Aö 1^41.
L E Y S C 13 E
NI J
C O U R A N
MAANDAG,
'n -n;. A
'W QTVfOOV
19 APRIL
notificatie.
H E R IJ K.
feuRGEMERSTER EN WETHOUDERS DER STAD LEYDEN,
Gezien hebbende de Notificatie van Hun Edele Groot Achtb. de Heeren Gedeputeerde
Staten van uid-Hollaudin dato den iaden Februarij 11., betreffende den Herijk der
Maten en Gewigten in Zuid-Holland, en gelet op de voordragt van den Arrondissements
ijker alhier, van den iyden dezer maand;
Geven mits deze den Ingezetenen dezer Stad hunne verpligting te kennentot het doen
herijken van alle de bereids ie voren geijkte lengte- en inhoudsmaten en gewigten, be
nevens de bij de inhoudsmaten voor drooge waren behoorende strijkels, waarmede deze,
overeenkomstig art. 8 van Zijner Majs. besluit, van den aisten December 1822, Staats
blad N°. 54), moeten worden afgestreken. En worden zijlieden ten dien einde opgeroe»
pen, ter bezorging der gemelde maten en gewigten, wel schoon gemaakt en gezuiverd,
aan het lokaal van den Ijk-, in dSchoolsteegaan de Latijnsche School
Zullende daartoe, tegen dadelijke betaling, worden gevaceerd:
Voor Wijk I, op den isten April.
11, op den 2den April.
111, op den 5 en 6 April.
IV, op den 7, 8 en 14 April,
Voor Wijk V, op den 15, 16 en 19 April.
VIop den 20,22, 23 en 26 April.
VII, op den 27, 29 en 30 April.
Vlll, op den 3 en 4 Mei.
met uitzondering echter van de Goud- en Zilversmids-benevens de Apothekers- of
Medicinale gewigten, voor welker Herijking afzonderlijk zitting zal gehóuden wordeiij,
te weten: Voor de Goud- en Zilversmids gewigten, op den 6 Mei, en
Medicinale op den 7 Mei
telken dage des voormiddags van 9 tot 12, en des namiddags van 3 tot 6 uren.
En waarschuwen Burgemeester en Wethouders voornoemd, allen en een iegelijk, wien
het aangaat, met herinnering tevens aan art. 2 van Zijner Majs. besluit, in dato den
30 Maart 1827, Staatsblad N°. 13), om op bovengemelde dagen, (11a welke de Arron-
dlssements Ijker zich, overeenkomstig art. 10 der Notificatie van Hun Edel Groot Achtb.
de Heeren Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, in dato den 18 Januafij 1822, tot uit
oefening van den Herijk naar de buitengemeenten van het Arrondissement moer begeven,
en alzoo buiten de mogelijkheid is, om gereedelijk aan het verlangen der verziiimdneb
bende te voldoen) zich overeenkomstig hunne verpligting omtrent dezen Herijk stiptelijk
te gedragen, ten einde buiten bekeuring te blijven; zullende er, na den bepaalden termijn,
ingevolge dispositie van Hun Edel Groot Achtb. de Heeren Gedeputeerde Staren van Zuid-
Holland, in dato den 22 November 1831, geene verlenging van tijd of zoogenaamde nada
gen gegeven worden.
Wordende de belanghebbenden in het algemeen bij deze voorts herinnerd, aan de No
tificatie van Hun Edel Groot Achtb. de Heeren Gedeputeerde Staten van Zuid-Ilolland,
in dato den 4den Augustus 1820, volgens welke de ijicpligtigheid zich uitstrekt, tot alle
handel- en neringdoende liedenFabrikeurs en Ambachtsliedendie, in hunnen handel
of hun bedrijf, eenige maten of gewigten gebruiken, en de Apothekers of Medicijnberei-
ders in het bijzonder, aan art. 3 en 5 van Zijner Majs. besluit, van den 21 October 1819,
Staatsblad N®. 52)bepalende hunne gehoudenheid tot het bezit van een vol stel ge-
"wigtenen medeverpligting tot den jnarlijkschen Herijk van hetzelve; alsmede aan het
iConinglijk besluit van den sden Februarij 1826, N°. 153, volgens hetwelk dc, bij der-
zelver eersten Ijk gestempeldeGreingewigtenzonder die eene nadere stempeling te doen
ondegaan, jaarlijks door den Ijker moeten worden nagezien en onderzocht.
En wordt wijders door deze ter kennis van de belanghebbenden gebragt, dat tot jaar-
letter, gedurende 1841, voor den Ijk der Maten en Gewigten, bepaald is de letter W.
Aldus gedaan en gepubliceerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden, op den i8den Maart 1841.
