A°. 1841.
LEYDSCHE
maandag,
kennisgeving.
notificatie.
burgemeester en wethouders der stad r
Gezien hebbende de Notificatie van Hun Edele Groot Achrh I 5 ~r. j
Staten van Zuid-Holland, in dato den iaden Februarii 11 h», n- j"6? Gedeputeerde
Maten en Gewigten i„ Zuid-Holland, en gele? op d«voordragtZn^V6" ?er«k der
Ijker alhier, van den i^den dezer maand - voordragt van den Arrondissements-
C O
nederlanden.
leyden, 21 Maart.
32 maart.
Twaie zuü"£ Militie-Raadader het Kante» Leyden, N° ,c
Burgemeester en Wethouders der stad letofk ,(„m u;: a.,. i.
de Lotelingen dezer Stad, behoorende tot de ligtin» van hVlaar iR i Hnr a t!
Zitting fan den Militie-Raad voor deze Stad zal plïats hebben op In Raadhui Z"i°
op Donderdag, Krijaag en Zaturdag, den 05sten, Zten en l7lXr,aZtaaZe'
des morgens ten 10 ure; met vermaning, otn od die danen en ../en """""""de,
Raad te verschijnenten einde hunne vrijstelling op hunne ingediende Kclanms"86^ ^11
gen» personele ongeschiktheid, ,e vernemen; terwijl zij, by febrdfe hier™,
het dat het biljet tot oproeping van ieder derzelvp in hir J? ,'*lcl va 1La.ware
hen mogt zijn'bezorgdi„P £volge"arT Ce wn^ ^nX ri l^o'tn™
Senre0d«Tgn?eerd£rhande hebbe"- voor Sen
ALrydntioVdc„R?5Udb'rMSda;tb,i,H- H' VVethouders der Stad
J. G. de M«r.
Ter ordonnantie van dezelve,
v. puttkammer.
H E R IJ K.
l,e^??^fln?i?;S^e^deSdI?Z;e te kennen, tot het doen
mvens de bij de inhoudsmaten voor drooae waren behor?r??d? cn SewlSten, be-
overeenkomstig art. 8 van Zijner Mais blsluir In 5™ st«Jkels. waarmede deze,
Had N". 54) moeten worde?' '."gSeï^ Sn^dfen'eL2» fW
pen, ter bezorging der gemelde maten en gewigten wel srhnnn opgeroe.
aan het lokaal van den Ijk, in-de Schoolsteeg aan de 7^/°°? *JTa?C C" 6ezu,vcrd»
Zullende daartoe tegeil d'adeljjke beting JwortenM°°'-
w«erd.en
ulr' °Pden 2°'22* *3 e» April.
- - VI N °LdT 2?i 29 6n 3? Apnl-
Mcdicinal^gew^gten?'1 voo^wente^Herijk^ng^afzondcrfiik' f™/'
.e weten: Voo/da Goud-^^ worden,
telken dage des voormiddags van 9 tot ie. en des namiddL. ünz
En waarschuwen Burgemeester en Wethouders vnnmnpm/ oii Hren*..
het aangaat, met herinnering tevens aan art. 2 van Zijner'Mais" besluit Wjen
30 Maart 1827, (Staatsblad N°. ro") om nn hnvpnnomiij j J besluit, in dato den
dlssements-Ijker zich, overeenkomst^ art 10 Her isinïï;genCl,a welke de Arron-
zie Heeren Gedeputeerde Stat'nvan Zuid HolbnH a a° va» ?u" edel Groot Achtb.
oefening van den Herijk n?ar de buife?,ge "ee ?dv n h« j£»J J™1""® 1822
en alzoo buiten de mogelijkheid is, om gereedeliik lï. m°eC bFgcve"<
hende te voldoen), zich overeenkomstig lninne vüniï.?w« verlangen der verzuimdheb-
te gedragen, ten linde buiten bekeu7?n^te WKven Piul df H"Ük Stiptel-Ïk
ingevolge dispositie van Hun Edel Groot Achtbde H?ere„ red/n^A bepaald<!n tern,i-i".
