T U R K Y E. H. K. H. Prinses Sophia en HH. KK. HH. de Prinsen Alexander en Hendrik, Behalve Zijne Maj., die omstreeks middernacht de aanzienlijke vereeniging heeft verlaten, hebben Hare Maj. de Koningin en de overige leden van het Koninglijke gezin,, aan.het luisterrijke sonper, dat den aanwezigen werd aan- geboden, deel genomen, Het onderzoek'van de ontwerpen van wet nopens de onteigening ten algemeenen nutte en betrekkelijk de krankzinnigen, is in de afdeeltngen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ren einde Eeloopen, Aanstaanden Dingsdag znllen de afdeelingen aanvangen inet het onderzoek der gisteren ingekomen voordragt van wet nopens de personele belasting. Na dat onderzoek, zullen, naarmen verzekert, de werkzaamheden der Kamer gedurende eenige dagen worden geschorst. In dien tnsschentijd zal de Rege. ring zich bezig houden, met het beantwoorden der op de aanhangige ontwer pen van wet gemaakte bedenkingen en met het, zoo noodig, veranderen der voordragten. Ook de Commissie tot vervaardiging van een nieuw reglement der Kamer, zal in het begin der volgende week weder eene bijeenkomst houden. Men verneemt, dat in het gisteren aan de Tweede Kamer aangeboden ontwerp van wet, omtrent de heffing der belasting op het personeel, voor gesteld wordt, om die belasting, te rekenen van den isten Mei 1841, te re. gelen naar vier grondslagen, als: 1°. de huurwaarde; 2°. het mobilair; 30. de dienstboden; en 4°. de paarden. De hoegrootheid dezer belasting naar de huurwaarde zal zijn als volgt: In de steden en vlekken eener bevolking van 50,000 zielen en daarboven: voor eene huurwaarde van beneden f 80, vier ten 100; van f 80 tot beneden ƒ95, acht ten 100; van 95 en hooger, twaalf ten 100; in die van 36,000 tot beneden 50,000 zielen, van beneden f 60, 5 ten honderd; van 60 tot beneden ƒ65, to; van 65 en hooger 15; in die van 24,000 tot beneden 36,000 zielen, voor eene huurwaarde van beneden f50, 5 ten 100; van f50 tot beneden de 53, 10; van ƒ53 en hooger, 15; in dien van 17,000 tot be- neden 24,000 zielen; van beneden f 45, 5 ten 100; van 45 tot beneden f 48, 10; van ƒ48 en hooger, 15; in die van 12,000 tot beneden 17,000 zielen; voor eene huurwaarde van beneden f 40, 5 ten 100; van ƒ40 tot beneden ƒ43, IIvan ƒ43 en hooger, 16; in die van 8000 tot beneden de 12,000 zielen, van beneden f 35, 5 ten 100; van f 35 tot beneden ƒ38, 11; van f 38 en hooger, 16; in die van 5000 tot beneden 8000 zielen, van beneden 30, 5 ten 100; van ƒ30, beneden ƒ32, 11; van/32en hooger ƒ16; in die van 3000 tot beneden 5000 zielen: van beneden ƒ25, 6 ten 100; van 25 tot beneden 27, 11 van f 27 en hooger, 17; en in de ge. meenten ten platten lande, zoo ook in de stedéu en vlekken eener bevolking van minder dan 3000 zielen, van beneden ƒ22, 6 ten 100; van 22 tot beneden f 24, 12; en van f 24 en hooger, 18; alles behoudens eenige uit zonderingen en vrijstellingen, als, onder anderen, dier gebouwen, waarvan de jaarlijksche huurwaarde hooger is, dan: van f 67 in de steden en vlekken eener bevolking van 50,000 zielen en daarboven; van 55 van 36,000 roe beneden 50,000 zielen; van ƒ47 van 24,000 tot 36.000; van ƒ42 van 17,000 tot 24,000; van 37 van 12,000 tot 17,000; van f 32 van 8000 tot 12,000; van ƒ28 van 5000 tot 8000; van f 23 van 3000 tot 5000; en van f 20 in de gemeenten ten platten lande, zoo ook in de steden en vlekken van minder dan 3000 zielen. Onder de vrijstellingen behooren de gebouwen tot de werk zaamheden van maatschappijen van algemeen nnt; tot den eigenlijk gezegden landbouw, tot moestuinen, boomgaarden, wijngaarden, bloemtuinen en kruid tuinen van eigenlijke warmoezeniers, boom- en wijngaarders, bloemisten en kweekers van geneeskrachtige kruiden, leder voor zoo veel hem aangaat, en eindelijk tot broei-en bloemkassen van eigenlijke warmoezeniers en bloe. misten; tot stalling van runderen en schapen, of ook van paarden, wegena welke de belasting naar den 4den grondslag, isten en 2den