den krijgsgeest der
Turken bedwong, en de dagen huns wapenroems uit het leven in de gejciiie.
denis overgingen, was hun pal zcilstaan bij het oude des te zigthaarder,
vooral daar zich rondom hen de zegeningen der bescharing in vollen luister
en jeugdige kracht vertoonden.
Deze toestand, welke de trapsgewijze verzwakking van dit eenmaal zoo
magtig Rijk ten gevolge had, moest natuurlijk de aandacht der Turksche
heerschers tot zich trekken. Déze verzwakking meenden zij door hervorming
van het militairwezen te verhelpen. Èij geloofden in deze hervorming nieuwe
bronnen van kracht te zien, om de hen dreigende vijanden te weerstaan.
Deze zwakke pogingen voerden weldra tot andere, waarvan meerdere vrijheid
van godsdienst en meerdere gelijkheid voor de wet de eerste gelukkige ge.
volgen warsn. Selim III was hierin Mahmoud II voorgegean, daar men onder
zijne regering verordeningen aantreft, welke tot betere bescherming der
Raja's aanleiding moesten geven.
De hervormingen, welke de ondernemende geest van Mahmoud daarstelde,
hebben wel is waar nog niet die vruchten gedragen, welke men daarvan had
kunnen verwachten, doch dezelve bestaan nog te kort, om daarover met
grond te kunnen oordeelen.
Zoo als de toestand van het Turksche Rijk nu is, belooft dezelve echter
eene veel betere toekomst. Turkije heeft thans regimentenwelke mee
juistheid manoeuvreren; het heefc in de hoofdstad een zee-arsenalen schepen
door Turksche handen fraai gebouwd; het heeft kanon-gieterijen, geweer-
fabrijken, kruidmolens, ja wiskundige scholen en inrigtingen tot hec leeren
van westersche talen er bestaat eene Courant in de hoofdstad. Een der
belangrijkste takken van hervorming heefc men echter vergeten, namelijk:
de financiën. De Saltan zelf geefc door zijne nederige civiele lijst hec
schoonste voorbeeld van zuinigheid, maar die is niet voldoende. Nieuwe
belastingen kan men hec volk niet opleggen het is onwillig en ook te arm.
Men beeft dus slechts het verderfelijk middel om de ambtenaren karige be
looningen te geven en hen daardoor stilzwijgend op schadeloosstelling, door
vttaiukking cu olukoopingte verwijzen. Tegen leeningen had de vorig^