Holland, in dato den 22 November 831 f rmtc verleSe vm, ??rLSIe" va.n Zuid'
gen gegeven worden. zoogenaamde nada*
Wordende de Hc-laivc1--»-'- -
tiftcatie van Hun Edel Groot Achtb. de Heeren Gedeputeerae «in
in dato den 4de» Augustus 1820, volgens welke de ijkpligtigheid z
handel- en neringdoende lieden, Fabrikeurs en Ambachtslieden, die, m nunncn nanaei
-s-::r n 0f gewigten gebruiken en de Apothekers of Medicijnberei-
rr. o pn c van 7.iinpr hefiltür. vnn den o.i Oeroher iRrn.
Voor Wjjk I, op den isten April.
II, op den zden April.
Ill, op den 5 en 6 April.
IVop den 7, 8 en 14 April.
tificatie van Hun Edel Groot Achtb. de Heeren Gedeputeerae au.-.i
:n dat0 den 4den Augustus i8zo, volgens welke de ijkpligtigheid zich uitstrekt, tot alle
handel- en neringdoende lieden, Fabrikeurs en Ambachtslieden, die, in hunnen handel
of hun bedrjjf, eenige maten of gewigten gebruikenen de Apothekers of Medicijnberei-
ders in het bijzonder, aan art. 3 en 5 van ZijnerMajs. besluit, van den zt October 1819,
f Staatsblad nv 52)bepalende hunne gehoudenheid tot het bezit van een yol stel ge-
wieten en mede'verpligting tot den jaarlijkschen Herijk van hetzelvealsmede aan het
Koninklijk besluit van den sden Fehruarij 1826, nv 153, volgens hetwelk de, bij der
zelver°eersten I|kgestempelde. Greingewigtenzonder die eene nadere stempeling te doen
onderaanjaarlijks door den I|ker moeten worden nagezien en onderzocht.
En wordt wijders door deze ter kennis van de belanghebbenden gebragt, dat tot jaar-
letter gedurende 1841voor den I|k der Maten en Gewigten, bepaald is de letter W.
Aldus gedaan en gepubliceerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad
Leyaen, op den i8den Maart 1841.
3 J. G. de Met,
Ter ordonnantie van dezelve
v, puttkammer,
Wij vernemen, dat in de maand Mei aanstiande het tienjarig bestaan van
het Mozijltgezelscbap Sempre Crescendo, door H. H. Studenten op eene luis-
terrBke wijie alhier in de Luthersche Kerk zal gevierd worden.
Men meldt uit *8 Gravenhage van den ipden dezer, dat in de zitting
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van dien dag, is ontvangen het
Koninglijk besluit van den ipden dezer, houdende nadere regeling der betrek
kingen tusschen de hoofden der departementen van algemeen bestuur en de
beide Kamers der Staten-Generaal. Op voorstel van den President, is dat
besluit voor kennisgeving aangenomen.
Zijne Exc. de Minister van Binnenlandsche Zaken verklaart, na de voorle-
ling van dat besluit, in staat te zijn het extract te kunnen overleggen van
de notulen der vergadering van de Provinciale Staten van Noord-Holland,
die inhouden het getal der aanwezige leden en de werkzaamheid, waartoe
de vergadering is overgegaan. Daaruit blijkt, dat de beide Afgevaardigden
van Noord-Holland, met voltlreite meerderheid van stemmen, zijn gekozen.
Hieruit blijkt alzoo niet, hetgeen eigenlijk de bedoeling der Kamer was, met
hoe veel stemmen de beide heeren gekozen zijn, en of de Gouverneur mede.
gesiemd heeft. In de verslagen van de provinciale vergaderingen van enkele
cewesten komen meer deze bijzonderheden voor; in die der meeate niet.
Ter voldoening aan het verlangen der Kamer heeft de Gouverneur van Noord-
Holland, op Zijner Exc. aanzoek, een rapport aan denzelven toegezonden,
waaruit blijkt, dat er in de vergadering der Staten dier provincie, met die
des Gouverneurs, 69 stemmen uitgebragt zijn; dat na twee, tot geen uitslag
geleid hebbende «lemmingen, bij de derde stemming, de heer Enschedé tot
lid van de Tweede Kamer benoemd is, en wel met 46 tegen 23 stemmen,
■welke laatste op den heer van Loon gevallen zijn; dat vervolgens, weder
na twee mislukte stemmingen, de heer Bleyswyk tot Afgevaardigde is ver
kozen en wel met 43 tegen 24 stemmen, welke laatste zich op den heer
Crommelin vereenigd hebben; terwijl er twee blanco-briefjes in de bus ge.