klasse, niet is verschuldigdtot fabrijlten en trafijken en daarbij behoorende magazijnen tot werk- en bergplaatsen van en voorde ambachts-en handwerkslieden, voor zoo veel daarin geen winkel gehouden wordt of geene goederen of waren worden uitgepakt of uitgestald; tot de ontginning van kolen- en andere mij nen, of ook tot de vergraving van veen, met derzelver erven of gronden; tot eendenkooijen, tot visschenjen, tot rookergen en droogergen van vleesch en visch. De belasting naar het mobilair is verschuldigd ter zake van het mobilair ot den inboedel der belastingschuldigen. Daarin zullen echter niet begrepen zijn: gereedschappen voor den land- of akkerbouw, de veehoederij of het tuinwerk, alle levende have; rijtuigen, sleden, tuigen, zadels, bitten, hoofdstellen, beugels en stalgereedschappen van pikeurs, postmeesters, stal. houders, voerlieden en slepers; zadels, bitten, hoofdstellen, beugels en dergelijkendienende voor de paarden van geestelpen, militairen of amb. tenaren, waarvoor geene belasting op het personeel naar den 4den grondslag verschuldigd is; fabrijk- en trafijk-gereedschappenmet daarbij behoorende wagens, karren en tuigen; handwerks-gereedschappenwinkel-, kantoor- en pakhuis-gereedschappen, kasten, de doozen, kisten, toonbanken, balan. sen, gewigten, maten en dergelijken; kleeren, lijflinnen en verder lijftoebe. hooren, daaronder begrepen paarlen, edele gesteenten, juweelen, zak-holo. gien en versierselen; allerlei goud-en zilverwerk, tafel-en beddelinnens, porselein-, aarde-, glas-, verlakt-en plated- of pleetwerk, voor zoo verre die voorwerpen niet oorspronkelijk zijn bestemd of worden gebruikt tot meu bilering of versiering der vertrekken; boeken, handschriften, zee- en land. kaarten, teekeningen, prenten, schilderijen, beelden, gedenkpenningen, antiquiteiten, en andere kunstvoorwerpen en zeldzaamheden; wapens, mu. zijk-lnstrumentennatuurkundige en wetenschappelijke werktuigen, en alles wat in eenen bepaalden zin tot voortzetting van studiën of tot beoefening van kunsten en wetenschappen behoort. Aan de belasting naar den tweeden grondslag is onderworpen, al het mobilair, zich in de gebouwen en aanhoo. righeden op den duur of ook tijdelijk bevindende, en onverschillig wie daar. van eigenaar is. Bij den derden grondslag de dienstboden, zijn dezelve In drie klassen ver- deeld. Onder de vrijstellingen merkt men op: rentmeesters, ondermeesters en ondermeesteressen; jagers, in dienst van jagt-officieren huisbewaarders en huisbewaarsters; zoogenaamde minnen; vrouwelijke dienstboden beneden de 14 en boven de 65 jaren; schoonmaaksters, naaisters, stijfsters, strpsters en waschters; de eenige dienstbode in huisgezinnen, waarin zich vier of meer kinderen bevinden; enz. De vierde grondslag, paarden, Is in zes klassen verdeeld. Voorts is aan alle mannelijke personen, niet behoorende, hetzij tot den geestelijken stand, hetzij tot den|militalrenbeneden den graad van hoofd officier en die op 1 Mei van elk jaar, bij het bezitten van den vollen ouder dom van 30 jaren, ongehuwd en geene weduwenaars zijnde opgelegd eene verhooging van 25 ten ico van het geheele bedrag hunner personele belasting. In het Journal de la Hay leest men het volgende. In eenige buitenlandsche dagbladen heeft men onder de berigten uit Hol land, vermeld, dat de Minister van Financien aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal zou hebben overgelegd een staat, aanwijzende de gelden, welke sedert 1830 door Koning IVillem I, in Belgle zouden besteed zijn. Men heeft zelfs niet geaarzeld er bij te voegen, dat deze staat de namen der personen aanduidde, welke deze gelden zouden getrokken hebben, en dat het gezamenlijk bedrag derzelve, dertien millioenen zoude beloopen. Wij zijn in staat, deze daadzaken op de stelligste wijze tegen te spreken; wij kunnen uit eene goede bron, verzekeren, dat die dagbladen, die dit vermeld hebben, (om ons van het zachtste woord te bedienen) eene groote