a0. leyrsche cour a WOENSDAG, ia MEL, ',~sr. V :-.Ty fc'i GEn'dQz notificatie. •Beschrijving voor het REGT op het PERSONEELvoor de jare 1841 1 1841 ?o/ 30 April Burgemeester en Wethouders der Stad Léyqen, brengen bij deze, naar aan leiding van een ontvangen besluit van Zijne Exc. den Heer Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland, van deii 15 April jl. N®. f|f» D* B« (JProyincipdlblad N®. 33) ter ken- hisse van den Ingezetenen dezer Stad Dat, ingevolge art. 30, 1 der wet op het Personeel, van den den 29 Maart 1833, 'Staatsblad N°. 4,} in verband met de wijziging van sommige bepalingen derzei ve, vast gesteld bij de nadere wet, van den 29 December 1835 Staatsblad N°. 43;) de Ontvan ger der Directe Belastingen dezer Stad,onder toezigt van den Controleur dier belastingen, aan de woningen van alle Ingezetenen, op den 7 Mei aanstaande en volgende dagendoor gemagtigdeu, zal doen bezorgen een beschrijvingbiljet, bevattende eetie beknopte opgave van de voorneamste bepalingen der wet en de door dezelve aan de belastingschuldigen opgelegde verpligtingengeschikt tot aangifte, bij wijze van antwoord op de vragen daarby voorgesteld, en wel bijzonderlijk van het bedrag der Huurwaarde, het aantal Deuren, Pensters en Haardsteden, mitsgaders van liet verlangen,om de waarde van hun Mobilair bepaald te zien op den voet des Tariefs, bij art. 28 3 vastgesteld, of wei tot het vragen van Schatting en Telling dier voorwerpen, op den voet als bij 2 en 3 van art. 28 is bepaaldvan het aantal en de klasse der in dienst of gebruik gehoudene Dienst' en Werkloden en Paardenalles voor zoö verre, wegens ieder dier voorwerpen, de belasting op den isten Mei dezes jaars was verschuldigdmet aanwijzing van alle zoo danige verdere bijzonderheden, als waarvan de kennis, volgens de beualingen dezer wet, wordt vereischt tot regeling der verschuldigde belasting. Dat, volgens 3, 4, 5, 6 en 7 een iegelijk, aan wiens woning een Biljet als voren is bezorgdgehouden zal 'zijn de daarbij voorgestelde vragen behoorlijk stellig en zonder eenige voorhehouding te beantwoorden zullende het uogtans aan de Belastingschuldigen vrijstaanzich met betrekking tot de aangifte der belastings voorwerpen naar de drie eerste grondslagen, (ramentlijk HuurwaardeDeuren en Vensters cn Haardstedender bij hen in gebruik zijnde percelen, te'gedragen naar den aanslag van het vorige dienstjaar], zonder dat zulks evenwel zal kunnen verhinderen het gelasten eener herzieningvolgens artikel 32. 'Ingeval iemand wegens meer dan een perceel in dezelfde gemeente de belastingen ver schuldigd is, zal hij wegens ieder dier percelen de ongiwen betrekkelijk de Huurwaarde Deuren en VenstersHaardsteden en Mobilair afzonderlijk doen. Bijaldien in een perceel begrepen zijn een woonhuis of woning, een zoodanig pakhuis, zolder of kelder, als bij art. 6 2 en bij art. 28 3 dezer vyct is bedoeld, 'behoort de Huurwaarde van het woonhuis of de woning en die van het pakhuis, den zolder of kelder afzonderlijk te worden opgegeven. Zij, welke, bij het bezorgen [der biljetten, of ook bij het terughalen van dezelve b mogten zijn overgeslagen, zullen zich, in geen geval, mogen beroepen op zoodanige ver- zuimmaar integendeel gehouden zijn, om de vereischte en behoorlijk ingevulde verkla ringen in te dienen ten Kantore des Ontvangers, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar zullen zijn. Een ieder is gehouden de te doene aangifte met zijne handteekening te bekrachtigen. Ingeval Iemand betuigt niet te kunnen schrijven, zal de Ontvanger of zijn gemagtigde des gevraagd de invulling in deszelfs naam, en zonder daarvoor eenige betaling te kunnen eischenverrigten met vermelding der redenen waarom èn zai de aangifte door den Ont vanger of deszelfs gemagtigde, in tegenwoordigheid van een derden persoon en met en benevens dezeworden gereckend na voorafgaande voorlezing. De Belastingschuldigen zullen de door hen in