t u r k y e. duitschland. 6°. Op dat van Cornelia de Bok, in Noord-Brabanddie zich beklaagt over haren geldelijken ackceruicgang en de onmogelijkheid aantoont, dat zij «ie gevorderde belasting betale. Daar er geen bepaald verzoek wordt ge. daan, wordt het stuk der zijde gelegd. 7°. Op een adres van C. A. fVestmaat, te Paramaribo, die aan de Kamer een afschrift toezendc eener door hem aan den Koning ingediende memorie, waarin hij den staat der kolonie Snrinamen nagaat, het verval dier volkplan ting aantoont en de middelen tot herstel doet kennen. Als zoodanig geeft hij op: i°. de emancipatie der slaven; 2°. de daarstelling eéner vrije haven. Hij verklaart, der Kamer met een en ander bekend te maken, opdat zijdaar. van onderrigt zijn, indien Zijne Maj. aan zijne voorstellen eenig gevolgmogt geven. Ter griffie en drukken van het verslag, onder anderen op verzoek van den heer Luzac, De centrale atdeeling heeft verslag gedaan op vijf ontwerpen van wet, als: I. Dat betrekkelijk de vestiging van een Geregtshof in Noord-Holland; II. Idem van een Geregtshof in Limburg; III. Idem tot regeling van eenige punten, de dienst der Justitie be- treffende IV. Idem tot opheffing van den bijzonderen en exceptionelen regtstoe. stand van het Hertogdom Limburg; en V. Idem, houdende indeeiing der regterlijke arrondissementen van de pro. vincie Limburg. Uit het verslag nopens het eerste ontwerp blijkt, onder anderen, dat er in de afdeelingen eenige leden in hun gevoelen bleven volharden, dat het wenscheljjk jwas, ook uit een finantiëel oogpunt, om het getal Geregtsho. in plaats van te vermeerderen, veeleer te verminderen. Men bleef het wen- schelijk beschouwen, dat het getal Hoven op drie of vier wierd verminderd en men ontveinsde zich niet, dat de ondervinding nu reeds schijnt geleerd te hebben, dat dit overbodig aantal Hoven op onzen zoo beperkten bodem, alleenlijk schijnt te zullen strekken om de regtsbedeeling meer en meer on. gelijk te doen uitvallen en de ware grondige kennis der regts-wetenschap hier te lande te doen vermindeien. Men kan het ook geenszins toegeven, dat het thans het oogenblik was, om op het bij de wet op de regterlijke organisatie aangenomen stelsel terug te komen. Nu er eene wet is voorge. dragen, waarbij dat stelsel bestendigd en uitgebreid wordt, is het, meende men, juist liet oogenblik waarop men zich de verkregene ondervinding ten nutte moet maken en op nieuw behoort te onderzoeken, of het bestaande stelsel in het algemeen belang niet veranderd moet worden. Er waren echter ook andere leden die meenden, dat, terwijl de nieuwe regterlijke organisatie naauwiyks twee jaren in werking is, thans de tijd nog niet daar is, om daar. op terug te komen. Zelfs achtten eenige leden het behoud van een geregts. hof in ieder gewest in het belang der ingezetenen hoogst wenschelijk. In het verslag ten opzigte van het derde ontwerp, heeft men de aandacht der Regering gevestigd op de noodzakelijkheid, om door eene wettelijke bepaling te voorzien in het geval, dat verscheidene Provinciale Hoven met den Hoogen Raad in gevoelen over eenig regtspunt mogten verschillen. Het is blijkbaar, zeide men, dat hier eene gaping in onze wetgeving bestaat, waarvan de aanvulling intusschen wel bij deze gelegenheid had kunnen ge. schieden. Eenige leden zagen er steeds groot bezwaar in, om de griffiers der regtbanken in sommige gevallen door eenen klerk ter griffie te doen ver. vangen. Men bleef aandringen op de aanstelling van onbezoldigde surnn. meraire Substituut-Griffiers, en wen zag niet in, waarom deze eerder dan wel beëdigde klerken ter griffie, na eenige jaren dienst, aanspraak op be. vordering zonden maken. Uit het verslag betrekkelijk