vonden werden; en dat derhalve bij de eerste verkiezing, de Gouverneur
aan dezelve heeft deel genomeü, maar dat het bij de tweede verkiezing on
zeker is, daar het onbekend Is, van wie de twee blanco-briefjes afkomstig
waren. Het komt Zijne Exc. voor, dat de Kamer, na de ontvangene inlich
tingen, zou kunnen overgaan tot het in handen der Commissie stellen van
de geloofsbrieven en van deze inlichtingenten einde daarop der Kamer te
dienen van advijs. Zijne Exc. was voorts bereid, meerdere inlichtingen te
geven, als de kamer dezelve moge verlangen.
Op voorstel van den President wordt besloten deze stukken in handen der
Commissie van onderzoek der geloofsbrieven te stellen, die zich thans met
de volbrenging van hare taak zou kunnen bezig.houden.
Na een kort verwijl gedurende hetwelk de Commissie de zaal verlaten
had, verzoekt de heer de Jonge, namens dezelve, om het uitbrengen van het
rapport tot op morgen uit te stellen. Aangenomen.
Een aantal ingekomen reqnaesten worden in handen der daartoe bestaande
Commissie gesteld. Dezelve hebben betrekking tot het aanhangige ontwerp
van wet, nopens het tarief, en voorts tot de bestaande wetten, nopens de
accqnsen op den turf, het gemaal en het patentregt P
De Commissie rot de petitien doet, bij monde van de heeren van Hoorn
von Burgh, van Panhuys en Keer ens, verslag op een groot aantal in hare
handen gestelde stukken, die voor het grootste gedeelte betrekking hebben
tot de aanhangige voordragt van wet, nopens het tarief. Sommigen verlan'
gen de intrekking of verwerping dier voordragt; anderen wenschen dezelve
gewijzigd te zien; deze keuren derzeiver bepalingen goed; genen verianeen
nog meerdere veranderingen in het tarief. Deze reqnaesten zijn, onder an.
deren, van handelaren in manufacturen te Amsterdam; van grossiers in m:
nufacturen te Rotterdam; van de Kamer van Koophandel en Fabriiken té
Leyden; van labrijkaaten in linnen- en katoenen stoffen te Helmond die
over de kwijning hunner fabrijken klagen, waardoor een groot aantal hunner
arbeiders geen werk hebben, hetgeen zij aan de bestaande lage regten toe
schrijven; van een fabrijkant van schnur-papier te Delft; van glas-fabriikan"
ten; van fabnjkanten van beenzwart te Amsterdam, Utrecht en in Gronineen
van suiker-fabrijkanten te Rotterdam; enz. Bij het requaest van de been
zwart-fabrijkanten te Amsterdam, is-eene vetklaring van 28 suiker-raffinadenr»
gevoegd, die zich met het door hen ingediende requaest vereenigen
Verveeners in Zuid-Holland, Vriesland en Groningen hebben op de'afschaf
fing van den accijns op den turf of wel op de wijziging der wet op dat mid"
del, aangedrongen. r
Korenmolenaars ten platte lande in Gelderland en Utrecht brengen klaeten
in over denaccijnsop het gemaal, bijzonder wat de wijze van inning van dat
middel angaat. Zij uiten den wensch, dat die accijns ten platten lande bii
admodiatie moge worden geheven.
Alle deze requaesten zullen ter griffie nedergelegd en de deswege gedane
verslagen, voor het meerendeel, gedrukt worden.
Daarna is de vergadering tot morgen ten ia ure gescheiden.
