Jc GROOT. BRITANNIË. Londen den 5 Mei. De aankondiging van het Ministerie om veranderin- gen in de koorn-wetten te brengen, hondc allen bezig, vooral om het on- verwachte van die aankondiging. Hooge woorden zijn over dat plan van het Ministerie in het huis der Lords gevallen, daar Lord Buckingham 120 petitten tegen verandering in de koorn-wetten ter tafel bragc, en hij aan den Minister Melbourne verweet, dat dezelve zich nog het vorige jaar zoo sterk tegen alle verandering uitgelaten en gezegd had, dat het eene hou dwaasheid zou zjjngeene voor den landbouw beschermende wetten te be den, daar en dat op te heffen een geschikt middel zou wezen, om de maat schappij tot In hare grondvesten te schokken. Lord Melbourne heeft zich daarmede verdedigd, dat hij te voren de nood zakelijkheid van veranderingen in de koorn-wetten bestreden had om der» zeiver ontijdigheid, maar dat hij meende, dat juist nu, wegens de achter, lijkheid van *s Lands geldmiddelen, de,tijd daar was om die wetten te ver- anderen. Het voorstel in het huls der gemeente om de doodstraf op onderschei dene misdaden te verminderen, heeft weinig bijval gevonden, en is door den voorsteller Kelly ingetrokken. F R A N K R IJ K. Parijs den 7 Mei. Zijne Maj. heeft, behalve de reeds bekend gemaakte kwijtscheldingen en verminderingen van straf, aan twee personen, die in 1840, wegens deelneming aan eenen aanslag tegen de veiligheid van den Staat, veroordeeld waren, kwijtschelding van straf geschonken. Den 5den heeft Zijne Maj. de 10 Afrikaansche jagers-bataljons gein. specteerd en aan' dezelve} een vaandel uitgereikt; ook zijn bij deze ge* legenheid door Zijne Maj. vele eerekruisen geschonken. De Kamer van Afgevairdigden zet de behandeling der begrooting van uitgaven voor 1842 spoedig voort, om een einde aan deze zitting te zien, In een van deze zittingen heefc een lid zeer uitgevaren over het toenemen der aanmatigingen van de Roomsche geestelijken, daar die eene menigte vaste bezittingen verkregen, en er gedurig nieuwe kloosters werden opgerigt. De Commissie van de Kamer van Afgevaardigden belast met het onder zoek van het handelstractaat met Nederland, heeft dezer dagen haar zeer lang rapport aan de Kamer voorgelegdaan welks slot wij het volgende lezen: De meerderheid uwer Commissie heefc gemeend, dat het verdrag van den 35 Juüj, hetwelk tot het aangeboden ontwerp van wet aanleiding gegeven heeft, de strekking had, om de banden naanwer toe te halen, die ons aan een vrij volk verbinden en eene wederkeerige vriendschap, op overeenkomst van instellingen en van staatkundige belangen gegrond, te versterken; dat het een stap op den weg der onderhandelingen was; dac het strekte om uit- wegen voor de voortbrengselen van den Franschen landbouw, ofschoon dan ook in eene te geringe evenredigheid, te openen; dac het in dit opzigc goed. keuring verdiende, en men zelfs de Regering daarmede geluk moest wen. schen. Intusschen is de Commissie te gelijk van oordeel geweest, dat de voordeelen, die het verdrag aan Nederland verschafte, aanzienlijk genoeg waren, om Nederland tot het doen van meerdere concessien aan Frankrijk te brengen, zoo als bij voorbeeld het openen van ruimere gelegenheid voor de verspreiding der natuurlijke voortbrengselen van Frankrijk in de Ooster» sche koloniën van dat Rijk, De berigten uit Algiers loopen tot 27 April, en melden, dat Abdel- Kader zich gereed maakte om bij den aanstaanden veldtogc sterken tegen stand te bieden. Hij stond thans bij Miliana, ten einde de Franschen te ver hinderen, die plaats van levensmiddelen te voorzien. Als eene krijgslist, welke door betn zal aangewend worden, hebben de Fransche legerhoofden vernomen, dat een aantal van zijn voetvolk Fransche monteringen zal dragen, die hem uit Gibraltar zijn toegezonden. Over sommige plaatsen van Limburg, aan België behoorende, is dezer dagen een hevig onweder, vergezeld van hagel, losgebarsten, waardoor de hoop op eenen goeden oogst voor een groot gedeelte is verloren gegaan. In eene buitengewone vergadering