onnaauwkeurigheid hebben begaan. Wij verwachten van de goede trouw van de redaction dier dagbladen, dat zij zich thans even zoo zeer beijveren zul- len, in die dagbladen deze stellige ontkentcnis op te nemen, als zij zich ge. haast hebben die berigten te verspreiden. (Hoezeer ons dagblad het berigt, hetwelk her Journal bedoelt, niet heeft opgenomen, zoo achten wij het echter van belang aan deze tegen, spraak zoo veel mogelijk openbaarheid te geven.) Door de Regering van Rotterdam is thans aan de burgerij te kennen gegeven, dat het bezoek van Zijne Maj. op Maandag aanstaande bepaald blijfr. De stads-courant bevat nog een opgaaf omtrent de versieringen en eereboogen, welke in de stad zijn opgerigt. Uit Dordrecht schrijft mert van den 2Östen: Wij hebben het genoegen te kunnen berigten, dat de fabriek van stalen pennen, door den heer Lewy in deze stad opgerigt, de eenige in her land, thans in volle werking is. Wij zijn in de gelegenheid gesteld geweest «enige proeven daarvan te zien, en moeten betuigen dat dezelve met de beate bui. tenlandsche fabrijkaten kunnen wedijveren, terwijl zjj zich ook aanbevelen door zeer matige prijzen. De publieke aanbesteding door de Hollandsche ijzeren spoorweg-maat. schappij, tot het maken van een gedeelte aardebaan, van af het tegenwoor. dige stations-gebouw bij Haarlem, door die stad tot aan de Brouwersvaart, isaangenomen doorden heer M, L. Ploosterwonende te Vianen, voor/5i,4oo. Den 46sten heeft de Hoogleeraar J. Ackcrsdyk, te Utrecht, den post van Rector Magnificus overgedragen aan den Hoogleeraar J. C. Swyghuiten Groenewoudmet het houden eener plegtige redevoering oven den Schor Adam Smith, Men meldt uit Arnhem van den 24sten dezer het volgende: Voor weinige weken waren de vooruitzigten in deze streken, ten gevolge van het wisselvallige en strenge winter-weder, ten aanzien van het winter, koorn, kool- en raapzaad minder gunstig dan, ten gevolge van het sedert eenige dagen stand grijpende gunstige weder, voor het tegenwoordige. Hot vroeg gezaaide komt op de landen goed te voorschijn, terwijl alleen, dat wat later gezaaid is, veel door elkander opvolgenden dooi en vorst geleden heeft. Buiten verdere onvoorziene toevallen van ongunstig weder, mogen de landlieden in deze streken niet zonder grond, even als het voorgaande jaar,-een goeden oogst van de bovengenoemde artikelen verwachten. Den 34sten dezer is op het huis Pioen, (Gelderland) in den ouderdom van 75 jaren overleden de hoogwelgeboren heer J. J. Baron van Foorst tot Voorst, Generaal-Majoor, Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, lid van de Ridderschap van Gelderland, enz. Uit Nymegen meldt men het volgende: Wij meenen de aandacht onzer lezers te moeten vestigen op een middel, hetwelk wordt opgegeven als uitmuntend zjjnde tegen de longziekte van het vee, namelijk, het doen van eene zekere boeveelheid ijzererts of gewoon Ijzervijlsel in het drinkwater. Verscheidene proeven hiermede, onder anderen door den Veearts der iste klasse te Delft, genomen, hebben de gunstigste resultaten opgeleverd. Uit Groningen schrijft men, dat, daar in die provincie de Emeriti- Predikanten tot heden toe slechts een pensioen van f 250 genieten, door Zijne Maj. voor het vervolg bepaald was, dat dat pensioen 600 zal bedra. gen voor Predikanten, die 40 jaren dienst hebben; voor hen, die vroeger, wegens ziels- of ligcbaamsgebreken, hun ontslag hebben gekregen, zal het pensioen berekend worden tegen f 15 per dienstjaar. Den 25sten Maart heeft de Hoogleeraar Th, W. J. Juynboil zijne waar. digheid van Hoogleeraar in de faculteit der Bespiegelende Wijsbegeerte en Letteren aan de Groningsche Hoogeschool aanvaard met eene plegtige rede voering: de Gente Samaritana, dat is: over het Samaritaamehe volk. Het Hof van Assises voor de provincie Limburg heeft G. Clement oud 37 jaren, schuldig verklaard, aan moedwilligen doodslag den 19 Mei 1840 op A. M. Beurskent gepleegd en hem veroordeeld tot brandmerk, altijd, durenden