betrekking tot de belasting op het Per- soneel te doene aangiften, in het algemeen, behooren in te leveren in die gemeenten, alwaar de belasting is verschuldigd, Denztilken echter, wier belnstings*voorwerpen naar de vier eerste grondslagen', alle of gedeeltelijk gelegen zijn of zich bevinden in eene andere gemeente dan die waarin zij hun verblyf hebben, zal her vrijstaan dc aangifte voor alle dezelve mits alsdan voor elke gemeente afzonderlijk ter pl.iatse hunner woning of van hun verblijf te bewerkstelligen. Zoo wanneer Paarden der vier klasse door eén zelfden Belastingschuldige in verschil lende gemeen en worden gehoudenzal hij in elk van deze, het aldaar gehouden wordend aantal behooren aan re geven. Eindelijk worden de Ingezetenen verwittigd, dat tot Tegenschatters voor meergenoemde belasting zijn benoemd de navolgende personen, als: PAULUS FRANCHIMON 1ANSZOON, en WILLEM LEONARD ULJEE. Wordende een iegenlijk mits deze aangemaandzich ten stipste naar de bovenstaande bepalingen re gedragen, ten eindezoo veel hem betreft, de orde en naauwkeurigheid in de beschrijving van voormelde belasting en zich voor schade te wachten. En opdat niemand hieromtrent onwetenheid zoude kunnen voorwendenzal deze wor den afgekondigd en aangeplakt, nlomme waar zulks te doen gebruikelijk is; terwijl, een exemplaar dezer zal^ worden medegedeeld aan dén Ontvangers der Directe Belastingen, tot deszelfs informatie. Aldus gedaan en gepubliceerd bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 29Sten April 1841. t. G. de M e Y. Ter ordonnantie van dezelve, v. Puttkammbb. notificatie. Beschrijving voor het REGT op de P ^TENTENvoor den jare 1841 en 1842. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden brengen bii deze, naar aan leiding van een ontvangen besluit van Z. E den Heer Staatsraad Gouverneur van Zuid» Holland, van den 15. April jl. N°. D. B. Provinciaalblad N°. 34) betrekkelijk de heffing van het Patentregt over 1811 (d.it is, van den 1. Mei 1841, tot den 30. April 1842), ter kennisss van alle de Patencpligtigen binnen deze Stad: Dat, met uitzondering der bedrijven, bedoeld bij de tabel N°. 16 der Wet, van den 6. April 1823 N°. 14 houdende wijzingen en uitbreidingen van de Ordonnantie op het regt van patent, van den 21. Mei 1819 Staatsblad N°. 34), de tijd der uitgifte van de door de Patentpligtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor den jare 1841 wordt vastgesteld op den 7. Mei van dat jaar, en dat de wederiozaraeling derzelve, tegen repu. door den Ontvanger of deszelfs daartoe gequalificeerden geteekend, op den achtsten dag na de uitgifte zal geschieden. Dat de Registers der Patentpligtigen, op den 8. Junij daaraanvolgende zullen gesloten worden, en er na dien tijd volstrekt geene verklaringen meer kunnen, of zullen Worden aangenomen. Wordende ieder Patentpligtlge b\j deze ^herinnerd aan arttikel 18 der Wet op het regt van patent, van den 21 sten Mei 1819, inhoudende: „dat zij, die bij het aanbieden 'of „bezorgen der verklaringen van aangifte, ofjook bü het terughalen derzelve, mogten y, zijn voorbijgegaanzich niet mogen beroepen op een of ander begaan verzuimmaar integendeel gehouden zijn otn zorg te dragendat de bij de Wet gevorderde aangiften, „verklaringen en aanvragen, welke ter invulling aan het kantoor van den Ontvanger der „directe belastingen," (in de Donkersteeg binnen deze Stad) „verkrijgbaar zijn, door „hen in persoon of door hunnen gemagtigden behoorlijk ingevuld, op den daarbij bepaal- 3> den tijdter zeiver plaatse moeten worden ingediend." Alsmede aan art. 37 der voorschrevene Wet,'houdende: „de aan het regt van Patent 3,onderhevige personen, welke, na den afloop van den tijd, tot het doen der aangifte bepaald, bevonden zullen worden zich niet, of door valsche, onnaauwkeurige ofonvol- ledige opgave, niet behoorlijk van hunne verpligtingen ten aanzien dier aangiften te 3, hebben gekwetenzullen telken reizewanneer hun yerznim of overtreding wordt ont- 3, dekt, vervallen in eene boete van niet minder dan 25, en niet meer dan 400 guldens." Dat, met betrekking tot de schippers, schuitenvoerders enz.iu de tabel N®. 