der Leydsche Afdeeling van de Maatschappij tot Nut van yt Algemeengehouden den 29Sten der vorige maand, werd door de Commissie, van wege gezegde Afdeeling benoemd tot het opnemen van den staat der Spaarbank hier ter Stede en het nazien van de Boeken en effecten tot haar behoorende, hoofdzakelijk het navolgende verslag uitgebragt. De Commissie heeft zich van den haar opgedragen last met het hoogste genoegen ge kweten. Aangenaam en gemakkelijk werd hunne taak gemaakt door de volkomenste orde, die zij met verwondering heefc opgemerkt in de zoo menigvuldige Boeken en Re gisters deze administratie betreffende. Hoeveel zich ook van de naaiiwkeurigheid van den Penningmeester liet verwachtenis de voorbeeldige regelmatigheid en de naauwgezetheld, met welke alles opgeteekend wordt, niet alleen wat noodzakelijk, maar zeifis wat slechts eenigzins belangrijk is, boven allen lof verheven. De Boeken en Staten, doorgaande gehouden of jaarlijks opgemaakt, geven een groot denkbeeld zelfs aan degenen, die zul- ker zaken het meest gewoon zijn, zoo van de moeite van het beheer, als van de zorg en vóórliefde voor deze inrigting, welke allen bezielt aan wie zij is toevertrouwd. De Commissie heeft gemeend dat het behoorlijk was, wanneer zij, op uitnoodigingder Commissarissen, uit elke soort van boeken verscheidene posten, naar willekeur uitzocht, met de aanteekeningen in de correspondeerende Boeken en Staten vergeleken. Van den goeden uitslag behoeft naauwlijks melding gemaakt te worden. Desgelijks heeft zich <<e Commissie verzekerd, dat de fondsen, bestemd en meer dan genoegzaam om de bestaande schuld der Bank te dekken, aanwezig waren. Wat nu den staat zelven betreft der Spaarbank in het jaar 1840: het was niet moeijelijk daarvoor de volgende cijfers te vinden. Er is ingelegd met inbegrip der gecapltaliseerde renten ƒ118,445.295, dat is minder dan in 1839 J 20,283. 77s. Deze inleg, zooveel minder dan in de vorige jaren van 1835 af, maar toch meer dan gelijkstaande met dien van 1834 en bijna het dubbeld van 1832; deze mindere inleg zoude voor onkundigen den schijn kunnen hebben van minder goede werking der inrigting, en het vermoeden wekken van mindere spaarzaamheid bij de arbeidende klasse van inwoners misschien wel uit mindere verdiensten ontstaan. Doch het kan spoedig blijken, dat dit verschijnsel van eenen geheel anderen aard is, en verder stoffe oplevert tot goedkeuring en hlijdschap, al mag men den ongunstigen invloed der werkeloosheid van velen niet ge heel ontkennen. En even zoo is het gelegen met de sommen, die weder zijn opgevraagd en terug be taald. Zij beloopen meer dan den inleg, waarvan bet gevolg is, dat de schuld der Bank nog bedragende 436,49Ó.8<55 verminderd is geworden in vergelijking van het jaar 1839 met 21,445.51®. De rede hiervan moet men zoeken in de wijze maatregelen van Heeren Commissarissen cn de eelukkige werking van het Nieuwe Reglement, waardoor de grootere sommen, door éénen deelnemer in de Spaarbank gelegd, langzamerhand worden opgevraagd, zon der weder te keeren. Onder de geldendie zijn ingebragtzijn indedaad veel meer eigenlijke spaarpenningen dan ooit te voren. Men overtuigt zich daarvan door op te merken, dat het getal der deelnemers geklommen is tot 3197, dus wederom 61 meerder dan het vorige jaaren wanneer men nu bedenktdat er ook van de vroegere deelnemers verscheidene zijn weggevallen, wordt het aantal der nieuwe nog grooter. Naauwelijks behoeft het gezegd te worden, dat deze meerdere deelneming, bij mindere hoofdsom der inleggeldenvoor iederen persoon eene aanmerkelijk mindere quota oplevert. Kon men in 1839 voor iederen deelnemer, door één gerekend, eene schuld der Bank stellen van omstreeks 146nu komt op elks rekening slechts ruim 136. Dat is voorzeker een voorloopig bewijs, dat de deelneming zich tot kleinere sommen bepaalt, en tot de ge- Tingere klasse afdaalt. Maar nog meer dan deze oppervlakkige berekening overtuigt daar. van de inzage van het Boekwaarin ieders inlage staat opgeteekend en dat als het Con traboek