dwangarbeid en in de kosten. Te Konstantinopel had men den 5den Maart regtstreeksche berigten uit Alexandrie van 14 Februarij ontvangen. Door dezelve weet men, dat Mehe, med-sili aan den Sultan eenen brief heeft geschreven, waarin hij wenscht dat Z. H. op eenige bepalingen van den Hatti-Scheriff aan hem gezonden, nader temgkome. Een berigt door de Allgemeint Zeitung, onder dagtee. kening van den 6den Maart uit Konstantinopel bevat hierover het volgende: Mehemed-Ali betuigt in den aan den Sultan geschreven brief zijnen dank voor de bewijzen der Keizerlijke genade, die hem door den inhoud van deti firman des Sultans gegeven zijnen Iaat dan eene reeks van nederige vertoo- gen tegen de afzonderlijke bepalingen van dat staatsstuk volgen. Vooreerst is derhalve het gevaar voor bedenkelijker botsingen geweken. Het is den ouden Pacha niet ontgaan, dat door eene beslissende daad, dooronvoorwaar. delijke verwerping van den firman, de breuk met zijnen Souverein ongenees lijk zou geworden zijn. Hier schrijft men deze voorzigtige handelwijs van Mehemed-Ali aan de in Alexandrie nog altijd magtige staatkunde van Frankrijk toe, welks Kabinet vooruitzag, dat de voorwaarden, die de Porte aan den Pacha zou voorschrijven, te hard zouden uitvallen; men meende denzelve daarom gedweeheid te moeten aauraden, vermits men de van de Porte ver. wachte handelwijs als een nieuwen valstrik beschouwde, die door toedoen van Groot-Britannie aan den onder-Koning gelegd zou worden. Of deze veronderstelling gegrond wasis moeijelijk te beslissenmaar zonderling ge. noeg, is alles juist zoo geschied, als men in Frankrijk gevreesd had. In de conferentie van 4 Februarij stemde Lord Ponsonby op alle punten voor de meest gestrenge maatregelen, en uit den daarop gevolgden firman des Sultans is gebleken, dat zijn gevoelen boven het meer gematigde der overige Gezan ten de bovenhand behouden had. Maar de zaken hebben een anderen loop genomen, dan Lord Ponsonby verwacht had. Mehemed-Ali eischt niet, maar verzoekt, en zijne verzoeken zullen bij de groote EuropescheMogendheden voorzeker een krachtigen steun vinden. Aan Groot-Britannie blijft niets anders over, dan zoo te handelen, als het te Londen en niet zoo als het te Konstantinopel sprak, en zich naauwkeurig binnen de palen te houden, die de nota van 30 Januarij vooral ten aanzien der erfopvolging voorschrijft. Het grootste gedeelte der Turksehe vloot was den isten Maart in der Darda nellen binnen geloopen. PORTUGAL. Lissabon den 15 Maart. Er heeft weder eene verandering in het Mi< nisterie plaats gehad en er zijn nog onderscheiden veranderingen aanstaanden- De heer Miranda is van het departement der geldmiddelen tot dat van de zee-zaken overgegaan, en wordt opgevolgd door Baron Tojaldie drie jaren' geleden denzelfden post bekleed heeft. De reden van deze verandering is zegt mende onbekwaamheid van den heer Miranda voor de financien. Men*' legt hem, onder anderen te last, dat hij onlangs de wissels, van Londen getrokken voor de vorderingen der Britsche onderdanen, tegen den koers van 51 f, in Engeland willekeurig zoo bepaald, in plaats van tegen den- werkelijke koers van 53} betaald heeit; waardoor de schatkist noodeloos met 4pCt. van 160 contos, dat is met 1700 st., te veel bezwaard is ge. worden. Het bestuuur van Baron Tojal zal, naar men verwacht, ook korc: van duur zijn. Hij heeft zich in zijn vorig bestuur den haat van velen op den hals gehaald, door eenmaal zich zeiven, vóór alle andere crediteuren van den Staat, het eerst te betalen; waarbij niet in aanmerking genomen wordt, dat hij het geld drie dagen te voren uit zijne eigene kas voorgescho. ten had, om de troepen, die op het punt waren van in opstand te komen, te voldoen. De post van Minister van Buitenlandsche Zaken is aan Baron Moncorvo, thans Ambassadeur te Londen, aangeboden; doch zal, naar men veronderstelt, door dien heer niet aangenomen worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 2