16 der Wet, van den 6. April 1823, N°. 14, voorkomende, de "eigenaren van schepen, schip pers, schuitenvoerders en alle zoodanigen, die de administratie hebben over eenige bin nenschepen, schuiten en andere vaartuigen, gehouden zullen zijn, om zich van behoorlijk patent te voorzien. Dat, tot de door hen daartoe te doene schriftelijke aangiften, zal worden gevaceerd ter Secretarie alhier, van den 1. Mei aanstaande tot en met den 15. dierzelfde maand, 's voormiddags van 10 tot 12 ure, de Zondagen uitgezonderd voorzoo verre dat beroep nier in den loop des jaars wordt aangevangenwordende dezelve tevens uitgehoódigdom de meetbrieven hunner vaartuigen mede te brengeiien alle die inltch- tingi» te- geven, -die van hun, betrekkelijk de vaartuigen, zullen worden gevorderd; terwijl er na den 15. Mei voormeldgeene verklaringen meer kunnen of zullen wordeti aangenomen, en de "gebrekigen, bij ontdekking, zullen incurreren de boete, bepaald bij het&37. artikel der Wet, van den 21. Mei 1819, hieryoren omschreven. Dat echter ge melde termijn, voor de alhier niet gedomicilieerde schippers, verlengd wordt tot den 24. derzelve maand, ten einde zij volgens 13 der Wet, van den 6. April 1823, gebruik kunnen maken, om in derzelver vaste woonplaats bij termijnen te betalen, en dat zij dus gedurende de gehcele maand, volstaan kunnen met de vertooninghetzij van hun vorig patent, hetzij van het bewijs van gedane aangifte; Dat verder alle Patentpligtigenbij tabel N®. 7 der Wetvan den 16. Junij 1832 be doeld, zijnde inlandsche en vreemde kramers, welke mét kramen, stallen, tafels enz., hunne'warén in herbergen, huizen, kamers of op publieke markten en kermissen uitstal len mitsgaders de debitanten in loterijbriefjesen alle handeldrijvende cn als Kooplieden re belasten personen, welke hunne waren ter verkoop, hetzij in 'tgroot, te water of tc lande mee zich voeren, alsmede de ondernemers van openbare.vermakelijkhedenin tabel N°. 15 genoemd, voor zoo verre alle die Patentpligtigen in de algemeene beschrijving voor 1841 zuilen moeten worden begrepen, gehouden zullen zijn zich gedurende de gchccle maand Mei, ter bekoming van hun patent, aan te melden ter Secretarie dezer Stad, •s voormiddags van 10 tot 12 ure, de Vrijdag, Zaturdag en Zondag uitgezonderd; zul iende er 11a dien tijd geene aanvragen meer worden aangenomenbehalve van de zoodanigen v die hun beroep of bedrijf na dien tijd aanvangen en alzoo in de bijzondere beschrijvingen worden begrepenwelke gehouden zijnzich dadelijk bij dien aanvang van patent re voorzien. Waarschuwende Burgemeester en Wethouders voornoemd de belanghebbenden cn wel bijzonder de schippers of schuitenvoederskramers en de debitanten van loterijbriefjes alsnicde de ondernemers van spelen en vermakelijkheden, zorg te dragen, dat zij hun be roep niet uitoefenen ten zij voorzien van hun patenten dat hetzelve niet zal worden afgegeven, dan nadat, hetzy voor het geheel of voor de verschenen termijnen, naar mate3de patentpligtigen daartoe volgens de wet gehouden zijn, gebleken zij, dat de be lasting is betaald, ten einde hetzelve, bij den eersten eisch daartoe gedaan wordende, terstond tc kunnen vertoonen. t E11 opdat niemand hieromtrent onwetendheid voorwende, zal deze worden afgekondigd en aangeplakt aio minewaar zulks te doen gebruikelijk is; terwijl een exemplaar zal wor den medegedeeld aan den Ontvanger der Directe Belastingen tot deszelfs informatie. Aldus gedaan en gepubliceerdbij HU li. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 29Stcn April 1841. J. G. de Mey, Ter ordonnantie van dezelve, v. P uttkammer. NEDER LANDEN. Leyden, ii Mei. Uil 's Gravenhage mcitjt men van den loden dezer; Zijne Maj. heeft aan Zijne Exc. den Minister van Binnenltndtche Zaken, Baron Mercus de Koekop het daartoe door hein gedaan verzoek, een eervol ontslag uit die betrekking verleend, en zulks in te gaan met den isten Junij aanstaande. De heer Schimrnelpenninck van dei' Oyelid van de Tweede Kamer der Staten-Generaalis, naar mm zegt, benoemd ter vervanging van Zijne Exc. Men verneemtdat Zijne Maj. dezer dagen vergunning verleend heeft tot het bestaan van eene Christelijke afgescheidene gemeente te Heivoetsiuis c. a., alsiriede te Siochteren en voorts te Ommen. Zijne Maj. de Koning, Groothertog heeft onlangs bij een besluit aan de administratie van de Synagoge der stad Luxemburg een subsidie van 300 veileend voor de twee jaren 1841 en 1842. Oe Hofmaarschalk des Konings, J. IV. Uuyssen van Kattendijkeheeft den Bstén oezer het volgende bekend gemaakt: Ten gevolge dér bevelen van Zijne Maj. den Koning, brengt de onderge. teekende ter kennis van alle fabrijkantenkooplieden ot winkeliers, aan welke in der tijd door Koning Willem I den titel van Hofleverancier is verleend, met vergunning het Koninglijk wapen voor hunne woningen te plaatsen, dat zij in evengenoamde betrekking bevestigd blijven zonder dat er vereischt worde zich dienaangaande op nieuw tot den regerenden Koning te wenden. Sipts eenige dagen is Zijne Exc. de Minister voor de Marine en Kolo. titèn, 5e heer baud, ongesteld. Gedurende zijne ziekte, is de Secretaris- Generaal bij dat Departement, Jhr. J. J. Quarlcs van Uford, belasc gewor. oen, tie i'unctien des Ministers waar te nemen. Den 8'ten dezer is in deze Residentie overleden de heer M. A. Beudt in leven llidder der orde van den Nederiandschen Leeuw, Referendaris bij het Departtmenc van Financiën. Heden is in déze Residentie de jaarlijksche tentoonstelling door levende meesters geopend, welke rijk aan fraaije schilderstukken is, zoowel van binnen- als buitenlandsche kunstenaars. Op dezelve zijn 464 stukken geplaatst. Onlangs 'heeft dc heer A. Kroon te Numansdorp een nieuw kerkgebouw voor de Hervormde Gemeente te Kraliogen, buiten de meubelen, aangeno. men voor 41,800. Uit Utrecht meldt men van den 9 Mei: Naar men verneemt, zijn de Provinciale Staten van Utrecht buitengewoon bijeengeroepen tegen Zacurdag aanstaande, den isden dezer, tot het teeke- nen der acte van huldiging, bij de aanvaarding van het hooge bestuur van Zijne Maj. den Koning, krachtens de bestaande voorschriften der grondwet. Uit Harderwijk schrijft men van den 8 Met: De nden dezer zal van hier te water naar Hellevoetsluis vertrekken, een detachement, sterk honderd onder-officieren en manschappenonder bevel van den isten Luitenant/'. Post, van het Oost-Indische leger van verlof terugkeerende begeleid wordende door de 2de Luitenants J. Vorstenbosch C. P. Kruider en H. J. van der tVijcken den officier van gezondheid 3de klasse J. Munnich, om zich den i6den daaraanvolgende aan boord van het schip Koning Willem II, schipper L. E. C. van den Brugfi, bestemd naar de Oost-Indië te embarkeeren. Uit Arnhem schrijf men van den 8 Mei het volgende: Men verneemt dat Koning Willem Frederik Graaf van Nassau, als persoon- lijk garant van de spoorweg-onderneming tusschen Amscerdam en Arnnem, zijne verpligting en gehoudenheid als zoodanig bevestigd, en den heer van Cennip, Inspecteur der Domeinen, tot zijnen specialen agent en gevolmag. tigde voor die aangelegenheid benoemd heeft. Dit groote en nuttige werk zal, naar men ons verzekert, met kracht worden doorgezet, zoodra de one. eigèningswet zal zijn aangenomenmet of zonder wijzigingen. Te Yzendijke zal bij de aanstaande inwijding van de aldaar nieuw ge. bouwde Roomsche kerk de Bisschop van Curium met eene eerewacht van zeventig taan worden ingehaald. Den loden dezer, waren de Effecten aan de Beurs te Amsterdam, sis' volgt: 2Ï pCt. VVetfc.Schuld 51JI 5PC1.99}!KansDilj.csi; Hand-Maatschf Ard. Coup. aoA»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1