is van het schuldbewijs, dat bij in handen heeft. Met blijdschap zag de Com missie daaruit hoe geringe de penningen door niet weinigen wekelijks getrouwelijk werden ingebragtzoo wordt derhalve het minder bedrag van de ingebragte hoofdsom genoegzaam *n zelfs tot meerdere voldoening, verklaard. Mogfc derhalve de' Commissie tot het ophoiiien vib de Spaarbank tiès Vohgé jaal'S, d<! rekening mededeelende over verscheiden jaren van belemmering en zorgen, voor het eerst weder met billijke verheffing het oog doen vestigen op eene Inrigting, die van uit het midden des he yd schen Departements van de Maatschappij lot Nut van yt Algemeen ont staan, met zeldzame edelmoedigheid cri zorg boven andeien van dien aard in stand en bloei is gehouden; ook dit eerste jaarlijksche verslagdat nu weder overeenkomstig do wet, kan worden aangeboden zal de hoop van die er belang in stellen, niet te leur stel len; en ieder zal met de Commissie hartelijk wenschcn, dat eene Inrigting voorspoedig moge blijven, die reeds zoo veel goeds heeft gestichten nog zop veel zegen verspreiden kan. De aanprijzing der spaarzaamheid een ieder in zijnen kring en de bekendmaking der Spaarbank aan dè werkende klasse zij de taakdie ieder weldenkende gaarne op zich zal nemen, De Commissie heefc voorloopig de Heeren Commissarissen der Spaarbank gedechargeerd van hunne administratie over 1840 en tevens hun uit naam van het Leydsche Departement der Maatschappij tot Nut van' 't Algemeen den dank toegebragt voor de edelmoedige, belangelooze en onophoudelijke zorgen, die zij aan de Spaarbank wijden. Hunne verdien- steu zijn boven allen lof verheven*: zij vinden de belooning hunner moeiten in hun eigen hare. Eene verdere aanoeyeliug ware overbodig geweest. Voor Extract uit de handelingen der vergaderingen van het Leyd sche Departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Mi*. H. C. HUYSER. S eer et a ris. De volgende brieven zijn ons ter plaatsing toegezonden: Aan de Redactie der Leidsche Courant Bestuurders van het Zieken- en Begrafenisfonds, onder de Spreuk: Hulp in Ley- den% hier ter Stede opgerigt in den jare 1830 en nader aanzienlijk gewijzigd in den jare *837» na lecture van de Annonce in de Leydsche Courant van 5 Mei jl. betrekkelijk de oprigting van eene, zich noemende: Sociëteit van Voorzorgbinnen deze Stad, waaruit zou kunnan worden begrepen, dat er alhier geene inrigting van dien aard aanwezig is, en er alzoo behoefte voor Leydens Ingezetenen zoude zijn aan dusdanige Instelling, en niet wetende, of UEd. soms genegen zijn mogt, onze Stadgenooten ook op het Bestaan van reeds geheel gevestigde Inrigtingenvan aard en strekking gelijk aan die der be doelde Sociëteit aandachtig te makenhebben gemeend de vrijheid te mogen nemen. UEd. hiernevens een Exemplaar te doen toekomen van het Reglement van bovengenoemd Fonds, dat niet alleen aan deszelfs Leden nu reeds dadelijk verschaft, wat in de genoemde Sociëteit op weinig berekende Grondslagen, bij het klein getal Deelhebbers in het vervolg wordt beloofd, maar nog in eenige opzigten meerder geeft dan deze, terwijl een aanzien- lijk kapitcalin hetzelve aanwezig de waarborg oplevert niet alleen tot voortdurenden bloei, maar ook van zekere uitbetaling der Begrafenis-gelden bij het overlijden der Leden; en waarvan de geheele administratie, zonder eenige vergoeding uit de kas van het Fonds, of de minste extra-contributie van de zijde der Leden door hen wordt gevoerd, en dus alleenlijk uit belangstelling in het algemeen welzijn der Ingezetenen, en wel bepaaldelijk, in dat der arbeidzame klasseterwijl zij met genoegen mogen terug zien op de goede iiitkoms-en die hunne Inrigting reeds bij honderde Inwoners dezer Stad heeft opgeleverd, en welke meer en meer uit te breidensteeds hunne bemoeijingen ten dezen zijn zal. Met hoogachting noemen wij ons, Namens Bestuurders voornoemd JH O L T Z Secretaris. In UEd. Courant van 5 Mei 11., komt een artikel voor, hetgeen ook inde üaarlemsche Courant van den 6 Mei geplaatst is. behelzende eene aankondiging