J. G. de Mey.
Ter ordonnantie van dezelve,
v. Puttkammer*
K E U R Eé
Burgemeester en Wethouders der Stad Leyoen, brengen bij deze ter kennisse
Van elk en een iegelijk, wien zulks zoude mogen aangaan, dat door den Raad dezer
Stad, ter afwering van besmetting, welke bij het aanwezig zijn van Kinderziekte binnen
ideze Stad het gevolg zoude kunnen zijn, van het niet nakomen der bestaande bepalin
gen, bo.en en behalve dc opvolging van het bepaalde bij art. 18 van liet Komnglijk be
sluit van den 7den Septem >er 1814, N°. 6, luidende als volgt: „Het lijk van eenen a.in
j, de Kinderziekte gestorvenen zal, in dezelfde kleederen gekist en ten spoedigste, uitcr-
lijk binnen drie maal vier en twintig uren, ter aarde moeten worden besteld," de na
volgende Keur is vastgesteld:
Art. 1. Zoodra de Kinderziekte zich in eenig huisgezin openbaart, zal het hoofd van
<Jat huisgezin een papier voor het benedenraam of buiten voor de huisdeur of straat plaat
sen, waarop duidelijk met leesbare letters, ter grootte van 2 Ned. duimen, geschreven
staat: Kinderziekteten einde een ieder in staat zij zich voor den toegang va'11 dat huis
te wachten.
Art. 2. Bij aldien er meerdere huisgezinnen in één huis wonen, zal elk hoofd derzel-
ven verpligt zijn, tot de handhaving van het bij art. 1. vastgestelde, mede te werken,
en daarvoor aansprekelyk wezen.
Art. 3. In de gevallen dat, hetzij door moedwil of baldadigheidhetzii door andere
omstandigheden, de letters niet zigtbaar mogten zijn, of het'biljet voor de deur mogt
worden gemist, zijn de genoemde personen gehouden, telkens op nieuw aan het bij arti
kel i. bepaalde te voldoen, en hiermede zoo lang voort te gaan, tot dat door den Ge
nees- of Heelmeester een schriftelijk bewijs zal zijn afgegeven dat de besmetting is ge-
weken, en hetzelve ter Secretarie dezer Stad zal zijn vertoond en geviseerd.
Art. 4. Heeren Genees- en Heelmeesters zullen verpligt zijn, wanneer zich een lijder
aan die ziekte in hunne praktijk openbaart, daarvan dadelijk schriftelijk kennis re geven
ter Secretarie dezer Stad, met opgave van den naam van den patient, benevens van de
straat, Wijk en Nommer van het huis waar hij woont, en verdere aanduiding van den
aanvang der ziekte en den tyd, waarop dezelve onder behandeling is gekomen; zullende,
by herstelling of onverhoopt overlijden, eene gelijke kennisgeving ter plaatse voormeld,
moeten gedaan worden.
Art. 5. Geene kinderen in de huizen, waarin de Kinderziekte zich heeft geopenbaard,
inwonende, zullen ter schole mogen worden gezonden, zoo lang door den Genees of
Heelmeester het bovengemelde bewijs, dat de besmetting geweken is, niet zal zijn afge
geven waarvoor de oudersvoogden of opzieners dier kinderen aansprekelijk zullen zijn.
Art. 6. Niemand door de Kinderziekte aangetast, zal zich op straat mogen begeven,
zoo lang mede gemeld schriftelijk bewijsdat de Kinderziekte geweken is, 'door den Ge
nees- of Heelmeester niet zal zyn afgegeven
Art. 7. Het bewijs, dat de Kinderziekte geweken is, door den Genees- of Heelmees
ter af te geven, zal dadelyk na de afgifte ter Secretarie moeten worden vertoond en al
daar voor gezien worden geteekend, ten bewyze, dat alle voorzorgen tegen de besmet-
ting kunnen ophouden.
Art. 8. Onder Kinderziekte wordt bij deze verstaan, alle zoodanige ongesteldheden,
jvelke gewoonlijk onder die benaming gebezigd worden.
Art. 9. Het nakomen dezer Keur wordt'ook bij den lijder gevorderd, welke op de
dagteekening dezes, aan de Kinderziekte zijn liggende.
Art. 10. Alle overtredingen, by deze Keure vastgesteld, zullen worden geconstateerd
bij behoorlijk Proces-Verbaalom voor de bevoegde Regtbank te worden vervolgd en
worden gestraft met de strafbepalingenvervat in art. 4. der wet van den 6den Maart
rtrtyCStaatsblad N®, 12), en zullen de geincurreerde boeten komen ten voordeelc der
Stedelijke kas.