het ontwerp tot opheffing van den exceptio. nelen regtstoestand van Limburg blijktdat door den heer Michiels van Ver duinen, een der afgevaardigden uit dat gewest, eene nota is overgelegd, waarin hij het gemelde ontwerp beschouwt als ontijdig, voor het oogenblik overbodig, ondoelmatig, nadeelig en allermoeijelijkst om ten uitvoer te brengen. Hij vindt zulks nadeelig, omdat het raadzamer is dusdanige alge. meene verandering en overgang van wetten in massa, waaronder zoo vele onbekend zijn, uit te stellen tot het zeer nabij zijnde tijdstip, dat de admi nistrative en regterlijke autoriteiten en collegiën, overeenkomstig het IV en V hoofdstuk der grondwet, in Limburg zullen georganiseerd en in werking zijn; en dat deze omtrent de vereischt wordende veranderingen de noodige inlichtingen zullen kunnen verstrekken. Het is nadeeligonbetwistbaar gaat het bedoelde lid voort, is het voor Limburg nadeelig de bronnen van vroegere moeijelijkheden te openen. Het aandenken van de vóór Augustus 1830 aangewende pogingen om in een gedeelte van Limburg de wet van 15 Junij 1814 te handhaven, verwekt beduchtheid dat deze zullen worden herhaald en de wet mogelijk over het geheele gewest zal worden uitgebreid. Als nadeelig voor Limburg mag ook worden beschouwd de afschaffing van de vrijheid van het onderwijs en de herstelling van de vroeger daarover in werking geweest zijnde besluiten en verordeningen, waartegen in andere ge westen zoovele bezwarenissen opgerezen en nog onbeslist zijn; de afschaf, fing van het regt om associatien op te rigten; de buiten kracht stelling van alle Belgische wetten en verordeningen, zonder onderscheid van goede of van niet goede, en de vervanging van deze door wetten en reglementen voor Augustus 1830 bestaande, waarvan vele in den toets en vergelijking met de af te schaftëne zouden te kort schieten. Het slot van deze belangrijke nota luidt als volgt: Allermoeijelijkst om ten uitvoer te brengen; zeker zal het bezwarend voor de Regering zijn buiten kracht te stellen wetten en verordeningen, aan welke de voorkeur gegeven wordt boven die, welke dezelve vervangen zonden; bepalingen en bemoeijenissen te herstellen betreffende zaken van de Roomsch-Katholijke Eeredienst, naar den zin van het Fransche concordaat vóór 1830 in Lim. burg bestaande; het inwilligen of weigeren der verhoogingen van jaarwed, den, onder het Belgisch Bestuur en bij eene Belgische wet aan de Vicarissen in de porochie der Roomsch-Katholijken toegestaan; in het eene gedeelte van Limburg dezein het andere gedeelte andere wetten over de jagt en visscberij te laten bestaan; het regt op jagt, veren en visscherijaan den eenen toe te kennen en aan den anderen te ontzeggen. „Tot hulp en voorzienings-middelen in alle deze moeijelijkheden en on. gelegenheden strekt eindelijk art. 3 van het ontwerp, om des noods de voor. gestelde invoering en afschaffing voorloopig in stand te houden tijdens twee jaren en de verdere instandhouding door eene wet te doen bevestigen. „Waarom niet veeleer van tijd en ondervinding, voorstellen van noodig bevonden wordende veranderingen af te wachten? Mijns inziens, zal het bestaande gevoegelijker kunne hersteld en verbeterd, dan met de aangewe. zene bouwstoffen vernieuwd worden." Wordt besloten de verslagen der centrale afdeeling aan de leden rond te deelen en de beraadslagingen over deze ontwerpen aan de orde van den dag te stellen op aanstaanden Vrijdag, den ïgdeti dezer, des morgens ten halfelf ure. De vergadering wordt tot nadere bijeenroeping gescheiden. Men verwacht in den loop der aanstaande week nog eene algemeene zitting, waarin door de centrale afdeeling verslag zal worden gedaan (over het ontwerp van wet, houdende