A0. 1841. L Y D S C II E VRIJDAG, COURANT; 30 APRIL. NEDERLANDEN. T U R K Y E. DUITSCHLAND. Leyden, 29 April. Uit 's Gravenhage meldt men van den 29sten dezer, dat Zijne Maj. de koning en HH. KK. HH. de Prinsen Alexander en Hendrik heden morgen omicreelrs zes ure Ut de Residentie naar Noord-Braband vertrokken zijn. Den 26sten des avonds, is er, ter eer van den Erf-Groothertog van Mecklenburg-Scnwering thé-dansant bij HH. KK. HH. Prinsen Prinses Fre. der ik der Nederlanden gehouden. Overeenkomstig het verlangen van Zijne Maj., is door Zijne Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken; aan de Gedeputeerde Staten der provin. cien, bij missive van den 15 Maart II. N°. 191 (ydt afd.f) een exemplaar toegezonden van het werkje, getiteld: Proeve van onderzoek omtrent het arm wezen in om Vaderlandhetwelk door den ichrijver, den heer G. Luttenberg stedelijk Secretaris en lid van het algemeen armbestuur te Zwolle, den Ko ning is aangeboden, met verzoek van wege den Minister, om de aandacht der plaatselijke Besturen en der administrarien van de onderscheidene instel, lingen van weldadigheid bepaaldelijk op dat werkje te doen vestigen. Dientengevolge is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, bij dlspo sitie van den dden dezer, goedgevonden. Burgemeesters en Wethouders der steden en Burgemeesters en Assessoren der gemeenten ten platten lande aan te bevelen, om derzelver aandacht eh die van de onderscheidene administra. tien van Instellingen van weldadigheid te vestigen op het bovenbedoelde werkje, waarin, naar '1 Ministers oordeel; vele wenken voorkomen, van ■Welke door de bedoelde besturen en administratien welligt een heilzaam ge bruik gemaakt kan worden tot bevordering van het welzijn der armen, zoo- dat de bekendwording met dat werkje geene andere dan goede gevolgen kan hebben voor het armwezen in Nederland, hetWelk, oodr deszelfs hooge oe- langrijkheid, overwaardig is, om, overeenkomstig den geest en de letter der grondwet, ten onderwerp te strekken van de gestadige en ijverige zorgen van het openbaar bestuur. Wordende aan voormelde besturen tevens het verlangen van Gedeputeerde Staten betuigd, om, ook na overweging van het bemoedigend overzigt en •ban de hulpmiddelen, in gezegd werkje voorkomende, den staat van het armwezen op nieuw tot een punt van onderzoek te stellen, en, van tijd tot tijd, aan Gedeputeerde Staten op te geven of voor te dragen al hetgeen, ter bestrijding van de toenemende armoede en ter verbetering van het lot der armen, in verband tot plaatselijke en andere omstandigheden, mogt zijn óf' kunnen worden beproefd en tot stand gebragt. Bij resolutie van Zijne Exc. den Minister van Financien van den 5deu April, atdeeling registratie, is te kennen gegeven, dat vrij van zegel teach, zen zijn, niet alleen de gunstige beschikkingen op reclames tot herstel öf verbetering bah aanslag in de grondlasten of van te boekstellingen bij het ka daster, maar ook die reclames of verzoekschriften zelve, volgens den geest wih het Konmglijk besluit van 7 Jannarij 1833 N°. 45 (Staatsblad N°. l). De afdeelmgen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben zich 3n de laatste dagen bezig gehouden met het onderzoek van de ontwerpen van wet nopens de regtsmagt der Hoogheemraadschappen, en de Algemeens Rekenkamer, die laatstelijk aan de Kamer zijn geboden. Na den afloop vart dat onderzoek ziet men eene algemeene zitting der Kamer te gemoet, waar. 3n, naar men verneemt, door de centrale afdeeling verslag zal worden ge. daan over verschillende aanhangige ontwerpen van wet, en onder anderen over die betrekkelijk de invoering der Nederlandsche wetgeving in Limburg, de regeling der regterlijke organisatie van Zuid- en Noord-Holland enz. De beraadslagingen zullen alzoo, naar men verwacht, In de volgende week plaats hebben. In den nacht van den 27sten is er brand ontstaan op de Beeklaan in eene beestenschuur, toebehoorende aan wijlen den heer Linet, welke schuur nevens twee koeijen eene prooi der vlammen zijn geworden. De generale brandmeester der Residentie, de heer van Hulstheeft zich, op het eer. ste gerucht, met zijnen gewonen ijver, derwaarts begevenen is gevolgd door spoit N°. 