De handhaving dezes wordt opgedragen aan de beambten van Policie.
Ingevolge art. 70 van het Stedelijk Regerings-Reglementzal een afschrift dezer bin-
pen tweemaal 24 uren worden gezonden aan Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie.
En opdat niemand hiervan onwetendheid zoude kunnen voorwenden, zal deze worden
afgekondigd en aangeplakt, waar zulks gebruikelijk is.
Aldus gedaan en gepubliceerd by H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden op den isden April 1841.
t. G. de Mey.
My kennelijk,
v. Puttkammer.
KEURE.
Burgemeester en Wethouders der Stad leyden, in aanmerking nemende dé
noodzakelijkheid0111ter wering van ongeregeldhedeneenige bepalingen te maken op
hor riiden van Koetsen en andere Rijtuigen, zoo bij feestelijke gelegenheden als bij het
houden van Bijeenkomsten, Concerten of Voorstellingen in de Stads-Gehoorzaal op de
Breédestiaat en in de Leydsche Schouwburg, hebnen met bewilliging van den Edel Acht
baren Raad derzelver Stadgoedgevonden te bepalen, gelijk bepaald wordt bij deze:
Art. 1. Bij bet lu.uden der Bijeenkomsten enz. in de Stads-Gehoorzaalzullen, zoo
wel bij den aanvang als het 'eindigen, de Rijtuigen welke aldaar lieden bfengen of afha
len, moeten komen van de zijde van het Raadhuis, en vervolgens langs de Walsch'e
Kerk en Kantoren der Stedelijke Belastingen of verder iti eene dubbele rei staan wach
tel», terwijl bij het wegrijden de Rijtuigen, aan de binnenzijde staande, die der buiten
zijde of tweede rei zullen voorgaan; met bepaling tevens, dat het plaatsen der Rijtuigen
beginnen zal nabij den ingang der gezegde Kerkeii dat voor de Maridemakerstéeg ecrie
genoegzame ruimte blijve.
Art. 2. Bij het houden van Bijeenkomsten of het geven van Tooneelvoorsrellihgetl enz.
in den Schouwburg, zullen de Rijtuigen, zoo bij den aanvang als bij het eindigen,
alleen mogen komen van de zijde der Turfmarkt langs de Oude Vest, en vervolgens
wegrijden "naar de zijde van de Mare, zonder te mogen omkeeren. De Rijtuigen tot
afhalen van personen aldaar zullen, op behoorlijken afstand der~ingnngen tot de Schouw
burg geplaatst blijven en steeds onbelemmerd de toegang laten tot de Scheistraat.
Ai*c° 3. De Koetsiers en Voerlieden der Rijtuigen, eenmaal in de rei staande, zullert
daaruit niet mogen komen of hunne Rijtuigen en Paarden verlaten dan in bijzondere ge
vallenmet vergunning der Beambten van Policie, noch in het oprijden mogen trachten
elkander voorbij te rijden.
Art. 4. De eigenaars der Rijtuigen zyn verantwoordelijk en aansprakelijk voor hunne
bedienden, ten opzigte van de boete .welke op elke overtreding mogt worden toegepast.
Art. 5. De Beambten van Policie zijh belast met de handhaving dezer bepalingen,
zoo wel al<5 mor bet toezigt en het beleid tot bevordering eener goede ordeterwijl aan
hun de bevoegdheid wordt toegekend, 0111 zoodanige Rijtuigen welke lailger dan den
vcreischten tijd üij lfét afhalen van personen moeten vertoeven, of door het dralen hin
derlijk zijn aan uc opvolgende Rijtuigen, langs den geschiksten weg te toen verwijderen
óf achteraan plaatsen.
Art 6 He overredingen van de bepalingen dezer Keur, zullen worden geconstateerd
bij behoorlijk Procesvernaai en gestraft overeenkomstig art. 4 der Wet van 6 Maart 1818,
C Staatsblad N°. 4,) terwijl de boeten zullen komen ten voordeele der Stedelijke Kas.
Art. 7. Afschrui dezer zal worden gezonden aan de Edele Gr. Achtb. H. H. Gede
puteerde Staten van Zuid-Holland,
Aldus gedaan en epu M:ceerd bij H. H- Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyden op den 15 April 1841.
J. G. DE M y.
Mij kennelijk,
v. Puttkammer.
NEDERLANDEN.
Leyden, 18 April.
Men meldt iiit 's Gravenhage, dar Zijne Maj. de Koning tot hoofd-commies
bij het Departement va Justitie benoemd heeft den heer van Cuylemburg
tot hiertoe commies bij dat Departement.