nadere bepalingen nopens de consignatie van effecten aan toonder, enz. De beraadslagingen over dat ontwerp worden in de daarop volgende, week te gemoet gezien. Aanstaanden Maandag zullen de afdeelingen der Kamer vergaderen, om nog nader het ontwerp van wet, betrekkelijk het personeel, te onderzoeken. Zijne Majesteit heeft den Generaal-Msjoot Jhr. Mr. H. G. Nahuys van Burgst, laatstelijk gepensioneerd als Raad van Indie, benoemd tot Comman, deur der orde van den Nedetlandschen Leeuw. ■s* Zijne Maj. heeft den heer Smits, te Eindhoven, bij ttlen hij zijnen intrek genomen had, tot den adelstand verheven, en den Burgemeester dier plaats tot Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw benoemd; deze benoeming is ook te Breda te beurt gevallen aan den heer Wethouder van Mierloo en den oud-Colonel der schutterij, Janssens, Zijne Maj. heeft in plaats van wijlen Ds. Hendriks tot President van het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen benoemdDs. Cortius te Beerta. Zijne Maj. heeft het bestaan van eene Christelijke afgescheiden ge meente te Dordrecht toegestaan. Naar men verneemt is de commissie óver den Zuidpias in Schieland, door Zijne Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken gemagtigd gewor den tot den verkoop, in de maand Jnnij aanstaande, van een gedeelte droog gemaakte landen; en zijn de gouverneurs der onderscheidene provinciën uit. gcnoodigd geworden, aan dien belangrijken verkoop de noodige openbaar* lieid te geven. Er wordt in deze residentie veel gesproken van de ontdekking van hoogstbelangrijke staatstukken, die een geheel nieuw licht verspreiden over de oorzaak van vroegere gewigtige gebeurtenissen, en die door een bijzon der toeval in het bezit onzer Regering zouden gekomen zijn. Den óden is in de Residentie overleden de hoog-edel-geb. heer A. Ce Baron Snouckaert van Schauburg, opperschenker van Zijne Maj. land-Conf. maadeur der Duusche orde, Commandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw en der orde van den Rooden Adelaar, tweede klasse, lid van den lloogen Raaa van Adel. Hij was een man, die zeer ervaren was in de ge» schiedenis des Vaderlands, en eene uitgebreide kennis bezat van de aanzien lijke Nederlandsche geslachten, omtrent welke hij eene rijke, doorhem sinds eene reeks van jaren met onvermoeiden ijver bijeengebragt verzameling van wetenswaardige bescheiden nalaat. Zijne verpligtende dienstvaardigheid in het mededeelen van stukken uit die verzameling is aan alle beoefenaren onzer geschiedenis bekend. De ontvangst van Zijne Maj. I. 1. Woensdag te Breda is ook luisterrijk geweest. Zijne Maj. heeft op het stadhuis gedineerd; by hetzelve waren alle hooge burgerlijke en militaire personen tegenwoordig. In berigten uit Batavia van 16 Januarij wordt onder anderen gemeld, dat Zijne Exc. de waarnemende Gouverneur-Generaal van Neêrlands Indië, eervol ontslag uit Zr. Ms. militaire dienst had verleend aan den kapitein der artillerie 7". A, M, Clarisse, AMERIKA. De nieuwe President der Vereenigde Staten, John Tyler, heeft onder dag» teekening van den 13 Aprilhet voigende afgevaardigd: „Als een Christen volk zich door eene groote openbare ramp overvallen ziet, betaamt het daaraan zich onder de beschikkingen der Goddelijke Voor. zienigheid te vernederen; Zijn regtvaardig bestuur over de kinderen der men» schen te erkennenopenlijk Zijne goedertierenheid in het verledene en de onwaardigheid Zijner schepselen te verkondigen, en Zijne genadige bescher ming voor de toekomst af te smeeken. „De.dood van IVilliam Henry Harrison, den laacsten voorzitter der Veree. nigde Staten, zoo spoedig na zijne verheffing tot die hooge waardigheid, is een voorval, bijzonder