van eenen ongenoem- der» nopens een alhier op te rigten Zieken- en Begrafenisfonds, onder den titel van Sociëteit van Voorzorg. Dat stuk schijnt geschreven te zijn door iemand, met de genees kundige instellingen geheel onbekend. Uit den aanhef toch van hetzelve zou men ligtelijk meencn te moeten opmaken, dat dergelijke inrigting alhier tot dusverre onbekend was, en er dus behoefte, ja zelfs ([volgens het voorberigt van het Reglement van die Sociëteit) dringende behoefte bestondom, in navolging van andere Steden, zoodanig iets ook in deze Stad op te rigten. Daar zulk een verkeerde opvatting tot nadeel zoude kunnen ver strekken van de bestaande inrigtingen, verzoeken wij van de onpartijdigheid der Redactie van de Leydsche Courant, om de volgende inlichtingen in een der eerstkomende nommers van dezelve te willen opnemen. Sedert geruimen tijd bestaan er te Leyden niet minder dan drie Zieken- en Begraaffenis- fondscn, die allen in goeden en bloeijenden staat verkeeren; van het Fonds Toevlugt in den Noodaaii de zorg van de ondergeteekenden als Directeuren toevertrouwd, kunnen wij meer bepaaldelijk 2eggen dat het getal Leden zoodanig toenemende is, dat er reeds drie Genees heeren en twee Heelmeesters meteen Apothecar zijn aangésteld, die de Leden bij ongesteldheden ook aan hunne huizen bezoeken, en van de noodige hulp vooizien, terwijl bij overlijden een ruim Lijkengeld wordt uitgekeerd Er bestaat alzoo geen onder scheid tusschen het genot der voordeelenaan die Fondsen verbonden dan dat bij het nieuw op te rigten, het Lijkengeld gevonden wordt uit de hoogen Contributie, terwyl bij het Fonds Toevlugt in den Noodbij gelegendneid van het overlijden van een Lid, genoemd geld. bij wijze van onderlinge verzekering, door de gezamentlijke Leden wordt betaald; en wat het uit te keeren Ziekengeld aangaat, hebben de Ondergeteekenden, na heriiaaldc en ernstige beraadslagingen gemeend zulks niet te moeten instellen, daar zij be vreesd waren, niet aan hunne verplichting te kunnen voldoen bij een meer dan gewoon getal zieken, en daardoor genoodzaakt zouden zijn bet Fonds te moeten ontbinden. Ove rigens worden de voordeelen welke het nieuwe Fonds ten opzichte der twee laatste punten schijnt op te leveren, verre opgewogen door de geringere Contributie bij ons Fonds, welke s'echts 9 centen per week bedraagt. Eindelijk mag de Directie hier nog bijvoegen, dat; de fmantiele toestand van het Fonds zoodanig is gesteld, dat zij steeds 111 de gelcgendhèld is, om 'sjaarlijks de Leden vrije Weken van Contributie te geven, en de Contributie van Lijkgeld, meenigmaal door de gesteldheid dier Cassa word vrijgegevenzorgende zij steeds belangloos en zonder uitziet op eenig voordeeldat al wat kan of mag overschieten behoorlijk wordt belegd en ten voordeele van het Fonds wordt aangewend. Uit Naam der Directie L. CORNET, mede Directeur PROMOTIE aan de LEYDSCHE HOOGESCHOOL. Den 6 Mei, de Heer A nit Vries, van Amsterdam, in de Regten na de verdediging zijner Dissertatie: de Commercio Ep'tstolarum ex Juris p\ incipiis aestimato. PRIjS-COURANT van EFFECTEN. Amsterdam, 8. Mei 1841. 117 its 25rs 9i m Nederlanden. ;Gebl. Werkel.Schuld 2} pC.5iJj|4 51J Dito 5 99«& Uitg, 1 I? Kans-Biljetten 25/gi 25! Amorc.Syndic. 4J90^ 91 3|4 - Hand.-Maats. 4J165}* O. I. Leening. 5 97J4 97= Aandl.H.Spoorw. a Rijn-Spoorw. 4J a Frankrijk. Inschr. Grb. 3 pCt. 4 Rusland. Gb.//.&C°.i798 5pC[,104.5» l8j| 5io4fi Ins. en Certif. 669H (Sol .8|j5— 97^ - Pruissen, 51^ Geidl. te Lond. 4pCc. 22^4 22 Aandeelen van dito 4 Spanje, Nieuwe 1835*85 5pCt.22J-ip32; Dito onbep. st.19^— Dito passive4— Dito uitgest4— Coupons Ard22j-|4 Oostenrijk. Obl.C»W& C°. 5 pCt. 103 4 Certificaten.2}4 Neg. Metaliek 2}4 Wem5 105I4105J Dito in Lond. 5 4 Bank-Alttien.3 4 Napels. Certificaten.5 pCt. 4 Dito in Napels. 5 4 Gebt. 22.sf De Prijs van de BOTER aan de Waag binnen Leyden. Zaturdagden 8. Mei 1841. Gratboter. Van 35 tot 8 4 39 gulden. Hooi. of Schciboter. Van 30 tot 34 gulden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 3