k'. 1S41.
L 8 Y I> S O II E
C O IJ R A IV
woensdag,
x:
april.
N E
N.
D E R L A N D
- V
>*r.\
REGLEMÈtfT
op het houden der Beestenmarkt, binnen de Stad Ley den.
t)R Raad Der Stad Leyden, in aanmerking genomen hebbende de noodzakelijkheid,
Bm hét bëstjiaiide Règléinént op her houden der Beestenmarkt binnen deze Stad, gearres
teerd den sden November 1833, te vernieuwen en te ampliëeren, en daarin voornamelijk
doelmatige bepalingen op té nemen, omtrent het ter Markt brengen van Lammeren;
Gezien Art. 7Ö van héf Reglement voor het Bestuör dè2er Séad;
Hebben goedgevondenmet intrekking der bevorens daarop gemaakte Reglementen, te
arresteren, zoo als geschiedt by deze, het navolgend
REGLEMENT op het hoi/den der Beestenmarkt, binnen de Stad Leyden.
Art. 1. Niemand, wie hy ook zy, 2al op de Markt, vóór de daartoe gestelde uren,
eenig Beest, hètzy Os, Koe^ Vaars, Kalf, Schaap of Lam, vet of mager, onder welke
benaming ook, vermogen te voelen of betasten, voor en aleer het vee aan de palen ge
bonden of in de hokken is opgeslotenop de boete van zes gulden voor de eerste maal
en bij herhaling telkens óp de boete van twaalf gulden.
Art. 2. Die bévoirdén' zal worden eenig Vee, vóór de gestelde Markturen gekocht of
Verkocht té ftébbén, zal verbeuren voor ieder stuk Hoornvee eene boete van vijftien gul
den voor de eerste maal, én bij herhaling telkens van dertig guldenvoor iedei Kalf eéne
boete van zes gulden voor de eerste maal en bij herhaling telkens van twaalf gulden
en voor ieder Schaap of Lameene boete van drie gulden voor de eerste maalen bij
herhaling telkens van zes gulden.
Art. 3. De Markt zal gehouden worden van den isten Apriï tot deii isten October,
des morgens van half acht tot acht ure. alleen voor de Kalveren, an têrt aclit ure voor
het overige Vee; en van den 1 sten October tot den isten April* des mórgéils van half
negen tot negen ure voor de Kalverenen ten negen ure voor het overige Vee.
De Markt zal voor afgeloopen gehouden worden op de navolgende uren, als:
Gedurendé de maanden DecemberJanuarij en februarijdes namiddags ten één ure
Gedurende de maanden MaartAprilJalij, AugustusSeptember en Octoberdes
namiddags ten tvóeé ure.
Gedurende de maanden Méi,% Jttiiif en Novemberdes namiddags ten drié ate.
Art, 4. De aanvang en afloop der Markt zal, op de bij het vorig Artikel bepaalde
uren, van wege Commissarissen en Keurmeesters, door het luiden eener bel worden aan
gekondigd.
De eigerthaH van hét Vee zullen dadelijk na hér ltiid'dn der bel van den afloop deé
Markt, hun Vee moeten losmaken en van de Markt vervoeren; terwijl bij overtreding
dezer bepSlingeri, voor iedór stuk Vee, hetwelk één vierde uüts charna nog vastgebonden
of in de hokken wordt bevonden, eene boete van drie gulden zal verbeurd worden.
Art. 5. Niemand zal, vermogen binnen deze Stad, veelmjn ter Markt te; brengen,
keestcn, die ziekte hebben, op verbeurte eerier boete van vijf en twintig guldenohver-
minderd'de straitendaaromtrent bij de'algéméëtie Wétten bepaald.
Art. 6. Er zal' óp dc Markt geen gróoter gétal dan vijf Kalveren re gelijk ofte zamen
aati ééne paal mogen gebonden worden, op eene boete van drie gulden.
Art. 7. Voor de plaatsen op de Markt zal aan den Marktmeester of Pachter van
dezelve betaald worden
Voor een Paard, tien cén't's. [Vóór een Kalf, ytj'f cénh.
Os, Koe of Vaars, tlebcénts. 3) Schaap of Lam, twee en een halve cent.
Behalve voorschreven plaatsgeld voor het Vee, zijn de Kooplieden verpligt, wegens het
gebruik der hokken voor de Schapen en Lammeren, boven het gewone stroogelclaan den
Marktmeester of Pachter dezer Markt, te betalen dertig cents van ieder hok, Welke hok
ken niet kleiner zullen mogen ztfh dan acht vierkante Nederlandsche Ellen, op eené boste
Van tien ghldciü
Art. 8. De Padhtet zal Verpligt zijn te zorgen, dat hij-steeds van eene genoegzame
voorraad stroo voorzien zij. De Verkpopcrs van Vee zullen echter de vrijheid hebben,
de hokken mei hint éigen stróp té vullen hetzelve zich vafi airdèrèn aan te schaffén.