geschikt om als eene gewigtige reden tot droefenis beschouwd te wordenen alle gemoederen te vervullen met het gevoel der onzekerheid van alle menschelijke zaken en van de afhankelijkheid zoowel der natiën als der bijzondere personen van onzen hemelschen Vader. „Ik heb daarom gemeend, in overeenkomst met de algemeene verwach. aing en stemming van het volk der Vereenigde Staten te handelen, door, ge lijk ik thans doe, allen, tot welke godsdienstige geloofsbelijdenis zö ook mo gen behooren, aan te bevelen, om thans, in overeenkomst met hunne onder scheidene vormen van eeredienst, op eene voor de gelegenheid gepaste, godsdienstige wijze, een vast- en bededag te vieren. Ik wijs Vrijdag den 14 Mei aanstaande, daarvoor aan, opdat wij allen, op dien dag gemeen schappelijk, met ootmoed en eerbied, mogen naderen tot Hem, In wigps hand wij zijn, en Hem aanroepen, opdat Hij ons vervulle met die gemoeds stemming, welke ons onder de beschikkingen zijner Voorzienigheid voege, en voortga Zijne genadige zegeningen over ons bestuur.en ons Vaderland uit te storten." Er was te New-York eene groote volksvergadering gehouden, waarin de optreding van den nieuwen President volkomen werd goedgekeurd. De voormalige President der Vereenigde Staten, Generaal Jackson verkeert thans in zulke verachterde omstandigheden, dat hij buiten staat is in zijne behoeften te voorzien; een bewijs, dat hij zich gedurende zgn Presidentschap door *s Lands gelden niet verrijkt heeft. Den 9den April was in de Moskeën van Konstantinopel een firman voor gelezen waarbij het gerucht weersproken wordtalsof de Sultan de vroe. ger ingevoerde hervormingen weder wilde afschaffen in den firman worde tevens ie kennen gegeven, dat er beraadslagingen zullen plaats hebben over wijzigingen van ondergeschikt belang in de nieuw ingevoerde wetten en staatsvormen, die door de ondervinding gebleken waren noodzakelijk te zijn. Berigten uit Syrië melden, dat in de districten van Belgrado, Vranja en 5 anderen,een opstand onder de Christen-bevolking was uitgebroken. Een adres was door dezelve aan den Vorst van Servië gerigt geworden, waarin zij hem mededeelt, genoodzaakt te zijn de wapenen op te vatten, om de verdrukkingen, waaronder zij van wege de Turken leed, welke, welverre van door den Hattischerif van Gulhane te zijn verminderd, integendeel meer en meer toegenomen en ondragelijk waren geworden. Zij zeiden hunne ge. hoorzaam'neid aan de Porte geenszins op. De misnoegden hadden reeds eenige vorderingen gemaakt en een paar forten ingenomen. SPANJE. In eene vereenigde zitting van de Commissien der beide Kamers, Is den 26 April beslist, dat de benoeming van een Regentschap door de vereenigde Kamers, wat het getal aangaat, waaruit het Regentschap bestaan zal, met zitten en opstaan zal plaats hebben. De leden, die voor een eenhoofdig Regentschap gestemd waren, namen meer en meer in aantal toe. Te Parijs zou den sden eene telegraphische dépêche ontvangen zijn, meldende dat het vraagstuk van het eenhoofdig Regentschap met eene groote meerderheid der Cortes was aangenomen; deze tijding heeft zich echter niet bevestigd. Uit Stuttgart meldt men van den 30 April, dat de gezondheids-toestand van H. K. H. de Prinses van Oranje zich langzaam verbeterde, zij zou te Gais, op raad harer geneesheerende mei-kuur gaan beproeven. Z. K. H. de Prins van Oranje was welvarende. In de laatste dagen, schrijft men uit Frankfort van den 5 Mei, is het aantal werkliedendat bezig was met het opruimen van den steendara uit den Rhijn voor Bieberich, met eenige honderden vermeerderd, toodat de arbeid nu spoediger vordert, dan eenige weken lang plaats had.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 2