6. Door de zorg van genoemden heer van Hulst zijn de noo. dige maatregelen tot blussching genomen. Uit Dordrecht meldt men van den 27 April: Aangaande 's Konings komst verneemt men nader, dat Zijne Maj. te Zwijn, dfecht, waar hij ohgeveer te 8 ure zal aankomen, opgewacht zal worden door Burgemeester en Wethouders benevens den Secretaris der stad, die Zjjne Maj. met eene stoomboot, aan boord waarvan zich het corps muzij kanten der stedelijke schutterij zal bevinden, naar het Groothoofd zullen geleiden. Daar zal Zijne Maj. verzocht worden om in eene der aldaar in gereedheid zijnde koetsen plaats te nemen, en zal men zich alsdan naar het Raadhuis begeven in de volgende orde: Een detachement schutterij. De stads Bodens. De koets, waarin Burgemeester en Wethouders en de Secretaris. De koets, waarin Zijne Maj. De koets, waarin de Adjudanten van Zijne Maj. Een detachement pontonniers. De trein zal den weg nemen door de Wijnstraat en Groenmarkt naar het Raadhuis. Buiten de poort zal eene compagnie der schutterij en eene divisie ponton, uiers geschaard staan, en het overige gedeelte der schutterij langs den weg, Welken Zijne Maj. passeren zal. Aan het Raadhuis zal Zijne Maj. door Burgemeester en Wethouders met den stads-Secretaris opgewacht en In de Raadkamer geleid worden en zal Zijne Maj. onmiddellijk daarna de Commissien en particulieren ten gehoore ontvangen. Na den afloop der audiëntie zal de Burgemeester aan Zijne Maj. een dejeuner aanbieden, ten huize van deszelfs zoon, Jhr. Jantzon van Erfrenten fan Babjlonienbroek, op de Groenmarkt. Het gebulder van het geschut der ter reede In eene linie liggende Oost- Indische schepen, zal aan de burgerij het teeken zijn, dat de Koning te Zwijndrecht is aangekomen, en alsdan zullen onmiddellijk daarop alle klokken geluid worden. Met i°. Mei aanstaande zal het fregat Palembang, liggende teWillems- oordin dienst worden gesteld en gezonden worden naar de Oost-Indiê tot versterking dar zeemagt aldaar. Uit Groningen schrijft men van den 26 Aprils Naar men verneemt, heeft bet Provinciaal Geregtshof alhier, in raadkamer vergaderd tot het onderzoek van strafzaken, bij arrest van den 22Sten dezer, da openlijke criminele teregtstelling bevolen van Berend Kornelis Hessenberg zich noemende Hendrik Berends Hessenberg, oud 17 jaren, geboren té Lop» persum, van beroep Dakkersknecht, wonende te Zijldijk; gemeente't Zandt als verdacht van, in den avond van den 23 December 1840, nabij den Nien. wen Weg, buitendijks, onder 'tZand, den isjarigen P. C. Frimabakkers, knecht bij K. J. Schoonbeek, te Zijldijk, moedwillig en op eene geweldadige wijze, door onderscheidene sneden en steken met een mes, en een* zwaren slag, met een' knuppel, op Het achterhoofd, om het leven gebragt, en zich, dadelijk daarna, te hebben meester gemaakt van een bij den verslagene behoorend zakje met eenig geldmitsdien ter zake van moedwilligen doodslag gevolgd van diefstal. Men meldt uil 's Hertogenbosch van 26 April: Men verrieemt uit eene goede bron, dat Zijne Maj. voornemens is, op Donderdag den apsten dezer maand te Tilburg te komen, en dat Hoogstde. zelve het oogmerk heeft, om den daarop volgenden Zaturdag te s Herto. genbosch te zijn, en van die plaats, Maandag daarna naar Eindhoven te ver. trekken, om vervolgens naar Tilburg terug te keeren; zullende Zijne Maj. gedurende dat tijdvak bepalen, welke andere plaatsen dezer provincie, door Hoogstdenzelven zullen bezocht worden. K.onstantinopel den 7 April. De reeds lang verwachte mededeelingeti Uit Londen zijn den 5den aangekomen, en daaronder het protokol tot oplos sing der vraag van de Turksche zeeëngte. Dezelfde renbode bragt aan deti heet Stunner en Lord Ponsonbj nieuwe instructien, welke den laatste op hec ziekbed zouden geworpen hebben, zoodat de voorgeschrevene gemeenzame voorstellingen der Gezanten aan de Porte, ten gunste van Mehemed-Alinog niet kunnen plaats hebben. Öndertusschen verwachtte men van de Porte een verzoenend besluit, en zooveel te meet als, sedert de laatste verandering in het Ministerie, in den Divan en het Serail, alles ten gunste van den Pacha van :iEgypte gestemd was. Aan den anderen kant heeft het ontslag van Reschid-Pichi