Men verneemt dat, bij het onderzoek van het ontwerp van wet be
trekkelijk de regterlijke organisatie in Zuid-HollandNoord-Holland en in
Limburg, in de aldeelingen der Tweede Kamer door verschillende leden ge
vraagd is, of niet van deze gelegenheid konde en behoorde gebruik gemaakt
te worden, om de inrigtlng onzer regterlijke magt, in het wel begrepen
belang eener goede regtsbedeeling en in dat der ongelukkige gesteldheid van
3 laftAC (TP !rl IT! irMal an ra nuraauuAn/j;.,/.- TV/TC -:±.. si
's lands geldmiddelen, te vereenvoudigen. Men gaf zijn leedwezen te kennen
in'dien géést' minfMteWe
van een hof aanspraak kan maken, aan de provinciën van Zuid-Holland,
Noord-Holland en Limburg niet mag geweigerd worden hetgene aan het
minst bevolkte gewest is gegeven; doch men bleef de juistheid der bedoelde
opvatting en uitlegging van art. 180 bestrijden, en moet der Regering, op
de ernstigste wijze, een onderwerp ter overweging aanbevelen, hetwelk met
de allernoodzakelijke inrigting eener min kostbare staatshuishouding in het
naauwste verband staat.
Ook moet men, onder anderen, hebben voorgesteld, om, bq eene wette.
Hike bepaling, het getal der substituut-griffiers, bij al de provinciale geregts-
hoven met uitzondering van die in Zuid-Holland en in Noord—Holland in
veval van vacature, tot één substituut-griffier veor elk hof terug te brengen;
om ook ten gevolge van de vermeerdering van werkzaamheden bij den
Honeen Raad, door de toevoeging det provincie Limburg, het getal leden
van dat collegie met twee te vermeerderen; om tweede suostituut-griffiers bij
die reztbanken aan te stellen, waar zulks blijken mogt noodig te wezen, enz.
Men lieefc aan Zijne Exc. den Minister van Justitie in overweging gegeven,
dat het wenschelijk zou zijn, om bij deze gelegenheid al datgene aan te
vullen hetwelk de ondervinding reeds geleerd heeft, dat aan de organieke
wet ontbreekt. Ook heeft men het wenschelijk geoordeeld, om aan de
arresten van den Hoogen Raad in sommige gevallen de kracht van legale
?n erpretatie der wet te verleenen. Dit zelfde heeft in Frankrijk plaats, en
het eene daar, met betrekking tbt het hof van cassatie is bepaald, zou wel.
ligt met geringe wijzigingen ook hier ingevoerd kunnen wotden.
Men heeft de aandacht der Regering gevestigd op den dadelqken strijd,
die er bestaat tusschen de art. <SS en 70 van de wet op de regterlijke organt.
saHe en art. 2<S6 van het wetboek van strafvordering. Volgens het eerst,
eemelde artikel moet in dezelfde zaak door vijf, volgens het laatstgenoemde
artikel door zes raadsheeren worden gevonnisd.
De Staats-Courant van denipden bevac het volgend Koninglijk beslmcs
W11 WILLEM II, enz.
In aanmerking nemende, dat er zich gevallen knnnen voordoen, waarin
het voor de beide Kamers der Staten-Generaal, bij het toepassen van art. 96
der Grondwet, van belang zoude wezen de inlichtingen te erlangen, welke
v?or het onderzoek van de geloofsbrieven der nieuw inkomende leden mog.
ten eeoordeeld worden noodzakelijk te zijn;
nf? echter het bepaalde bij 2 van het Koninglijk besluit van den 8sten
Innii i«on N° i de hoofden der departementen van algemeen bestuur ver
hindertom aanvragenwelke van de zijde der Kamers totdat einde mogten
geschieden, aan te nemen en te beantwoorden;
Dat voorts diezelfde bepaling gemelde hoofden der departementen belet,
om aan te nemen de verzoekschriften, welke de Kamers der Staten-Generaal
zouden wenschen bij de Regering bekend te stellen, en met dat oogmerk
•sn eenig departement van algemeen bestuur te renvoqeren; zulks, niette,
genstaande zoodanig eenvoudig renvooi niet kan geacht worden eenige inbreuk
fe maken op de belrekking, welke tusschen de Kamers der Staten-Generaal
en de departementen van algemeen bestuur grondwettig bestaat;
Hebben goedgevonden en verstaan, met wijziging in zoo verre van het
bepaalde bij 2 van het Koninglijk besluit van den SstenJunij 1820,N®. 1
en onverminderd de bevoegdheid bij art. 93 der grondwet aan de hoofden
der departementen van algemeen bestuur toegekendhen aan te .ehrqven es
te gelasten;