Ten einde de uitgaven der schatkist zoo veel mogelijk te verminderen,
heeft Ztjr.e Maj. de Koning bepaald, dat de generale staf van het leger, op
den voet van vrede, zal bestaan uit een Genernal-Majior, e Coltneis, 4
Luitenant-Colonels, 4 Majoors, 4 Kapiteins van de iste klasse, 4 van de
20e en 4 van de 3de, en 10 isce Luitenants, Deze officieren zullen met den
ióuen April de fourrage genieten, welke voor de officieren van hunne rangen
bij de kavalerie is bepaald. Daarentegen worden de extra-rarions afgeschaft.
De trr.ctementen zullen respectively bedragen ƒ5500, ƒ4500, ƒ3400, ƒ3000,
2400 2000, 1600 en 1400.
Dezer dagen zijn door den Burgemeester der Residentie aan de respec.
tive heeren Commandanten der beide eerewschten van December laatstleden
gezonden de gedenkpenningen voor leder der heeren leden. Deze penningen
zijn van massief ztler, aan de eene zijde het stads wapen en relief verino-
nende én aan de keerzijde den naam van ieder der leden drageude, met bi),
voeging van: „5 December 1840." De penning'is besloten in een nét ver.
guid marokijnen foudraal en bij ieder gevoegd een op keurig verguld velijn
gedrukt begeleidend document, in hetwelk de Burgemeester de beide eere.
wachten dankt voor den betoonden ijver bij den hengelijken intogt des Ko.
nings; gevende zijn Edel Achtbare den wensch te kennen, dat dit gedenk,
teeken voor ieder hunner met den tijd in waarde moge stijgen, terwijl in
beide deze documenten andermaal de naam van ieder der heeren is vermeld,
zijnde de leden van het corps van den heer IVehink genoemd als eerewachten
van Zijne Maj. den Koning, en het corps van een heer Jhr. Rloke als eere-
wacht van Hare Maj. de Koningin.
In het Algemeen Handelsblad van heden leest men het volgende:
Wij zijn tot ons genoegen in staat gestéld te berigten, dat van dé door de
vertegenwoordiging aan de Regering toegestane emissie van nieuwe schuld
brieven door den Minister van Finantien boogstwaarscbijnlijk dit jaar geen
gebruik zal behoeven te worden gemaakr. Reeds vroeger hadden wij gé-
meld, dat die emissie in allen gevalle niet in de eerste zes maanden dezes
jaars zoude plaats hebben. T'nans kunnen wij het vroegere berigt aanvullen
door de bijvoeging, dat het aan den geest van orde en spaarzaamheid, waar
door de tegerwoordige Minister van Financien zich zoo uitmuntend onder,
scheidt, gelukt is ont de uitgifte der nieuwe schuldbrieven, ook voor de
tweede helft des jaars, welligt onnoodig te maken. De uitgifte van een
klein gedeelte der nieuwe schatkist-biljetten, tot welker emissie Zijne Exc.'
door de Staien-Generaal is gemtgrigd, zal vermoedelijk de eenige voorzie
ning van buitenge'wonen aard zijn, tot welke de Minister gedurende liet
gansche jaar 1841 zijne toevlugt zal nemen. Wij zien dus met vreugde ook
ten dezen opztgte den tegenwoordigen Minister van financiën beantwoorden
aan de hooge verwachting, welke wij steeds van Z. Exc. gekoesterd hebben.
De Arrondissements-Regtbank van Dordrecht heeft den scheeps-Kapi.
tein kV. R. Menkman veroordeeld tot twee maanden gevangenis, 25' gulden
boete en in de kosten der procedure, wegens her, op eene reis naar Oost-
Indiën, mishandelen van den scheepsjongen A. J. C. Msuquetier.
Uit die stad meldt men nog van den löden dezer:
Gisteren morgen is van de werf van de heeren B. van Ummen en Comp.
in de Lijnbaan alhier, met h.ét beste gevolg te water gelaten, het barkschip*
Atalantcgebouwd voor rekening eener reederij onder directie van de heeren
J. van lVageningen Dz. en F. van iVageningenen zullende gevoerd worden
door Kapitein P. van iVageningen.
Uit Amsterdam meldt men van den I5den dezer:
Gisteren avond ten 11 ure heeft Zijne Maj. de Koning en Z. K. H. Prins1
Alexanaer deze hoofdstad verlaten om naar 's Gravenhage terug te keeren.-
Alvorens hadden de Vorstelijke Personen nog den Franschen schouwburg be.
zocht, waar dezelven, even als in den stads schouwburg, menigvuldige bliiv
ken van de opregte genegenheid der bevolking ontvangen hebben;-