de meesten in dienst der Porte zich bevindende Franken zoó verschrikt, dat zij aan hun terugkeer denken, javer-Pacha (!Valkcr~) heeft reeds zijn ontslag ingediend. tn een Oostenrijksch dagblad meldt mén het volgende uit Konstantlnopel: De Hatti—scherif des Sultans aan den Groot-Vizier, betrekkelijk het ontslag van keschid-Pacha en Fethi-Achmed-Pzehzwordt door het Turksche Rege. ringsblid van den óden dezer bekend gemaakt en luidt als volgt: Mijn Vizier! daar het ontslag van den Minister van Koophandel Fethi- Achmed-Pocht door de omstandigheden vereischt wordt, en derhalve deze gewigtige betrekking door een gesfchikt persoon vervuld moec worden, zotj vind ik mij bewogen, den Kapudan-PachaSaid-Pacha, als een mijner ge. tronwe en der zaak volkomen kundige Staatsdienaren, tot Minister van Koop. handel te benoemen. Den Opengevallen belangrijken post van Kapudan-Pacha verleen ik aan het lid van den Rijksraad TaAir-Pacha, wiens grondige kennis van het zeewezen en persoonlijke bekwaamheid en doorzigt bekend zijn. Daar ook het ontslag van den Minister van Bultenlandsche Zaken, Reschid- Pacha, uit zijne betrekking noodzakelijk moest plaats hebbenen de ver- leening van dit moeijeiijke en gewigtige ambt aan een geschikt persoon door de omstandigheden geboden wordt, zoo benoem ik Rifaat-Bey, uit hoofde van zijn doorzigt, zijne regtschapenheid en bruikbaarheid, met den rang van Muschir, tot Minister van Buitenlandsche Zaken. Fethi-Achmet-Pzcba en Reschid-Ptcht moeten in hunne woningen blijven, en deze mijne verorde. hingen moeten aan allen, wie het aangaat, bekend gemaakt worden; ook moet mij ter vervuiling van Rifaat-tiey't vroegeren méde zeer belangrijken post, een bruikbaar persoon worden voorgesteld. Zoo moge de Allerhoogste een iegelijk in zijnen werkkring, tót het verrigten zqner nuttige diensten met Zijne genade ondersteunen. Amen. Zoo wel Reschid-Pzcht als Fethi-Achined-Picho hebben voor eenige dagen; ten gevolge eener uitdrukkelijke uitnoodiging van den Groot-Vizier een be- zoek bij de Porte afgelegd; hetgeen, volgens het hier aangenomen gebruik; ten bewijze strekt, dat de beide Pacha's niet bij den Sultan in ongenade zijii gevallen. Óver Weenen verneemt,men, dat, even als'op Kandia, op Samos ook onlusten uitgebarsten waren, die echter den milten Maart, van welke dag. teekening de berigten liepen, bijna geheel gedempt wareh. Door den tot bevrediging van dat eiland door de Porte afgezonden Overste Müstapha-Bey e was eene oproeping aan het volk uitgevaardigdwelke zeer goede uitwef- king had gedaan. SPANJE. Berigten uit Madrid van den i7den April mélden, dat er nog niets omtrent het vraagstuk van het Regentschap was beslist, omdat de Ministers dat wets- ontwerp aan de Cortes nog niet hadden aangeboden. De vijandschap tus- schen de leden der Kamer van Afgevaardigden, die voor en tegen een een hoofdig Regentschap gestemd zijn, moet meer en meer toenemen, zoodat de dagbladen het zich reeds toe taak nemen tot eèndragt en verzoening aan te manen. De beraadslagingen over de Wijze van het verkiezen van een Regent schap zijn den i8den in de Kamer der Afgevaardigden begonnen, maar niec ten einde geloopen; men kan nog niet voorzien, welke bepalingen zij zul. len maken. Espartero leeft zeer stil en afgezonderd en schijnt zich met hét vraag* stuk van den dag niet te bemoeijen. jn de hoofdstad en rondom dezelve is eene aanzienlijke krijgsmagc bijeen getrokken, wier sterkte men op omstreeks 50,000 man schat; er zou. den nog meer manschappen naar Madrid oprukken. Men verspreidde, dat ér bq den Infant Don Francisco de Paüla, die zich in Frankrijk ophoudt, gezanten uit het gemeenebest van Peru gekomen waren, om hem den troon der Inca's of oude beheerschers van dat land aan te bieden. De Infant zou niet ongezind zijn dezelve aan te nemen; indien aan alle door hem gestelde voorwaarden voldaan wierd. Uit Berlijn meldt men van den 19 April: Ook met de opheffing van het bandels-tractaat met Nederland zal de druk. kende toestand, die tot dusverre een groot gedeelte der inlandsche rafinade. rijen heeft geruineerd, nog geenszins zijn opgeheven. Het Ministerie va*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1