BvefiWèl Vörrft tot Ihutflbavihg der'goedé otdeten strengste verboden 0111, zonder
toesténiming vati den Marktmeester Of Partner dézer Marktdat stroo, hetzij gedurende
of na den afloo;> der Markt uit de ho-kken weg te halen zullende dat stroo of de mest
ten voordeele zijn van den gemelden Marktmeester of Pachter, waarvoor hij echter zal
gehouden zijn, d« gébeèle Markt na den affóóp schoön te maken of te reinigen
ArL p. De PaarderiOssénStieren Koeijen, Vaarseu en Kalveren zullen naar
gelang dat dezelve aan de Markt worden gebragt. geregeld naast elkander aan de zich
daarop bevindende touwen en palep gebonden wordenvolgens daarvan door den Markc-
meestër te doene aanwyzing ..zonder dezelve te mogen verplaatsen.
Art. 10. De Schapen en Lamïnerén zullen niet aart dé touwen eri palen maar iri hok
ken moeten geplaatst wórden.
De Pachter zal echter deze hokken, bij gelegenheid der jaarlijksche Lammermarkten
niet mogen plaatsen daags te voren, maar na middernacht en zorgendat de passage
Voor rijtuigen en voetgangers onbelemmerd blijve.
Art. 11. Onder geen voorwendsel hoegenaamd, zullen daags of meer dagen vóór den
Marktdagde Voor de Markt bestenide Lammeren de Stad tnogen worden ingevoerd
maar zulks alleen op den Marktdag mogen plaats hebben.
Art. 12. Ten gerieve van den handel, zullen na middernacht of in den vroegen mor.
gen van den Marktdag, de Lammeren langs de Zijl- en ttijnsburgsche Ponnen mogen
worden ingevoerd; onder bepaling nogtans, dat daartoe daags te voren aanvrage zal
worden gèdSan aan dé Portiers of Pachters dérzelver Poorten welke vervolgens daartoe
de vereischte vergunning aan den Heer Burgemeester dezer Stad zullen verzoeken, terwijl
Van déze vergunning geen gebruik' zal knhneh gemaakt worden, dan 'nadat dezelve vooraf
aan den Directeur der Stedelijke Betastingen zal zijn vertoondten einde op den invoer
het noodige toezigt te kunnen doen houden.
Art. 13. De weinige Lammeren, welke daags vóór dien Marktdag met de gewone
Kalverschuiten worden ingevoerd, zullen niet moge worden gelostdan na liet openen
deC Podrtëif op den daarvoor bepaalden tijd, en na alvorens bet consent ter vérnaebting
aan het Kantoor van invoer verleend, regen een gewoonMarkt-biljet te hebben verwisseld!
Art. 14. Gcene hokken zullen met eenige weinige Lammeren mogen bezet worden!
met het doei, om dézetve later aan te vullen; maar zal de eerst aan de Markt met
zijde Lammeren aangekomen Vefkooper zich naar verkiezing kunnen plaatsen; terwijl
géene voorrang jn personen of soortén van Lammeren zal vergund worden.
Art 15. Alle Kooplieden, die met eenig Vee ter Markt komen, zullen zich naar de
Stedelijke Keuren en Reglement op de heffing der Stedelijke Accijnsen behooren te dragen.
Art 16. Alle overtredingen der bepalingen van dit Reglement, waarbij geene bepaalde
bóéte staat uitgedruktzullen worden gestraft met eene boete van drie tot vijf en twintig
guldenwelke boeten komen ten voordeeie der Stedelijke kas; terwijl bij'onvermoven
de boeien zullen vervSngèn worden door eene gevangenisstraf van (én tot drie da-en.
Art 17. De Keurmeesters, Commissarissen uit de Vleeschhalen Ambtenaren der
Stedelijke Belastingen en van Policie, zijn belast met de handhaving van het tegenwoordig
Reglement. Van de begane overtredingen zal behoorlijk Procesverbaal worden opge
maakt, om voor de bevoegde Regtbank te worden vervolgd.
Att. 18. Afschrift dezer zal worden' gezonden aan de Edele Groot Achtbare H. H.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Aldus gearresteerd bij den Raad dér Stad Leyden, op den 15. April 1841.
J. G. de Mtr.
Mg kennelijk.
V. PUTTKAMME*.
Leyden, s6 April.
In dé Staatcourant vin den ijjdén dezer leest men het volgend Koning,
lijk besluit v«n den aFebrnirij 1841, gecontrasigneerd door den toenmaiigen
Minister ven Eeredienst', van Pallanit van Keptel.
Wij WILLEM tl, enz.
Op de voordrsgt ven Onzen Minister ven Staet, belast met de generale
directie voor de zaken der Hervormde en andere Eerèdiensten, van den 28sten
Janearij 1841, Na. 8; in aanmerking genomen: dat, ten gevolge der gebeur
teniisen van het jast* 1830, de bepalingen van het Koningrijk besluit van den
13 Anguacua i8id, Na. 71; ten aanzien def Israëlitische kerkelijke organisatie
in de zuidelijke provinciën zijn buiten werking gebragt, bijzonder ook met
betrekking rot de daarbij vastgestelde verdceling der Israëlitische geméénten;
onder de Hoofd-Syiiagogèn van Maastricht en Brussel; dat tot nogtoe geene
nadere bepalingen ten deze hebben kunnen worden vastgesteld, uit hoofde
van tien exc'epcionelen toestand, waarin het Hertogdom Limburg, ten aan.
zien van den gang van deszelfs beheer, was geplaatst; dan dat deze staat
van zaken heeft org-bonden, door Ons besluit van den 12 Januarij jlN°. 7,
en dus niets verhindert, om het kerkelijk bestuur der Israëlitische gemeenten
in Limburg wederom op den vorigen voet te brengen, voor zoo verre der.
zeiver tegenwoordige omstandigheden zulks toelaten, en alzoo het verband
te herstellen tusschen haar en het Israëlitisch kerkgenootschap in Ons Rijk,
hebben goedgevonden én verstaan, met wijziging van het Koningrijk besluie
van den I3den Augustus 1816, N°. 71, het navolgende vast te stellen:
1°. Er zal eei e Israëlitische Hoofd-Synagcge te Maastricht bestaan, waar.
onder alle de Israëlitische gemeenten in Limburg zuilen behooren; 30. Onze
Minister van Stade voornoemd, zal, na de Hoofd-Commissie tot de zaken
der Israëliten gehoord te hebben, het ressort van deze Hoofd-Synagogein
zoo vele onderdeelen of kerkgangen verdeelen, als de belangen der IsraëlJ.
tische gemeenten mogten vorderen, en wijders zorgen, datderzelver bestuur
aan daartoe geschikte personen worde opgedragen30. Voor zoo verre de
financiële omstandigheden der Israëliten in Limburg mogten toelaten, om te
zorgen voor het onderhouc van een Opper-Rabbijn, van's lands wege onder,
steund, op den voet als omtrent de andere Nederlandsche Opper-Rabbijnen
plaats heeft, ral dezelve benoemd worden op dezelfde wijze als zulks bij
de overige hoofd-Synagogen plaats heeft; 4°. Voor zoo verre het Onzen
Minister van Staat mogte blijken, dat gezegd onderhoud voor de Israëliten
in Limburg te bezwarend zoude zijn, zal hij zich doen onderrigten van der,
zeiver wenschen omtrent de meest voegzame voorziening in de functien van
het Opper-Rabbinaat, hetzij door derzelver opdragt aan een anderen Neder,
latlrfschen OppéY-Rabbijnhetzij door de aanstelling van een Rabbinalen
aspirant als hulp Rabbijn; 50. Ten gevolge nader onderzoek, zal Onze Mi.
tilSter van Staat voornoemd Ons eene voorJragt doen, ter bepaling der toe-
lage, welke aan dén Opper-Rabbijn, den waarnemendenof den hulp-Rap.
trijn valt Llltibdrg, van 's lands wege, zou worden verleend; 6°: Onze Mi-
nister van Staat voornoemd zal de noodige verordeningen vaststellen, ten
einde hét beheer bij de Israëlitische gemeenten in Limburg worde geregeld,
overeenkomstig de ili dit Rijk bestaande organisatie van het Israëlitisch kerk.
genootschap; alles echter in verband beschouwd met de localiteit en de ge.
steid'heid der bedoelde Israëlitische gemeenten.
Men nieldt uit 's Gravenhage van den ipden dezer:
Zijne MajeS.eit de Koning heeft een blijk van zijne belangstelling in de
kuhst en van op prijsstelling van groote verdiensten gegeven met beden hec
attelier van onzen beroemden stad- en landgenoot den heer C. Kruitman met
een' bezoek re vereeren. Hec heefr Zijne Maj. behaagd bij deze gelegen,
held den uitmuntenden künStenaa' het vervaardigen van een groot schilderij,
naar eene Hoogstdenzelven vertoonde teekening, op te dragen.
Zijne Maj. heeft den Barün J. D B. A. van Heeekeren mee eene bui.
tengewone zending naar Napels beiast.
Zijne Maj. heelt den heer IV, T, Baron tTAblaing van Giesenburg be
noemd tot Hoogstdeszelfs buitengewoon Kamerheer.
De Mmisier van Binnenlandsche Zaken heeft bekend gemaakt, dat de
ter Lands Drukkerij gedrukte Akaderaische jaarboeken over het Akademie
jaar l8j}, voor den prijs van 3.50 per exemplaar, verkrijgbaar zijn gesteld
bij den boekhandelaar A. J. van IVe'eldente 's Gravenhage.
Zijne Maj. Koning fViUem FrederikGraaf van Nassau, is tot lid van
de Koninglijke maatschappij van Noordsche Oudheidkunde benoemd, toen hij
nog Koning der Nederlanden was.
Van den zotten April. De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft
heden hare werkzaamheden hervat. Onder anderen is ingekomen eene mis
sive van'Zijne Exc. den Minister voor de Marine en Koloniën, waarbij Zijne
Exc. aan de Kamei Mededeeltdat er, ter voldoening aan de verklaring, door
Zijne Exc. den qo December 1840, in de Kamer afgelegd, door de Regering
met de Nederlarrische Hahdel-Maatschappij onderhandelingen zijn aangeknoopt
geworden tot wijziging van de in 1840 met dezelve gesloten contracten, en
zulks met het doel, om, ten behoeve der schatkist, voorden jare 1842 en
vervolgens, uit de Oost-Indische hulpbronnen, meerdere gelden beschikbaar
te stellen; dat Zijne Exc. thans kennis kan geven, dat de gevorderde onder,
handelingen den getvenschten uitslag hebben opgeleverd; dat de Maatschap
pijhet oog slaande op den toestand van 's Rijks financien, getracht heeft,
aan het algemeen geopenbaard verlangen, zoo veel mogelijk te voldoen;
dat het gevolg hiervan is geweest, dat er eenige additionele artikelen zjjn
vastgesteld, ten doel hebbende: i°. om de aflossingen, bij hec kapitalisatie-
contract vastgesteld, gemakkelijker te maken en de vroeger bepaalde renten
te verminderenen z". om ook de Commissie-Ioonenbij bet consignatie
contract bepaald, te verminderen; een en ander kan nader blijken uit de
vastgestelde additionele artikelen dier contracten, welke door Zijne Exc. aan
de Kamer worden medegedeeld. Wordt besloten deze artikelen ter inzage
van de leden op de griffie neder te leggen, terwijl de mededeeling des
Ministers zal worden gedrukt en rondgedeeld.
Zijne Exc. de Minister van Binnenlandsche Zaken heeft aan de Kamer toe.
gezonden de verslagen van den staat van het hooger, middelbaar en lager
onderwijs, alsmede van het armwezen, gedurende den jare 1839.— Znllen
worden gedrukt en rondgedeeld.
Er zijn vele verzoekschriften bij de Kamer ingekomen, onder anderen
eenigedie bedenkingen inhouden over de voordrage van wet nopens het
personeel. Dezelve zijn aan de Commissie tot de verzoekschriften toe-
gezonden. 1
Daarna is de vergadering gescheiden. De afdeelingen zullen spoedig over
het ontwerp der wet, nopens het personeel, bijeenkomen.
Uit Dordrecht schrijft men van den ipden April:
Het Zatnrdag II. van Rotterdam langs de Oude Maas alhier ter reede aan.
gekomen en op heden naar Hellevoetsluis vertrokken stoomschip Hekla zal,
naar men verneemt, binnen kort eerst eene proefvaart in de Noordzee onder
nemen, daarna naar Kronstadt vertrekken, om een aldaar op last van den
Keizer van Rusland gebouwd en als geschenk voor Z. K. H. Prins Hendrik
der Nederlanden bestemd schip af te halen en naar ons vaderland te brengen,
en vervolgens, men rekent omstreeks de helft der maand Augustus, naar de
Oost-Indie stevenen. Men zal beproeven, om den overtogt naar de Indie,
alleen met kracht vin stoom te doen.
Uit Amsterdam meldt men, dat de opheffing der Koninglijke muzijkschool
aldaar, in beginsel door Zjjne Maj. is vastgesteld, met bepaling nogtans, dat